GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sadhoe Soendar Singh.

In deze Pers-schouw, die tegelijk als Kroniek dienst doet, mag natuurlijk over een man als Soendar Sihgh, die zooveel van zich spreken doet, niet gezwegen.

Het meest vooï ons doel geschikte verslag vonden we in de „N. R. Ct." over zijn optreden te Rotterdam.

De Groote Kerk was bij het strijkende licht van den aons-onderganjg als altijd wonderschoon. De verdienste der restauratie die haar een „spheer" heeft weten te hergeven, kwam ook thans weer bijizionder luit. Te moeten wachten in die gewijde omgeving, met Hendrik de Vries aan het klankrijke : orgel was üw verslaggever een verheffende voorbereiding.

Straks zou voor deze steeds-nader-aanschuivende menigte de „sadhoe" spreken. Sa-dhoe is een titel, die eenvoudig in het algemeen een „godsdienstig man" aanduidt. In voor-Indië wordt gulk een „sannyasi" of „fakir" ook met eeretitels als „Mahatma", d.'i. (groo'te meester) of „Maharaya" (groote geest) aangeduid, maar Soendar Singh versmaadt die eerenamen en volstaat met het eenvoudige praedicaat „sadhu". Zoo-iemand mag geen eigendom bezitten. Zijn gele gewaad, zijn ééne deken en nu, bij dezen christen-heiüge, aijn bijbel, zijn zijn eenige bezittingen. Een sadhü leeft op de goedheid der wisselende gastheeren, die hem met diep ontzag behandelen, vaak gemengd met bijgeloovigen eerbied voor izijn mystieke kracht. Soendar Singh heeft geen geloften afgelegd. Dat hij ongehuwd is en een sobere leefwijze volgt is, naar hij zegt, onafhankelijk van elke bindende gelofte, hij wil slechts „Christus dienen". Men izöu ., van dien rijizigen, mannelijken Hindoe niet .zeggen, dat hij' met September nog drie en dertig jaar moet worden; maar toch, als men izijn levensgeschiedenis bedenkt verwondert het ook weer niet. Tot zijn 16e jaar was deze Sikh, die üit welgestelde-en geletterde kringen geboortig is, een beslist verachter en hater van het Christendom. Hij verscheurde het Nieuwe Testament, toen hij er enkele dingen van gelezen had. Hij kon niet begrijpen, dat een „die gestorven was" zóó veel voor de menschheid , zou kunnen zijn. Maar toch ook, hij iziocht en aocht in de Hindoesche boeken en de B'uddhistische-wijsbegeerte naar bevrediging, maar hij vond wel een leer die een hemel beloofde aan de goeden, doch nooit een mogelijkheid voor slechte menschen. Toen kwam in aijn zielestrijd de groote gebeurtenis van zijn leven: hg ontmoette in vertwijfelend gebed Christus. Eerst meende hij met een lichtende openbaring van Buddha of Kriskaa te doen te hebben, maar hij herkende den Christus aan izijn woord: „Ik stierf voor U, waarom haat gij mij? " Sindsdien brak de tweede periode van zijn leven aan, waarin hij .zich wendde tot Jezus en in Z; gn dienst een Sadhoe werd. In 1911 volgde het nieuwe wendingspunt in .zijn leven. Hij meende toen evenals .zijn Heer veertig dagen te moeten vasten. Vele, vele dagen hield hij het vol, totdat hij onmachtig werd die steen te vertillen, die het getal van dien dag jnoest aangeven. Toen wij gelegenheid hadden den Sadhoe naar deze ervaring te vragen izeide hij: , „vO'O'r mij was zij noodig, dat weet ik heel izeker. Voor anderen zal üet weer anders' zijn. De hoofdzaak is gehoorzaamheid aan de leiding van God". Van to.en af tot 1918 toe volgden de jaren van gevaarlijke reizen in Tibet, met de wonderbaarhjkste avonturen der nitreddingen. Sinds begin 1918 heeft hij gereisd en gepredikt in Burma, China, Japan, Enropa, Amerika, Australië en vooral telkens weer in Tibet, waarheen hij ook thans zoo spoedig m.ogelijk begeert te komen.

