GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEBREK AAN KENNIS.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEBREK AAN KENNIS.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Tot de verscMjnseten, die zich heden ten dage o-iïi onze kerken voiordoen, behoort'ook dit: dat •i^^'fe kennis der waarheid er niet oip voor uitgaat.

De „Reformatie" heeft dit verschijnsel voorzeker niet voorbijgezien. Ik herinner sledhts aan de artikelenx-eeks „De critiek der oiudeïen", waarin Dr Dijk ook deze woorden neerschreef: .... „en • eindelijk is de verflauwing en verzwakking ook te daaken aan gebrek aan degelijkp kennis. Op dit laatste wil ik niet nadruk wijzfen. Dit is een verschijrasel, dat verontrusten moet, en des temeer ojmdat het gepaard gaat met een zekere minadhting voor dogmatische en pïincipiëele scholing. Velen huiveren reeds als ze het woord dogma hooren en vrorden angstig, wanneer ge van leerstelligheid spreektj en tegenover een onmiskenbaar inteUeotualistische strooming van vroeger staat nu een geest, diie de leer minderAvaardig acht. En nu is dit zoo opmerkelijk, dat bij menigeen, die uit de hoogte verklaart, dat hij van het dogma niets hebben moet, omdat hij de inystiek begeert, er zóó weinig besef van. dogmatische kennis aanwezig is, dat hij beter deed, eerst eens te gaan onderzoeken, wat we onder leer en belijdenis te verstaan hebben. Dit gebrek oefent schadelijken invloed. Het werkt de verslapping in de hand..i. Tegen dat gebrek aan kennis en dat gemis aan belijndheid moet de strijd worden aangebonden".

Al is dus ; in dit blad oipi het genoemde verschijnsel reeds gewezen, het komt mij' toolh niet overbodig voor, dat er nog eens 'afzonderlijk de aandacht oip gevestigd woidt. Er tooet, njet hel minst onder de jongere generatie, meer kennis der waarheid komen.

Laat ik, om misvatting van mijn bedoeling te vooTkoan-en, op den voorgrond stellen, dat ik geenszins de gedachte koester, als zou een verstandelijk kennen en toestemmen der waarheid genoegzaam . zijn tot zaligheid. Het historisch geloof kan ons niet behoiuden. Maar het echte geloof, het geloof dat zalig maakt, is toich niet zonder kennis; het „bevat zoiowel kennis als vertrouwen in zich. Een - il^pènnis, die prinoipiëel onderscheiden is van de 'V^^Jennis der waa.rheid in het historisch geloof, 't Is - *^iÊen kennis, waarmee ge het Evangelie voor waar-•''achtig houdt, omdat God het geopenbaard heeft.' O'p grond alzoo van het gezag Gods en waarmede ge dat Evangelie opvat als tot U persoonlijk gesproken, het aanneemt als een boodschap van genade door God, tot U persoonlijk gezonden, 't Is een kennis, waar het vertroawen op Christus onlosmakelijk mede verbonden is, en • die ge niet door het hooren en lezen en onderzoeken van Gods Woord alleen verkrijgen kunt, maar waartoe d© werking des Heiligen Geestes noodig is. Maar al draagt de kennis des geloofs een bijzonder karakter, al is ze niet maar een theoiretische kennis, al neemt ze^ niet alleen het verstand, maar ookj^rTjgïïfet haït in beslage het geloof is tóch en wel aller-; '; --'"^^'? %èrst een kennen. Menigeen niaakt tusschen geloof en kennis scheiding, stelt beide tegenover elklaax en beweert: 'we htebben tOidli niet de kennis. maar het geloof noodig. Doch deze scheiding is ten eenenmale onjuist. Kennis is een bestanddeel van het zaligmakend geloof.

