GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE CHRISTELIJKE VRIJHEID.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE CHRISTELIJKE VRIJHEID.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Inleiding.

Het zou mij niet bevreemden, wanneer het onderwerp, dat in deze artikelen zal beliandeld worden, deze of gene bedachtzame ziel verontrust heeft, en uit die onrust niet-za, chte critiek op mijn keuze geboren is. Is het, zoo zal men vragen, niet gevaarlijk om in dezen tijd over „vrijheid", zij het dan ohristelijke vrijheid, te schrijven? .'Vlies schreeuwt immers om vrijheid. Over vele harten vaart een geest van onheilige emancipatie. Het volk wil vrij zijn Van zijn overheid. De vrouw zoekt naar vrijheid tegenover den man. De Imecht spant alles in om niet van den heer afhankelijk te zijn, en de mensdh van heden breekt de boeien, die hem binden, en strekt zijn grage handen uit naar ongebondenheid en zelfstandigheid. Is het nu geen offer aan den tijdgeest, wanneer ik een uiteenzetting geef aan de christelijke vrijheid ? Deed ik niet beter te handelen over gezag en geixoorzaamheid, over tucht en gebondenheid? Greeft ons blad niet te veel toe aan die z.g.n. jongeren onder ons, , die onophoudelijk smeekten om meer vrijheid van beweging, en onze gereformeerde levenspractijk te streng en te eng vinden?

Laat ik deze vragers terstond rnogen geruststellen.

Aan „offers aan den tijdgeest" denk ik niet. Van eenige concessie aan de valsche vrijheidsjacht wil ik evenmin als gij weten, maar juist, omdat wij principieel gekant zijn tegen de zondige emancipatie, die met haar onstuimige en wilde begeerte de zielen heeft bevangen, moeten wij ons rekenschap .geven van de ware vrijheid. Wij k'unnen en mogen ons immers niet tevreden stellen met negatief het anathema uit te spreken over , alle bandeloosheid, die zicih in - onze dagen openbaart, maar wij moeten als christenen positief weten, wat wij zelf bezitten en zelf willen. Zoo verklaar ik gaarne het vragen van veel jonge en ook v; an sommige oudere menschen. Wianneer dezen onderwerpen als de ohris te 1 ijke yrijheid; christendom en cultuur; kerk' en wereld, of meer verbijzonderd: de christen en het tooneel b.v. aan de orde stellen, mag dit niet zonder meer gebrandmerkt als een uiting van verwatering en lafval. Ik stem toe, dat verlating van de zuivere lijn oorzaiak kan zijn, en de beïnvloeding van een niet-christelijke levensbeschouwing tot dergelijke vragen, die dan twistvragen worden, k'an leiden, maar dit behoeft niet. Mijn ervaring is, dat bij velen de belangstelling in deze quaesties voortkomt uit een begeerte, om positief te weten, hoe wij tegenover de idealen der wereld moeten staan, en zich niet die wetenschap: te wapenen tot den strijd. ^ ^ ^

Hierbij komt nog een andere factor. . ': ^g^r De vraag naar de christelijke vrijheid 'is'^'m^et alleen urgent, omdat de tegenstelling met het val-' sche vrijheidsbeginsel, dat zijn tienduizenden^verslaat, ons tot nadere overdenking en formuleering van de waie vrijheid dringt, maar ook andere motieven nopen tot bezinning. De christelijke vrijheid raakt n.l. onze verhouding tot de wereld rondom ons, en bepaalt de lijnen, die ons christelijk leven omgrenzen. Doch die omgrenzing levert juist tegenwoordig heel wat moeilijldieden op. Het was vroeger vrijwat gemakkelijker het terrein af te bakenen, want in onze dagen zijn dé aanrakingspunten met de cultuur zoo talrijk. Er is een tijd geweest. dat de christenen zich voor deze dingen weinig interesseerden. Zij trokken zich terug of scholen weg binnen den eng-geestelijken kring. Hun oog was alleen geopend voor de geestelijke goederen en de schatten Gods hierboven, en de rijkdom, dien de Schepper in deze wereld had gelegd, boeide hun hart niet. Doch in de laatste jaren is dat anders geworden. Christendom en cultuur zijn elkaar meer genaderd. De blik heeft zich verbreed, en ongetwijfeld onder invloed van hetgeen Dr Kuyp er'schreef over „De gemeene gratie" is de belangstelling voor het terrein der algemeene genade gegroeid, en heeft ons christenvolk gegevoeld, dat het tegenover wetenschap en kunst een roeping Gods had te vervullen.

Ik behoef dit niet nader uiteen te zetten. Ieder onzer weet van de taak „op alle terreinen des levens".