Baron Van Boetzelaer, de ex-zendiiiigsconsul, leidde hem in, na Ps. 118:3 en 7 opgegeven te hebben. Het geld der plaatsbespreking en de collecte aan den 'uitgang is, , zegt spr., bestemd vo'or de zending, na , bestrijding der geringe onkosten, daar een Sadhoe nooit geld vraagt. Dr Callenbach, hervormd predikant alhier, die Soehdar Singh uitnemend vertaalde, nam toen naast hem op het podium plaats. De tekst was I Tim. 1:5.: Dit is een getrouw woord en aller aanneming waardig, dat Jezus Christus in de wereld is geko.men om .zondaren zalig te maken, waarvan ik de vo'ornaamste ben".

Spr. wilde uit eigen ervaring over deze waarheid spreken, die in strijd was met de leeringén van zijn jeugd, waarop hij toch zoo trotsch placht te zijn. Later ontdelde hij dat het gr.o.ote verschil tusschen Hindoeïsme en Christendom is, dat het laatste naast schoone leeringen, die beide bevatten, levenskracht en verwerkelijking, het eerste blijft theorie.

Uitvoerig staat hij stil bij het zo.nde-bewüstzijn, dat velen tot hun schade missen. Zooals hij eens bij het duiken in een rivier niets voelde van de duizende tonnen water boven hem, maar na het bad een kuip water, die er stond, niet vertillen bon, zóó is het met het .zondebewustzijn, dat de mensch, die in de zonde ondergedoken is, niet heeft, maar dat eerst voor hem die opgekomen is Uit het water ondraagbaar wordt. Als de zonde maar inbeelding is, dan is er ook geen Redder noodig. Dan sterft men in zijn zonde. Kan een & od van hefde .zoo iemand voor eeuwig naar de hel verwijzen? Spr. gelooft, dat God dit niet doet, maar de .zonde der menschen zelve. Een zondaar zou izich zelf in den hemel, onder engelen en goede geesten, niet thuis voelen. Het is er mede als met een dronkaard, die door een vriend van spreker werd aangetroffen, op een boot naar Australië. Hij wilde het leven verlaten, ondanks alle raadgevingen en'Christus-prediking. Zijn vrienden en familie-leden hadden hem verlaten en oo'k zelf vond hij Èich veroordeelenswaardig. Het eind was, dat hij over de verschansing sprong en zich verdro.nk. De zondige natJuur zelf veroorlooft den zondaar niet, om te leven onder hen, waar hij niet bij voelt te hooren. Deze man zou izelf uit den hemel in de hel willen springen, als hij' daar gebracht werd.

Zelf heeft spr. als Hindoe met zelfmoord-plannen rondgeloopen en hij deelt verschillende stalen mede van vrienden, die door het Hindoeïsme ongelukkig geworden zijn en toen het leven verlieten. „Gij in Europa", zioo roept spr. uit, „vereert het Hindoeïsme en het Indische Buddhisme, dat slechts wijsbegeerte en igeen godsdienst is, maar gij ziet niet wat het Hindoeïsme van Indië heeft gemaakt"> De oneindige liefde van Christus, die wel ervaren, maar niet begrepen kan worden, biedt .zoo oneindig veel meer voor de ziel. Spr. zag op reis naar Tibet een boom die vuur gevat had en er boven-in was een nest met j'Onge vogels. Zij konden niet gered worden, maar het merkwaardige was dat toen het vuur het nest naderde, de moedervogel do vleugels uitbreidde over haar kroost .en tot asch verbrandde, jzonder Weg te vliegen. „Hoeveel meer liefde", zegt spr., „moet er zijn in Hem, die deze liefde in dit kleine schepsel legde". Die liefde, waarvoor men het hart moet openen, maaki vrij van zonde.

Is dit nu theorie? Spr. zou willen wijzen op de duizenden, die het hebben ervaren. Als voorbeeld wijst hij op een bekend misdadiger uit N. W.-Indië, die door ieder was opgegeven, en dien hij onder dien invloed van den levenden Christus, zelf veranderd hqeft gezien en heeft hooren spreken van een hemel, die hier reeds bij aanvang wordt ervaren.

