GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De inrichting van de Kerkeraadsbibllotheek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De inrichting van de Kerkeraadsbibllotheek.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vóór enkele wefc& n schreef ik over de aoodzakelijklieid van een Kerkelijke Bibliotheek, welk© men nog •juister kan aanduiden als „Kerkeraadsbibliotheek".

Ik beloofde teveas eenige wenken omtrent de inrichting daarvan te geven.

Nu mij er nog eens nadrukkelijk om gevraagd wordt, wil ik dit onderwerp vóór laten gaan.

Men zal zich herinneren, dat ik het niet noodig achtte zulk een bibliotheek te grootscheeps op te zetten.

En voorts, dat ik de verdeelinjg in 5 groepen aanbeval.

Laat mij. dan nu de voornaamste werken noemen, welke ik voor deze verschillende groepen aanbeveel. Voor !

GROEP A. Officiëele Kerkelijke Bescheiden:

1. De Acta onzer Synodes in de 16de en 17de eeuw. De handigste en meest bijgewerkte uitgave is wel: „Kerkelijk Handboekje, bevattende de Bepalingen der Nederlandsche Synoden ©n andere stukken van beteekenis voor de Regeering der Kerken", uitgegeven door de hoogleeraren P. Biesterveld en BT H. H. Kuyper, Kampen, J. H. Bos 1905.

2. De Acta sinds de samensmelting in 1892. iMen neme daarvoor niet de Archief-exemplaren, welke daarin bewaard moeten blijven en onder veelvuldig: gebruik te zeer zouden lijden, maar schaffen ze afzonderlijk aan.

3. „Kerkenordening van de Gereformeerde Kerken in Nederland gelijk deze op de Generale Synode te Utrecht in 1905 is herzien, met tekst van de D'ordtscke Kerkenorde van 1618 ©n 1619, benevens de daaraan verbonden Besluiten van de Generale Synoden van Dordrecht (1893), Middelburg (1896), Groningen (1899), Arnhem (1902), Utrecht (1905), Amsterdam (1908), Zwolle (1911) en 's-Gravenhage (1914), benevens de Zendingsorde en onderscheidene Bijlagen. D'erde uitgave door Ds W. B. Renkema en Dr J. C. de Moor. J. Zomer, Wageningen 1916." Later verschenen hierbij nog supplementen.

GROEP B. Verklaringen (geheele of gedeeltelijke) van de Kerkenorde:

1. „Korte Verklaring van de Kerkenordening door Ds Joh. Jansen. J. H. Kok, Kampen, 1923.

(2. „De Verkiezing voor het Ambt door Dr H. H. Kuyper." Dit werk is uitverkocht en heiaas niet herdrukt.)

3. „Kerkelijke Adviezen door Prof. Dr F. L. Rutgers, J. H. Kok, Kampen, 1921." 2 deelen.

4. „De Kerkelijke Tucht naar het Gereformeerd Kerkrecht door Prof. Dr H. Bouwman. J. H. Kok, Kampen, 1912."

GROEP C. Literatuur O'Ver belangrijke kerkelijke vraagstukken:

Daarvoor kan men het best een abonnement nemen op onze grootekerkelijke bladen en een klapper aanleggen voor de artikelen, welke over zulke vraajgstukken handelen. j

Tevens kan men brochures aanschaffen, die van heden af verschijnen. Ik hoop bij de beoordeeUng van zulke brochures aanwijzing te geven, of ze voor de kerkeraadsbibliotheek van belang zijn.

Voor groote gemeenten zijn op liet oogenblik van gewicht de brochures over „K erksp1iin g" van Ds C. Lindeboom en ouderling J. Kruithof.

Men. kan hier ook onderbrengen een geschiedenis van Afscheiding en Doleantie, waarvoor de bekende boeken van Ds J. G. RuUmann het meest in aanmerking komen.

GROEP D. Lek tuur voor de praktijk van het Ouderlingen ambt:

1. „Het Huisbezoek door prof. P. Biesterveld, heizien door prof. Dr T. Hoekstra. Derde Druk. J. H. Kok, Kampen, 1923."