Geen calvinist, of hij is overtuigd van de heilige roeping, om „voor de eere Gods overal en altijd te ijveren", en „alles op te eischen voor zijn Koning". Men kent deze „schlagwörter". Ze zijn tot bezielende leuzen geworden, en al hebben ze hier en daar angstig-hol geklonken, al zijn ze wel eens ontaard in klinkende termen zonder waarachtigen inhoud, op zichzelf zijn ze schoon, en drukken uit, wat er leeft in de harten van hen, wier diepste overtuiging is de belijdenis van Gods souvereiniteit. Maar als d, it ideaal in der waarheid ons christelijk ideaal is, stelt' de vervulling van deze roeping ons voor tal van vragen. Laat ik een enkele mogen noemen. Wij zoek'en ook op het terrein van de kunst God te dienen, doch is dit mogelijk op dit geheele terrein in al zijn breedte? De dramatische kunst behoort ook tot dit gebied, en is dit voor on& toegankelijk? Wat moet onze houding zijn tegenover het tooneel, en hoever reikt hierin onze christelijke vrijheid? Ik noem deze vragen, niet om ze nu te beantwoorden, , maar om te illustreeren, wat ik zooeven schreef. En nu kan men deze moeilijlcheden niet ontloopen, door schijnbaar heel eenvoudig, doch in .werkelijkheid heel oppervlakkig te zeggen: an is het beter die cultuur los. te laten; dan moeten we ons met ons boekje maar in een hoekje terugtrekken. Want zulk een raad is geen oplossing. Dan komen wij in strijd met de roeping Gods. De Heere geeft ons in de wereld een taak, en die hebben wij te vervullen trots allerlei bezwaren. „Ik bid' niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat j(jij hen bewaart van den booze. (Joh. 7:15).

Op nog een verschijnsel wil ik wijzen. D'e nauwere aanraking met de wereld zit niet ialleen in de meerdere belangstelling voor de cultuur, en dan bedoeld als ideëele cultuur, maar ook in het sterkere oontact met de materiëele cultuur. Het is niet slechts de liefde voor wetenschap en kunst, die het isolement verbroken heeft, doch aan deze verbreking hebben handel en arbeid in niet mindere mate medegewerkt. De christen tan tegenwoordig is allerminst de fijne naar de teekening van het spottend liberalisme, die zich achter muren van bekrompenheid opsluit, en het natuurlijk! leven als een gevaarlijk terrein ontvluclht. Hij leeftintegendeel met de wereld mee. Hij doet zijn zaken ; hij drijft zijn handel; hij waagt zich aan ondernemingen; hij bereist onderscheidene landen; hij .verschijnt op de beurs; hij neemt een plaats in in het maatschappelijk leven; hij voert zijn sociale actie evengoed dis de niet-christen, en op dit gebied is uitwendig, (hielaas ook meermalen innerlijk!) het onderscheid weggevallen. En menigeen onder ons, die reeds huivert, wanneer hij van christelijke kunst hoort, omdat hij alle aanraking en vermenging met de wereld vreest, komt lederen dag in zijn zaken en handel met een geruste conscientie met diezelfde wereld in aanraking, en schijnt dan zijn bezorgdheid op non-activiteit gezet te !hebben. Het contact met de wereld ligt niet alleen op het terrein der ideëele cultuur. Het zit overal, en de christenen zijn geen menschen, die ergens in Gosen wonen, waar ze in hun geïsoleerdheid '• tichelen bakken, maar zij verkeeren midden in de wereld, van wier geoorloofde schatten zij genieten, en in wier grooliieid zij deelen.

Ook dit verscherpt de moeilijkheid.

Deze verhouding doet allerlei vragen rijzen omtrent onze christelijke vrijheid.

Wiaar is op het terrein van zaken en arbeid de grens, en waarin moet een belijder zich onderscheiden van de ongeloovigen ? Allerlei problemen, die tot ons onderwerp bdh'ooren, en duidelijk in het licht stellen, dat de bespreking van deze quaestie niet is een offer op het altaar van den geest der eeuw, en dat de begeerte om duidelijker omschrijving van onze vrijheid niet behoeft voort te komen uit een zucht naar bandeloosheid.

Hiermede meen ik mijn onderwerp voldoende gerechtvaiardigd te hebben.

Alleen zou nog gevraagd kunnen worden, of het niet overbodig is deze dingen opnieuw te behandelen. Immers is van de hand van D r H. H. K u y p e r indertijd een geschrift verschenen, dat ditzelfde onderwerp in den breede, èn historisch èn exegetisch klaar en helder heeft belicht, en is deze belichting niet voldoende? Laat ik op die vraag dit antwoorden, dat ik voor niemand wil onderdoen . in. waardeering voor bovengenoemd geschrift. Ik heb er een dankbaar gebruik .van gemaakt, on beveel het gaarne ter lezing aan. Maar dit boekje , is uitgekomen in het jaar 1898, en ik meen, dat er na vijfentwintig jaren voldoende aanleiding bestaat, om over hetzelfde onderwerp^ te schrijven. De zaak van de christelijke vrijheid is bovendien in urgentie toegenomen, en ernstige overweging van deze dingen is geen overtollige weelde. Bij die overweging wil ik deze orde volgen. Eerst behandel ik het vrijheidsbegrip in het algemeen; dan spreek ik over de christelijke vrijheid in het bijzonder; voorts ga ik na, wat de Sahrift ons zegt, om tenslotte stil te staan bij de practisahe toepassing. Daarbij komen ter spra'ke vragen als: onze veiliouding tegenover dans en 'tooneel, de quaestie van de Zondagsviering etc, waarover ik afzonderlijk, zij het dan Ic'ort, lioop te handelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

DE CHRISTELIJKE VRIJHEID.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1923

De Reformatie | 8 Pagina's