Het grootste verdriet van een ander geleerde, die atheïstisch Boeddhist was, naar hij spr. verklaarde, was, dat hij zoo vele jaren had doorgebracht zonder te vinden, wat alleen in Jezus Christus bleek te zijn. Zeer vele Indische volksleiders zijn overtuigd, dat het Hindoeïsme hen-niet helpen kan, en belijden reeds in het .geheim den Christus.

Maar er .zijn er ook, die zich niet schamen om te belijden. Een hunner werd vervolgd en gegrepen, omdat hij het Indische geloof voor Christus vaarwel had gezegd. Men hing hem op met het hio.ofd naar beneden en tartte hem. Maar hij bad vo.or deze belagers en toen men hem vroeg of hij het geen smaad vond, zei hij: „integendeel een eer. De wereld ziet alles onderste-bO'ven en verkeerd, zoo openbaart .gij dus uw wereldschen aard met mij zoo te hangen, maar God .ziet mij recht, en ik ben innig gelukkig. Mijn harte-vrede kunt gij niet rooven". De menschen werden beschaamd door zijn giorieën in het lijden en verlosten hem.

Als zulke menschen tot Christus komen, weten zg het geluk uit den vr'ide door eigen ervaring, niet uit een tekst.

In het slot van zijn rede werd de Indische prediker waarschuwend en streng. Hij was getroffen door de tegenstelling: Indië, dat naar Christus meer en meer vraagt en Europa dat voor het evangelie meer en meer onverschillig; dreigt te worden. Toch dankte het al zijn zegeningen van beschaving, vrijheid en onderwijs aan het christendo'm. Het is als Judas Iskarioth, die met Christus brood gegeten heeft en hem toch verraadt. Maar dan moeten de Europeesche volkeren ook het lot van Judas vreezen, dat zij eindigen met zich te verhangen aan den bo'Om hunner geleerdheid. Europa verwerpt en kruisigt hem opnieuw, het Oosten eert hem. meer en meer. „Gij hebt", .zoo eindigt spr., „zoo vele voordeelen. Wij in het Oosten moeten zoo veel opgeven als wij christen worden, gij niet. Ziet toe, dat gij niet uw eenige kans tot eeuwig 'geluk daarmede verloren d.oet gaan."

Baron Van B'oetzelaer spreekt, op verzoek van den Sadhoe, geen w.oord van dank, enkel van toepassing. Hij eindigt met een zegen voor hem en zijn gevaarlijken arbeid in Tibet te vragen.

Tot slot werd Gez. 50:4 staande gezongen. In een pers'O'onlijk onderhoud, na afloop der toespraak, trof ons de sobere echtheid van dezen merkwaardigen prediker, die bijvoiorbeeld verhaalde sinds zijn overgang nooit meer getwijfeld te hebben en die als het geheim van zijn levenskracht het gebed noemde. De eerste drie uren van eiken dag, die ora 5 uur voor hem aanvangt, wijdt deze „geestelijke" aan gebed en bijbel-overpeinzing. „Niet met het onderzoekende oo'g, maar met de proevende tong weet de ziel de ^ ' werkelijkheid der 'geestelijke ervaring te onderkennen van den schijn." Hij acht het We5, ten verintellectualiseerd en Amerika vei^organlseerd. .. '

Ongetwijfeld heeft deze Indische christen, • een boodschap gebracht.

De beoordeeling van zijn persoon en optreden behoort natuurlijk in een andere rubriek thuis.

Wie zijn de Afgescheidenen?

Waar men deze moet zoeken? Niet onder de mannen van '34, Niet onder de mannen van '86. Maar onder de scharen, die in Ds Lingbeek: de stem huns meesters herkennen.

Juist in de Ned. Herv. Kerlr. Het is goed, dat Prof. Grosheide in het „N.-HolL Eerkbl, " daaraan nog eens herinnert.

Maar noch 1834, noch, 1886 wordt door de at--scheidingsbeginselen beheerscht.

Bij alle verschil tusschen Afscheiding en Doleantie eijn ze toch in ééri ding gelijk. En dat was dit, dat • er een conflict was tusschen de eischen van het Woord Gods en de eischen van de Reglementen der Hervormde Kerk. Toen hebben 'de Afgescheidenen en de Doleerenden het voor het Woord Godsopgenomen en de Hervormde Kerk heeft tot in hoogste instantie gekozen voor haar Reglementen.