2. „Het Ouderlingenblad." Eind-redacteur Prof. ft G. Ch. Aalders. Uitgave van J. B. v. d. Brink en Co-, Zutphen. \

GROEP E. Lektuur voor de praktijk van het Diakon a at:

„Diaccnaal Correspondentieblad voor de Gereformeerde Kerken in Nederland onder Redactie van Dr J. C de Moor en Mr R. van Maare." Uitgave van J. H. Kok.

Hiermee heb ik bepaald het minimum opgegeven.

Eenige uitbreiding liiervan zal op den duur gewenscli' zijn.

Bij onze boekbesprekingen hopen we steeds aan de kerkeraadsbibliotheek te denken.

Intusschen hopen we, dat elk© kerkeraad zich z^" beijveren om binnenkort dit of een dergelijk minimum rijk te zijn.

De bewogen tijd, waarin we leven, noopt er wel

toe, dat elk kerkeraadslid studie make van wat er in onze kerkelijke wereld voorvalt en met de lessen der geschiedenis winst te doen.

Intusschen kwam ook van Rotterdam het bericht in, dat er een bibliothecaris voor do kerkeraadsbibliotheck is aangesteld.

Het vraagstuk van de opleiding van ouderlingen werd YOOT een paar jaar nog al druk besproken.

Maar door zulk een bibliotheekje kan dat vraagstuk veel van zijn aktualiteit verliezen.

Natuurlijk moet voor eiken ambtsdrager hoofdzaak blijven het gestadig onderzoek van de Heilige Schrift.

Hoe een Ethische over zün Gereformeerde broeders denkt.

In zijn meesterlijk hoek. „Een blik in het onderwijs van Jezus", dat nog nader onder „Boekbespreking" zaj worden aanschouwd, spreekt Dr M. van Rhijn, een vooraanstaande figuur onder de Ethischen, zich over de Gereformeerden uit.

Hij behoort volstrekt niet tot de Gereformeerdenhaters.

Toch ontdekt hij sprekend© overeenkomst tusschen Gereformeerden en Farizeeën. Men leest op bl. 110, 111;

Bij een uitwendige, streng rechtzinnige, zuiver intellectualistische geloofsovertuiging, zien wij soms, dat het opkomen voor de „leer" menigmaal met een elementair gemis aan liefde gepaard gaat. Men denkt dan soms dat hetgeen ontbreekt, vergoed kan worden, doordat men den vorm^ laten we zeggen: „de leer der vaderen", zoo trouw mogelijk bewaart. In 'dit 'bezit acht men zich dan „rijk", rekent men zichzelf en elkander tot de beste en eenig ware partij, dringt men uitsluitend aan op „zuiverheid in de belijdenis", behooren de anderen tot degenen, die zich tot „de waarheid Gods moeten bekeeren". Zoolang dit nog niet het geval is, zijn bij deze karikatuur van vrome orthodoxie — ook van vrome confessioneele orthodoxie — de andersdenkenden de menschen die er „niets" van begrijpen, die buiten „dei waarheid" staan, en van de Schrift zijn afgeweken. Komen die andersdenkenden met een eigen godsdienstige beschouwing voor den dag, dan wordt hun |met na'druk aangezegd, dat zij „niets aan de Schrift Imogen toedoen of van de Schrift inogen afdoen".

„Het woord Gods is genoeg". En wanneer men den bezitters dier onwankelbare „waarheid" de vraag voorlegt, of zij dan niet eens een poging in het werk zouden stellen, om van hun bezit aan anderen iets ; mede te deelen, dan luidt het wederwoord: „zij kunnen toch lederen Zondag naar de kerk gaan en zij hebben den Bijbel, laten ze dien lezen."

