GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vóór den slag.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vóór den slag.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog enkele dagen en op poli'iek terrein zal slag moeten worden geleverd.

Heet zal de strijd zijn.

En van zwaren ernst.

Wij zouden geen Calvinisten moeten zijn om niet kort voor den slag onze knieën te buigen voor den God der legermachten.

Het kan niet geloochend, dat er in de politiek veel is, dat ons schroomvallig maakt voor het gebed.

Politiek eischt voorzichtigheid, handigheid, takt, listigheid in den goeden zin van het woord.

Toch liggen deze eigenschappen zoozeer op de grens van ondeugden, dat wij soms voor het gebed Icunnen terugdeinzen.

Maar daarom is het juist te noodzakelijker, dat wij den strijd niet aanbinden voor we ons voor den Allerhoogste hebben verootmoedigd.

Grenzen en grensgebieden moeten er zijn, wij mogen die niet onbezet laten, doch mochten we bij onze politieke handelingen de grenzen weleens hebben overschreden •— en wie zou zich daarvan durven vrijpleiten? Avie ziet immer de gemarkeerde lijn? —• dan moeten wij onszelf aanklagen bij Hem, die het regiment over de volkeren voert.

Politiek verleidt zoo licht tot hoogmoed.

Door onze tegenstanders wordt grof op ons afgegeven. Omdat wij tot de regeeringspartijen behoorden, houdt men ons voor, dat wij zoo ongeveer niets hebben tot stand gebracht.

Daartegenover lezen wij dan de lijst voor, van wat mede door onzen invloed wel is ven^erkelijfct.

Wij wijzen met trots op onze mannen.

Wij roemen onze organisatie.

Wij dienen ons, gelet op het weifelende en onverklaarbare van anderer handelingen, mogelijk wel aan als sterke karakters.

Juist dat kleineeren door den vijand, sluit het gevaar voor zelfverheffing zoo dreigend in.

En zelfverheffing is niet de stemming, waarin we den slag mogen aangaan.

Wanneer wij onszelf verheffen, zou het misschien het best zijn, dat wij den slag verloren.

Al mogen wo tegenover het hoonen der vijanden stellig wijzen op onze daden, tegenover den Heere Zebaoth moeten we ons bukken in het stof.

Al hangen wij onze tekortkomingen niet aan de groote klok, voor onzen God hebben wij ze met schaamte te belijden.

Haast vragen we: zouden op één gebied onze tekortkomingen der politiek? zóó groot zijn als op dat

Heeft heel het Calvinistische volksdeel wel gestaan in het besef van de roeping, die van Boven is?

Onze Ministers en Kamerleden hebben belangen behartigd, maar zullen zij het zelf niet moeten bekennen, dat het roepingsbesef hen daarbij niet altijd even bewust en krachtig dreef?

Hebben zij, die niet rechtstreeks bij de politiek waren betrokken niet veelszins politieke lauwheid en ona a IL d o e n 1 ij k h e i d aan den dag gelegd behalve .... wanneer een onwelkome belasting dreigde, wanneer men materieel nadeel of voordeel vermoedde?

Hebben we in de hitte van den verkiezingsstrijd steeds het juiste woord getroffen, het juiste middel gegrepen?

Hebben we niet gesteund en steunen we nog niet op eigen scherpzinnigheid?

Ziet, dat alles moeten wij, nu de slag nadert, de revue laten passeeren.

Over dat alles hebben we belijdenis te voor onzen God. doen

AVij hebbeu er verzoening over in te roepen.

Anders kunnen wij den zegen Gods over onze strijdwapenen niet verwachten.

Anders hebben we misschien wel drukte, maar kennen WO geen heilige bezieling.

AVo moeten ons zóó diep voor God vernederen, dat er niets voor ons, zelfs geen enkel belang, overblijft.

Dat het, ook in den politieleen strijd ons alleen gaat om God en Zijn Gezalfde.

Bij de slangenvoorziohtigheid, welke inzonderheid de politiek ons oplegt, moeten we in duivenoprechtheid voor Gods aangezicht kunnen treden.

We moeten kunnen betuigen: Heere, Gij weet, dat het mij bij dezen strijd alleen te doen is om de heiliging van Uw grooton Naam in het politieke leven.

Om de rechten Uwer gerechtigheid. Om üw souvereine ordinantiën. Om Uw hoog gezag.

Wij moeten onze bereidheid uitspreken en meen en om alles daaraan ondergeschikt te maken.

Wij moeten bovenal onze zwakheid erkennen. Het brieschend paard moet eindelijk sneven.

De meest pakkende verkiezingsplaat zal eindelijk zijn suggestieve uit^werking missen.

Het pittigste artikel zal op zichzelf een psychologische mislukking zijn.

De Heere moet aan de spits treden van hen, ^lie ons hulp bieden.