De doleantie ligt nog betrekkelijk kort achter ons, daarom daarover een enkel woord meer.

De doleantie draait niet in de eerste plaats o«i Kootwijk, maar om 't conflict te. Amsterdam. Het praatje, dat de doleantie uitgelokt is om de studenten aan de Vrije Universiteit predikant te maken, behoeven we niet te weerleggen, het is onlangs .zelfs van Hervormde .zijde ruiterlijk terug genomen.

Wij Icunnen nog verder gaan, het is algemeen bekend, dat aan Dr K'uyper de doleantie allerminst gelegen kwam.

Dr Kuyper had niet alleen een kerkelijken strijd te strijden, hij kampte ook op politiek en wetenschappelijk terrein en voor die beide beteekende de doleantie groote schade.

De doleantie heeft vele politieke medestanders van Dr Kuyper voor goed van hem vervreemd en sinds de doleantie heeft de kerkelijke kwestie de politiek vertroebeld.

De doleantie beteekende ook nadeel voor de Vrije Universiteit. '.

Ja ook voor de Vrije Universiteit.

Juist door de doleantie heeft die Universiteit heel wat vrienden verloren, vermogende vrienden, die steunen konden met grootere bijdragen, dan menschen, die behoorden tot de families, waaruit geregeld de hoogere staatsambtenaren enz. voortkwamen en die nü hun zonen niet meer zonden. Het eerste bezwaar is de Vrije Universiteit pas na langen tijd, het tweede nooit te boven gekomen.

Men kan veilig .zeggen, dat de' doleantie aan Dr Euyper , zeer ongelegen kwam en van uitlokken zijnerizijds is geen sprake geweest.

Wie aan Dr K'uyper of aan de Gereformeerde Kerken, zooals , ze voortkwamen uit de acties van 1834 en 1886 verwijt, dat , ze staan onder den invloed van afscheidingsbeginselen, die zegt iets, dat èn met de feiten èn met de theorie in strijd is. En wanneer men aan onze kerken verwijt, dat wij door afscheiding de Gereformeerde actie in de Hervormde Kerk hebben verzwakt, dan staan we met ons antwoord niet verlegen.

De Hervormde Kerk heeft ons uitgebannen, gecensureerd, zelf bniten zich geplaatst. Dteed ze dat om een wettige reden? Neen, want hoogste wet in de Kerk, eenige wet is het Woord des Heeren. Een overtreding van het Woord des Heeren is niet geconstateerd. Tden de Hervormde Kerk de trouwe belijders van den naam des Heeren uitgebannen , had, toen, ja maar ook toen eerst zijn er anderen vrijwillig Uitgetreden en met hen mee gegaan. Omdat •ze begeerden naar het Woord van God zich aan te sluiten bij de broeders, wier zaak rechtvaardig was.

Dat is logisch.

Door de mannen, die aan de aloude Belijdenis en Kerkenorde vasthielden uit te werpen, scheidde de Ned. Herv. Kerk zich van hen af.

Wanneer men van afscheidingsbeginselen spreekt, kijke men niet naar den verkeerden kant.

Brutaal goddeloos reglement.

Nu wij toch niet naar de zoogenaamde, maar naar de werkelijke Afgescheidenen zijn verzeild, komt vanzelf voor den geest, wat Prof. Dr H. Visscher van Utrecht over het veelbesproken reglement op de predikantstraktementen schreef. Wij vonden in de „N. R. Ct":

De hoogleeraar woont te Huis ter Heide en is dus lidmaat van de Ned. Herv. Gemeente te Soesterberg. Als zoodanig heeft hij dezer dagen namens kerkvoogden .zijner gemeente een kerkehjk belastingbiljet ontvangen met een brief er bij, - waaruit blijkt, dat deze belasting voornamelijk wordt ingevoerd om te vojdoen aan de eischen van het nieuwe Synodale Reglement op de predikantstractementen, en de leden der gemeente worden gewezen op liun zedelijken plicht.