Het is volstrekt in overeenstemming met wat wij van de Farizaeërs weten, te gelooven, dat er oolk onder hen dergelijke extreem ongodsdienstig-rechtzinnige broeders zullen zijn geweest, die er „mutatis • mutandis" ongeveer precies zoo over dachten. Wij herinneren er aan, dat zij de waarheid in pacht hadden, dat die waarheid vooral aan degenen die, ' dank zij hun theologische scholing, de Wet met de overlevering en de Profeten tot in onderdeelen konden testudeeren, meer m ïiet' bijzonder was toevertrouwd. Gok hier dreigde het gevaar eener overtuiging, waarbij degenen die „binnen" zijn er ook werkelijk „binnen zijn" en de anderen „er buiten"-De 'leer der vaderen wordt getrouw bewaard, men weef zich in eigen kring en in eigen groep „de toasten", de Farizaeërs , (d-i-de „afgezonderden"). Er wordt aangedrongen op de strengste handhaving van wat in Wet en Profeten is geopenbaard. Zoodra er maar iets blijkt van een afwijkend eigen inzicht, worden de andersdenkenden tot de orde geroepen en hun aangezegd, dat zij aan , jWet en Profeten" • niets mogen „tocA'^oegen" en er niets aan mogen „afdoen". En wanneer het er op aankomt iets voor die andersdenkenden te doen, dan luidt ook hier het antwoord: „Zij hebben Mozes en de Profeten, naar hen moeten zij luisteren".

En op bl. 145 ontvangen de Gereformeerden even dezen veeg uit de pan: nog

Wat de Farizeeërs op aarde zeiden, gaf Vader Abraham hun volgens de leer der vergelding en volgens de leer van. de onveranderlijÖieid van dit standpunt, precies zoo in de Gehenna terug. Op aarde zeiden de Farizaeërs, wat wij ook de reeds besproken ongodsdienstige orthodoxen wel hooren zeggen: dat de anderen „niets aan de Schrift mogen toedoen of van de Schrift mogen afdoen", dat het „woord Gods genoeg is" en dat degenen die buiten de waarheid staan, toch „lederen Zondag naar de kerk kunnen gaan" en een „Bijbel hebben, dat ze dien dan maar moeten lezen". Hetzelfde past 'in de gedachtenwereld der Farizaeërs. De buitenstaanders mochten niets aan de 'Wet en de Profeten „toedoen" of „afdoen" en ten slotte was het ook hier „Zij hebben Mozes en de Profeten, naar hen moeten zij luisteren".

Men heeft het betreurd, dat een sympathiek man als Dr Van Rhijn zich tot deze uitvallen liet verleiden.

Maar waarom zouden wij dat zoo sterk betreuren? Is het niet beter, dat hiji het rond uitspreekt, wat hij over ons denkt, dan dat hij het onder vleiende woorden aan ons adres verbeiigt?

Wijl stellen zulke eerlijkheid op prijs.

Wij mogen dat opene wel.

Het is waarlijk niet zóó gelegen, dat de Gereformeerde bedenking heeft tegen den Ethische. Maar de Ethische veroordeelt ook den Gereformeerde.

Een bewijs, dat zij in den grond niet één zijn.

Het kan werkelijk geen kwaad, dat Dr v. R. dit in het licht heeft gesteld.

Daarmee nemen we natuurlijk het voor zijn bewering niet op.

Wel kan men soms een enkele Gereformeerde, die blijkbaar een klap van den Ethischen molen beet heeft, op dergelijke manier over zijn geloofsgenooten hooren spreken.

Maar wij protesteeren er krachtig tegen.

Wanneer wij in den trant van Dr v. R. wilden redeneeren, dan zou het ons weinig moeite kosten aan te toonen, dat de Ethischen aan de Farizeeën toch altijd nauwer vei-want zijn.

Waar legden de Farizeeën, gelijk ze ons in het Nieuwe Testament worden geteekend, allen nadruk op?

Op de „leer”?

Geen sprake van.

Maar op het „leven”.

Het „leven naar de wet" dat was voor hen het voornaamste.

Daarin school voor hen de gerechtigheid en de gunst van God.

En wie zijn het onder ons, die er altijd op Hameren: het leven, het leven, daar komt het op aan?

Men vuile zelf maar in.

Doch ’t is ons niet te doen om Dr v. R. met gelijke munt te betalen,

We willen zijn betoogtrant niet overnemen.