Zijn aangezicht moet mede optrelcken.

Daarom moet worden gesmeekt uit alle macht.

Zoo zal onze politiek een wondere en noodige heiliging ondergaan.

Wij kunnen stralis als overwinnaars God niet recht danken, wanneer wij' niet eerst als zulken, die zich aangorden, in het stof gebogen bidden.

Langs het Kabinet heen.

Het doel van onzen verkiezingsstrijd is niet om het tegenwoordige kabinet te behouden.

Dat mag van onzen kant wel in het oog gevat.

Onze linksche tegenstanders loopen natuurlijk storm tegen het kabinet.

Dat is trouwens het . eenige wat hen samenbindt.

Bij de rerkieziagscampagne staat-daarom het kabinet aan de felste kritiek bloot.

Men noemt het afgeleefd.

De laatste druppel vitaliteit is er uitgeknepen, zoo stelt men voor.

Door die kritiek mogen wij ons echter niet laten verleiden het kabinet met hartstocht te verdedigen.

Dan schieten we ons doel voorbij.

Wij kunnen van het tegenwoordig kabinet veel goeds opsommen.

Evenmin ontbreekt het ons echter aan kritiek.

Wij zouden niet gaarne zien, dat het geheel onveranderd uit den smeltoven te voorschijn kwam.

Daar op bestaat echter geen kans.

Veranderinigen werden al voorspeld.

Voorbarige voorspellingen vloeiden ook al uit profetenmond.

Dit mag echter de stammen der onzen niet beïnvloeden.

We willen dit kabinet noch per se weg hebben, noch per se behouden, al is rekonstruktie ons en naar wij meenen eigenlijk allen aangenaam.

De strijd loopt geheel langs het kabinet heen.

Ons naaste doel moe^ zijn om onze partij zoo sterk mogelijk te malcen.

Hoe sterker w© zijn, hoe meer we ons kunnen laten gelden.

Ho© meer kans is er, dat we bij een rechtsche Kamer onze beginselen in praktijk brengen.

En onverhoopt bij een linksche Kamer een geduchte oppositiepartij vormen.

Alsof er geen koalitie bestond.

Wij hebben ook te strijden alsof er geen koalitie bestond.

Vroeger ging dat niet.

Toen moesten de rechtsche partijen gekoaliseerd bij de stembus verschijnen.

De zetels werden te voren verdeeld, zoodat hier ©en christelijkhistorische moest stemmen op een Roomsche, daar een Roomsche op een anti-revolutionair, ginds ©en anti-revolutionair op een christelijk-historische.

Dat gaf dikwijls haken en oogen.

Maar met de invoering van de evenredige vertegenwoordiging is dat uit.

Wo beAvaren volkomen onze zelfstandigheid.

Wanneer dan ook zekere propagandisten bewera" dat wie op een anti-revolutionair zijn stem uitbrengt op den paus stemt, is dat in hooge mate misleidend.

Wij stemmen om onze eigen partij zoo sterk mogelijlt te maken.

Wij steramen voor onze eigen beginselen.

Of er een koalitie zal worden aangegaan, moet na de stembus blijken.

„Wrj kunnen ook anders", sprak Dr Nolens, al gat hij aan koalitie de voorkeur.

„Wij kunnen ook anders", zeggen we hem na, al blijft het voor ons do vraag, of we, iDij. niet-koaliseering maar niet liever in de oppositie zullen gaan.

Maar daaruit volgt dan ook, dat we volstrekt niet aan elkander gebonden zijn.

Wij zijn bij de verkiezing geheel onszelf.

Geen koalitie, toch Icoalltie.

Maar, zal men zeggen, dat na de verkiezing de rechtsclie partijen zullen samengaan, is toch wel waarschijnlijk.

Wij mogen dit niet loochenen.

Doch we wezen er reeds op, ook in dat geval is het van gewicht, dat ons stemmencijfer in d© Tweede Kamer zoo hoog mogelijk zij.

Onze positie binnen de koalitie mag niet worden verzwakt, maar moet als het kan, worden verstevigd.

Niet opdat wiji wat meer kunnen loven en bieden.

Want de koalitie is geen markt, waar beginselen bij opbod of afslag worden verkocht.

Toi opoffering van ©enig beginsel ter wille van de koalitie zijn we niet bereid.

Alleen zal niet iedei" beginsel even spoedig gerealiseerd kunnen worden.

Die realiseering hangt echter voor een deel af van onze positie binnen de koalitie.

Maar zonder compromissen komt men er niet.

Wie bezwaar heeft tegen compromis en koalitie, die stenmio op den anti-revolutionair.

Weet hij door zijn invloed onze partij zoo sterk te maken, dat ze de meerderheid in de Kamer vormt, welnu, dan gaat de koalitie overboord.

Daarom is het drijven van Ds Kersten c.s. zoo onzinnig.