Nog een tweede misverstand worde terstond afgesneden. Al is kennis der waarheid noodig tot zalighead, juist otodat het geloof ter zaligheid noodig is, dat wü niet zeggen, dat een mensch niel inbet. Koninkrijk der hemelen kan ingaan, - als hij niet al de waarheid kent, die de Heilige Schrift ons leert. "Voor de zaligheid is noodig de kennis van 'tclentru|ni! de'r waarheid: dat Jezus Christus in de wereld is gekbmen oim: zondaren z'alig te maken. Zelfs is het. mogelijk, dat iemand wel de kennis heeft van hetgeen de Heilige Schrift inhoiudl, maar dat hij verschillende deelen van de leer der Schrift verwerpt of inisverstaat, en dait Mji toch het eeuwige leven beërft. Ter .zaligheid is nog nooit iets anders of iets meer noodig geweest dan het geloof' des harten in Jezus Christus. Maar al is dit zoo, daaruit volgt niet, dat we ons in ons geloof nu maar jnet een minimum van kennis tevreden moeten stellen. 'In den Heidelbergschen Catechismus wordt in de beschïijiviing van het geioof gezegd, dat het in de eerste plaats, is „een stellig wieten of kennen, waardoor ik alles voor waarachtig houd, dat ons God in Zijn 'Woord geopenbaard heeft". Alles. De kennis des geloofs, moet het geheel der geopenbaarde waarheid tot vooiwerp hebben. Hier wordt door den Catechismus het geloof geteekend zooals het behoort te zijn, - zooals het is wanneer bet tot zijn vollen wasdom is gekomen. Het geloof in zijn volgroeide gestalte is een k'ennen, miet de zooeven aangeduide bizondere soort van kennis, van geheel de openbaring Gods. En daai-wij naar den vollen wasdom' van het geloof moeten streven, is het onze roeping, dat wij trachten de gansche waarheid Gods te leeren kennen.

Wij Ihebben altoos te bedenken, dat de waarheid de waarheid Goids is, dat God zie ons heeft geopenbaard. En als God tot ons spreekt, dan betaamt hte(t o|ns te luisteren. 'Dan moiefce-n wij, evenals Samuel zeggen: „Spreek, Heere, want Uw knecht hoort". Dan' behOoren wij hetgeen God ons bekendmaakt, in ons op te nemen. Dan mogen wij Gods openbaring niet gehfeel of gedeeltelijk' laten liggen, ma, ar dan moeten wij' die ophef Een en haar doen ingaan in ons hoofd en ons .hart. Dan is het onze roeping, de woorden, die Hiji spreekt, geloovig en gehoorzaam te aanvaarden. Dat wordt door den _eerbied, dien wij Gode verschuldigd zijn, geëischt. Als God wil, dat wij dat alles k'ennen zullen, dan moeten wij niet - wijzer willen zijn dan God en niet, zjij-het al niet met woorden, dan toch met otaizie daden, tolt Hem zeggen': -wij; achten bet niet noodig, dat Gij' ons dat openbaart. Al is het mogelijk, met weinig kennis der waarheid, ja met verschillende dwalingen in het hoofd, toch toet het hart een christen (te zijn, God wil, dat wiji ziiTk'e christenen zijn, die de waarheid weten en die ware en zuivere gedachten hebben omtrent de dingen Gods.