Christus zelf heeft verklaard, dat de zuurdeesem der Farizeeën de geveinsdheid was.

De geveinsdheid, ziedaar het eigenlijke karakter van het Fcirizeïsme.

En waar nu meer geveinsdheid gevonden wordt?

Laten we om niet bedrogen uit te komen maar aannemen: onder de Grereformeerden.

Doch er bestaat geen grond voor.

Ik weet het niet. Dr van Rhijn weet het evenmin.

God weet het.

De stille verkllkker.

Uit de verslagen blijkt, dat de classis Amsterdam den laatsten tijd extra veel heeft vergaderd.

Telkens leest men van een geheime zitting.

Er was dus een zaak aanhangig, waarvan openlijke behandeling en daarop volgende publicatie niet gewenscht werd.

Zoo gaat het meer met kerkelijke zaken.

Openbaarheid staat niet zelden de rustige' afwiklce^ ling in den weg.

Doch wat geschiedt?

De stille verklikker is in het „Handelsblad" weer bezig.

Hij slentert graag door de straten van Gad en Askalon en vertelt daar tegen idem zooveel zijn nieuwtjes.

Hij spralc van een „leengeschil in de Gereformeerde Kerken" en ©en „actie tegen Dr Geelkerken". Hij wist haarfijn mee te deelen wat er op den kerkeraad van Amsterdam-Zuid en op de classis was verhandeld. En als toegift deed hiJ! er nog een stuk of wat profetieën bij.

Helaas heeft „De Nederlander" dit overgenomen.

Wij moeten nogmaals onze lezers waarschuwen tegen dit obskure heerschap.

Men bedenke vooreerst, dat de waarheidsliefde bij zulke stille verklildsers in den regel niet groot is.

Dan, dat zulke menschen, indien z© niet met hun duimen werken, over 't geheel eenzijdig zijn ingelicht.

Ook, dat zij een zekere reden hebben om de zaken tendentieus voor tei stellen.

Genoemde kerkeraad en genoemde classis kunnen beoordeelen of de stille verklikker alles verzonnen heeft, dan wel of hij inlichtingen heeft ontvangen.

In het laatste geval moet er een lek zijn.

Nu zon het met de waardigheid van deze colleges in strijd zijn om een inquisitoriaal onderzoelc; in te stellen.

Mogelijk echter kunnen zij er langs koninklijken weg er achter komen, waar dat lek zich bevindt en het dan stoppen. ;

Opdat deze Doëg afdruipe.

Niet aansprakelijk.

Tot mijn spijt ontbrak mij de tijd om voor mijn referaat over „de theologische denkbeelden van Karl Barth" zelf het persverslag gereed te maken.

Do verslaggevers hebben zich over het geheel van hun taaie loffelijk gekweten.

Ik kon uitteraard niet meer dan ©en résumé van Barths denkbeelden geven.

En zij moesten een résumé van een résumé hun lezers aanbieden.

Dat valt vanzelf niet mee.

Ik zal dan ook de laatste zijn van ingeslopen onjuistheden eenig verwijt te maken.

Ik zou er zelfs geen gewag van gemaald hebben, indien men zich niet op ©en verslag had beroepen.

Daartegenover nu moet ik verklaren, dat ik mij voor geen verslag aansprakelijt kan stellen.

Ik moet uitdrukkelijk verwijzen naar de studie, welke D.V. over dit onderwerp van mijn hand zal verschijnen.

Dit verwijzen vindt Dr de Moor in een van zijn oppercensorische buien, waarin hij, alles en nog wat zoo beangstigend precies weet — om zijn groote verdiensten, waardoor hij aanspraak heeft op onze waardeering, en hoogachting, vergeten we die buien maar dadelijk — maar half.

Hij herinnert er de lezers van de „Utrechtsche Kerkbode" aan, dat ik al eens meer een boek heb beloofd, dat nog niet is verschenen.

Dr de Moor stelle zich echter gerust.

Zoo God mij en mijn krachten spaart, los ik iedere belofte in.

Ik vraag alleen om wat minder ongeduld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

De inrichting van de Kerkeraadsbibllotheek.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's