Hij ziet wel in, dat het er niet naar lijkt, dat de anti-revolutionairen in de meerderheid zullen komen.

Dat zij op samengaan zijn aangewezen.

Maar dat neemt hij hen kwalijk.

Hij doet hen afbreuk zooveel hij kan.

Met welk doel?

Om hun politieke positie te verzwakken en zelf een positie in te nemen, waarin hij niets uitrichten kan.

Tevens, om de andere koalitie-partijen, met name E ome, tegenover de anti-revolutionairen meer overwicht te geven.

Hoewel Ds Kersten tegen Rome eon stuursch geziclit zet, toont hij zich eigenlijk tegenover haar een warmen, dikken vriend.

DS Kersten gaat ZO'O ook een koalitie met Rome aan, maar dan zonder beschrijving van de voorwaarden.

Een koalitie met Rome niet tegen het ongeloot, maar tegen het geloof, tegen de partijen, welke uit de beginselen der Reformatie zijn voortgekomen.

Andere partijgroepeering.

Naast hen, die van een nieuwe koalitie na de verkiezing niet willen weten, staan zij, die een andere partijgroepeering wenschen.

Daarvoor strijdt op het oogenblik de Nationale Unie.

Daarop spekuleeren allerlei groepen, die meenen, dat zij de demokratie hebben gepacht.

De bestaande partijen moeten daarvoor verknipt. Een paar dwergpartijtjes kunnen dan geannexeerd. 'Menschen van diverse beginselen zullen zich dan aaneensluiten en een of ander belang zal hen dan saamsnoeren.

Aoor den een is dan het gouden koord, dat hen verbindt: de vrijhandel.

Voor den ander: de eenzijdige ontwapening.

Voor den derde: een eenzijdig opgevatte demokratie.

En zoo kunnen nog enkele kategorieën worden onderscheiden.

Laat men ©ens even inzien de lijst der partijen, welke aan deze verkiezing deelnemen, zooals het „Handelsblad" die gaf. D© cijfers, wijzen op het aantal kandidaten, waarmee elk© partij uitkomt.

S. D. A. P. 84 R. K. Staatspartij , 76 Vrijheidsbond (alle lijsten) 63 Vrijz.-Dem. Bond 41 Anti-Rev. Partij 38 Ned. Middenstands Partij 23 Chr.-Hist. Unie 20 Plattelandersbond (lijst Braat) 20 Va.derlandsch Verbond 20 Democratische Partij 20 Rev. Arb. Comité 20 Chr. Dem. Federatie 18 Plattelandersbond (lijst de Boer) 17 R. K. Volkspartij! 15 Communistische Partij 12 Staatk. Geref. Partij 10 Herv. Geref. Staatspartij 10 Vrijdenkers naar het Parlement 9 Socialistische Partij 9 Protestantsche Volkspartij 8

Bezuinigingspartiji , 8 Verbond van Actualisten 5 Vrije Christ. Partij 3 Verbond voor Premievrij Staatspensioen 3 Grondpaxtij 3 Nationale Partij 2 Sportpartiji 1 Pensioenactie Partij 1 Rentetreldcers Partij 1 Landbouwerspartiji 1 Wilde Partij! 1 Rapaille Partij 1

Er is niet veel studie toe noodig om tot de konklusie te komen, dat eigenlijk slechts één andere groepeering' dan de tegenwoordige een meerderheid kan opleveren n.l. die van de eenzijdig opgevatte demokratie.

Wie b.v. denkt, dat de „vrijhandel" genoeg lijm tot sterke partijenconcentratie bezit, vergist zich.

De liefde voor den „vrijhandel" is bij menige partij, welke haar in het program heeft geschreven, vrijwel platonisch.

Absolute vrijhandel durft geen enkele partij, die zich haar verantwoordelkheid bewust is, aan.

Die bestaat trouwens in geen enkel land.

Wel zijn er landen, waarin een meerderheid is voor een valsch begrepen democratie.

En nu heeft men uitgerekend, dat daarvoor ook hier een deel van de Roomschen te vinden zou zijn.

Het „wij kunnen ook anders" van Dr Nolens, heeft sommigen — ten onrechte — moed gegeven.

Ook is het bekend, dat een malkontente groep Roomselien die richting uit wil.

Tel daarbij nu de vrijzinnig-democraten en de sociaaldcn: ocraten plus een stuk of wat dwergpartijtjes en het getal 51 is overschreden.

In Duitschland en België bleek zulk samengaan mogelijk.

Waarom ook hier niet? zoo vraagt men.

Alles hangt van de Roomschen af.

Doch dat deze zich tot zulk een politiek zullen laten verloklcen, is niet aannemelijk.

Men is Schaepman nog niet vergeten.