En wanneer we zUlké christenen begeeren te zijn, wanneer weiiovereenkomstig Gods wil de kennis Zijner waarheid nastreven, dan zullen we ïn ons persoonlijk' leven daarvan ook de kostelijke vruchten plukken. Maar gebrek aan kennis der waarheid oefent een schadelijken invloed op ons uit. Hel kan nooit anders dan een scftiadelijkie uitwerking hebben, als mien zich jn eigenwijsheid en eigenzinnigheid stelt tegenover God en de kennis van hetgeen Hij noodig geoordeeld heeft te openbaren als van geen of weinig belang durft te bescihonwen. Zon niet van veel onhelderheid, en onvastheid, van veel do'nkieirheid en wankelmioedigheid in het geloofsleven de oorzaak in onkunde gelegen zijn? Zou niet het onvei'zfekerd, - vTeugdeloos en ongietroost voortleven van mienig christen in verband staan hi'ermede, dat hij slechts een enkelen straal heeft opgevangen van hiet licht der waaiiiieid, door God ontstoken ? Is het nog niet altoos waar, dat onkunde doet 'dwalen, en heeft het gebrdk' aan kennis niet ten gevolge-, dat menigeen, vooral in-deze verwarrende tijden, door allerlei wind van leer meegevoerd woirdt, het spoor bijster raakt en al verder afzwerft? Al brengt goed weten niet altoos goed doen mede-, is toch van de vermindering der kennis van Gods Woord niet een ongunstige invloed op de levenspraotijfc te dtichiten? En, , al k!o|mt hbt door Gods genade zóóver met ons niet, wordt door hél gebrek aan kennis van de groote werken Gods ons leven niet verarmd en vervlakt? En om niel meer te noemen, hoe zal de christen, die de roeping hie'eft, van Chi'istus te getuigen, een strijder te zijn voor Gods Koninkrijk, de waarheid en de gerechtigheid te verdedigen en bekend te maileen in deze wereld, waarin leugen en ongerechtigheid zulk een macht ontwikkelen, deze roeping kunnen vervullen, als hij' zelf slechts zulk ee< n geringe en oppervlakkige kennis heeft van de openbaring Gods?

Niet allee-n echter is gebrek .aan kennis der waarheid voor oais persoonlijk' leven sdhadelijk, het is ook' voor ons kerkelijik leven bedenkelijk.

Voor het Gerefortoleerd k'arakiter onzer kler'ke'ii. Onze kerken zijn Gerefornleerde kéïken, zij' - hfebbea de Gerefo^nieerde belijdenis - ien erkennen-die als de meest ziuivere opvatting en uitdrukking der door God geopenbaarde waarheid. Moet nu nj'et .deze belijdenis de belijdenis zij'n van elk' lid persoonlijk, de uitdrukking van zijn persoonlijk geloof? Walmeer er langzamerhand een breede zO'Oni ontstaat van kerkleden, die weinig of n'iets van de Gereformeerde Avaarheid weten, b'eteek'ent het dan in de werkelijkheid wel veel, of onze kerken al den naam van Gereformeerd dragen en de Gereformeerde belijdenisschriften niel prijsgeven? Een Gereformeerde fcerk moet bestaan, zeker, uit geloo'vige'U, maar: uit Gereiormeerde geloovigen.

Ook staat te vreezen, - dat het verminderen van de 'kemiis der waarheid op de prediking in onze kerken invloed zal gaan oefenen. Zijn er thans niet reeds velen, die ee'n m'ser of minder sterken afkeer hebben van een prediking, die op het Gereformeerde dogma ingaat of aan de uitlegging 'der Schiift een belangrijke plaats inruimt? Een a& eer, die 'naar mijn O'vertuiging bij niet weinigen ook hi-eruit voorkomt, dat zij te onkundig zijn om zulk een prediking genotegzaam te kunnen volgen. En als deze onkunde breeder om' , zich grijp't, moet dan niet het .gevolg zijn, dat in de prediking het exegetische en dogmatische hoe langer lio-fc nie'er verdund wordt? Dat de predikers alto'ós weer het fundament der eerste beginselen mopten leggen? Dat de prediking het Gereformeerd karakter kl meer verliest en het O'nderscheid tusschen Gereformeerde en algemeen-christelijke prediking - langzamerhand inkrimpt ?

En eindelijk mOet gewezenVorden op het gevaar, dat het gebrek aan kennis onze kerken in ledental zal verzwaikken. Men zal gemakkelijker, vop'ral wanneer de liefde in 't spel komt, tot de Hervormde kerk overgaan. En niet het minst zal het sectewezen aan onzie kerken afbreuk doen. Wie weinig i'uzicht heeft in de waarheid, valt zooi lichl aan de in onzen tijd - zoo ijverige propaganda der secien ter prooi. 'i^^^<

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1921

De Reformatie | 4 Pagina's

GEBREK AAN KENNIS.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1921

De Reformatie | 4 Pagina's