Naar aanleiding van dazen brief heeft prol. Visscher in de „Zeister-Courant" een ingezonden stuk geplaatst, waarin hij aan de leden der Ned. Hervormde Gemeente te Soesterberg het volgende mededeelt:

lo. dat dit synodale reglement Uitgaat van beginselen, in lijnrechten strijd met de behjdenisschriften der Hervormde Kerk;

2o. dat dit synodale reglement een aanranding is van de rechten der gemeenten op hare bezittingen en daarom ook door honderden kerkvoogdijen, modernen en gereformeerden, is ter zijde gelegd als eene grove overschrijding van macht;

3o'. dat dit reglement is een brutaal goddeloos reglement, daar het de gemeenten, die weigeren zich het geld te laten afpersen, straft met inhouding van de prediking der Evangelies;

4o. dat bovendien deze kerkelijke belasting door heeren kerkvoogden van Soesterberg niet is ingevoerd oip wettige wijze, en dus ook als zoodanig allen rechtsgrond mist.

Prof. Visscher wijst er zijn medeleden op, dat zij niet handelen in het waarachtig belang der Hervormde Gemeente van Soesterberg, door dezen aanslag te voldoen. En hij raadt hun daarom aan dit biljet rustig naast zich neer te leggen en niet te betalen. Dit is zedehjke plicht.

„In de behoeften der Hervormde Kerk te Soesterberg", aldus de schrijver, „moet worden voorzien en de leden hebben de zedelijke verplichting dit naar vermogen te doen. En ook schrijver dezes is daartoe bereid, als ons wordt gegeven:

Ie. een inzicht in die behoeften, zoodat wij van de zedelijkheid der eischen overtuigd kunnen wezen;

2e. ons de zekerheid wordt gegeven, dat de bedragen, die wij betalen, strekken uitsluitend voor het belang onzer eigene gemeente en niet voor een aanzienlijk deel worden uitgekeerd aan een soort Synodale Kas, waaruit allereerst natuurlijk een aantal goed gesalarieerde baantjes betaald aullen worden, die absoluut overbodig zijn, indien er bij de oplossing van het tractementen-vraagstuk rekening was gehouden met de beginselen, waaruit de kerk alleen kan leven en die neergelegd zijn in hare belijdenis".

Allicht zal dit revolutionnaire getuigenis van den bekenden Utrechtschen boogleeraar, wiens gezag voor een deel op zijn eerbied voor, belangstelling in en kennis van de kerkehjke wetgeving berust, bij degenen, die ter wille van een normale ontwikkeling van het kerkelijk leven gehoorzaamheid aan eenmaal eerlijk en mét orde vastgestelde regelingen plicht achten, geen geringe ontsteltenis wekken. Met het oog op de nadering van de fatale maand Augustus kan deze onomwonden uitspraak van ver strekkenden invloed zijn. Als reeds een zoo bezadigd en gezaghebbend voorganger de mede-lidmaten zijner gemeente op dergelijke wijze tegen het „brutaal goddeloos reglement" in 't geweer roept, dreigt de strijd in lagere regionen dezen zomer op een aller onverkwikkelijkst schouwspel uit te loopen!

Een hoog geestelijk kar.akter draagt vanzelf zulk een actie, naar haar inzet, niet. Wel kan het er achter schuilen. We wachten het verloop kalmpjes af.

Rectificatie.

Wezen we in onze artikelenreeks „Twee Klippen" op cijfers, door Dr F. J. Los, Hervormd predikant te Amsterdam, deze bracht in het „Predikbeurtenblad" op zijn gegevens een rectificatie aan, welke wij haasten hier over te nemen:

„Van de zeven duizend burgerlijke huwelijken werden 550 kerkelijk ingezegend". Zoo schreef ik. Mijn fout is, dat ik die 6822 niet als burgerlijke maar als Hervormde huwelijken behandelde. Haar herstellende, schat ik globaal het aantal niet Her-vormde huwelijken op 4117, Hervormde huwelijken 0(pi 2705. Do conclusie wordt nu minder ongunstig. We komen van 13 tot 5. „Telkens van 5 Hen^ormde bruidsparen is er "slechts één, dat behoefte toont bjij den ^e'w^ichtigen stap des natuurlijken levens den zegen des Allerhoogsten in Zijn buis af te smeeken." Nog korter is het rapport betreffende den doop. Zonder opgaaf van Hervormd of niet Hervormd, vermeldt het enkel: Gedoopt 2459 kinderen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's