Krachtige stemmen gaan er uit het Roomsche kamp op, dio de tegenwoordige koalitie als een voorrecht verklaren boven elke andere partijgroepeering, welke in het buitenland wordt gevonden.

Wat de anti-revolutionairen betreft, zij kunnen geen andere partijgroepeering in ovc'rweging nemen.

Zeker, zij is van huis uit demokratisch en moetdat ook blijven.

Maar tusschen haar demokratie en die van de S.D'.A.P. bestaat een enorm verschil.

Een principieel verschil.

En wanneer wij met het oog op de koalitie zeiden: ook wij kunnen anders, dan zag dat niet op een andere partijgroepeering.

Wij kunnen alloen anders, wanneer we vo-or een bepaald punt van staatsbeleid worden gesteld.

Dan is er een incidenteel, een zeer tijdelijk samengaan mogelijk.

Maar een zich voegen in een andere partijgroepeering niet.

AVij staan hier voor de keuze van beginsel en belang. Die keuze valt ons niet zwaar. ( Het beginsel wint het altijd.

Alleen de tegenwoordige rechtsche partijen hebben dieper liggende beginselen gemeen.

Tusschen hen kan dan ook slechts een bond worden gesloten van blijvenden aard.

Laten één of beide partijen ons in den steek of eischen ze van ons te veel, dan kunnen we voor een oogenblifc met andere partijen een bepaald belang voorstaan. . Maar is dat naar behooren behartigd, dan gaan we weer ons weegs.

Zulk een politiek begeeren we echter niet Levert ook de koalitie voor ons bezwaren op, kan die ons nooit geheel bevredigen, zulk een „Real-politik" kan het nog veel minder.

Het ideëele is er dan voor ons af.

Want dat wordt bepaald door onze beginselen.

Wij blijven ifleeel.

Ongeruste zielen uiten in deze dagen hun bezorgdheid, dat de anti-revolutionaire partij te veel den materialistischen kant opgaat.

Een paai' correspondenten luchtten tegenover ons hun ergernis, welke door de reklame op de schuttingen voor minister Colijn gemaakt bij hen werd opgewekt.

Als dat de glorie van onze partij moet-zijn —• zoo ongeveer luidt hun klacht — dat minister Colijn den gulden gered heeft, dan zijn w© toch al ver weggezonken.

Ikabod! zoo roept er een uit. De eer is weg.

Wij venvondieren ons over de geestesgesteldheid, die daaruit spreekt.

W'anneer een vreemdeling zoo oordeelde, zouden we dit kunnen verstaan.

Die weet misschien niet meer van de anti-revolutionaire partij af, dan zulk een schutting-schildering te lezen geeft.

Maar dat zij, die met onze partij meeleven, zich daardoor over het karakter van onze partij laten inlichten, 'S toch onbegrijpelijk.

Dio reclame is natuurlijk niet in de eerste plaats voor airti-revolutionairen bedoeld.

Die hebben haar niet noodig.

Maar blijkbaar is ze erop berekend om tegenstanders «Il vooral de middenstof eraan te herinneren, dat minis-'ei' Colijn — en dat niet zonder de hulp van alle rechtsche partijen, al staat er dat kortheidshalve niet bij vermeld — nationaal werk, dat ook hun ten goede komt, heeft verricht.

Alle verkiezingsreldame heeft een. sterke schaduw. Die ontbreekt ook hier niet.

Men behoort deze te lezen met goeden wil.

Dat mag immers van een anti-revolutionair worden geëischt?

In dezen tijd moest het natuurlijke meer verzorgd worden dan anders.

Ons land lag financieel in een moeras.

Daar moest het uitgeholpen.

En onder het bestel Gods is dat aanvankelijk gelukt. Minister Colijn ontving van Hem wijsheid, om de middelen daartoe te vinden.

Nog moet dat worden voortgezet.

Doch dat is niet het program voor de komende periode van vier jaar.

Dat „natuurlijke" is voor ons bijzaak.

Daardoor moet juist ruimte gemaalit voor „het geestelijke".

Reeds werd dit „geestelijke" door het „natuurlijke" mede gediend.

Maar het moet en zal nog meer naar voren komen. E'oor het materiëele te verzorgen wordt men nog niet materialistisch.

Dat wordt men, zoo men in het materiëele opgaat. Het is ons echter om het ideëele te doen. En dat niet in verre toekomst. D'och nu reeds.

Werken we dan met minister Colijn samen, om de volgende periode bovenal een ideëel karakter te doen dragen.

Onze partij moet en zal zoo spoedig mogelijk dit materieel deel der politiek binnen de gewone grenzen terugbrengen — in accoord met de andere rechtsche partijen — om aan het ideëele werk ook de vrijgekomen krachten te geven.

Worde zij daartoe als regeeringsmeerderheid, zij do verkiezing, in staat gesteld!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Vóór den slag.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1925

De Reformatie | 8 Pagina's