GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAN KERK TOT KRING.... EEN AFVAL.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN KERK TOT KRING.... EEN AFVAL.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

V. (Slot.)

Het behoort tot de tegenstrijdigheden van onzen tijd, dat tegelijk met den oproep tot gemeenschapszin het verschijnsel der verbizondering zich afteekent, ook op het terrein der religie. Naast het dwepen mot de katholiciteit van kerk en christendom doet zich voor het verschijnsel van de godsdienstige k r i n g-vorming. Gezien in het licht van Matth. 24:26 is dit verschijnsel als teeken van verval te beschouwen; ook is het een eschatologisch moment, zooals het daar ter sprake komt.

In den dubbelen vorm van woestijngang (afwijzing van de bestaande gemeenschap) en binnenkamerverblijf (toch weer voot-de aan-Imooping van relatie met de gemeenschap zichzelf paraat houden) vertoonen de valsche profeten, die Christus voorzegt, een afzonderingsposilie, die tijdelijk bedoeld is, die aanstuurt op kern-vorming eerder dan op Icerkvorming, en die het religieuse leven zegt te wiUen dienen door nieuw(om-)bouw. ïijdons Christus' leven op aarde, werd de in deze taktiek geldig gcüiaakte beschouwing door veel factoren voorbereid. En ten slotte heeft zij vanzelE gemaklcclijke aansluiting bü het mensohelijke hart.

Want de in Mt. 24 bedoelde valsche profeten zorgen, den schijn voor zich te hebben; zij' lijfcen de partijzucht, de enghartigheid, het op de spits drijven van de antithese, te ontgaan. En uit den inhoud hunner leer nemen zij den „aanstoot" weg; in schijn houden zij vast aan de „verborgenheid" des geloofs, maar het esoterisch geheim van hun kring-leven is toch in wezen iets anders dan wat 1 Cor. 2 leeit.

Dat de leer der pseudo-messiassen „valsche leer" is, blijikt zoowel in den onder Israël erdoor aangenomen vorm, als in de tegenwoordige analogieën ervan. Men stelt zich op één lijn met wat kanoniek is en spreekt tóch apola-ief. Zelf een onwillekeurig gevolg van de zonden van den tijd, tracht deze leer zich van de gemeenschappelijke schuld te ontdoen door critiek op het bestaande; op het relatieve van het werk der voorgangers legt zo te gretiger nadruk om zelf den scliijn van te delven naar het absolute te .kunnen bewaren. En terwijl men anderen ontzegt het recht om op het gevondene te rusten en daarvan, als van een vaststaand bezit, uit te gaan, roemt men in eigen hoogheid, en verzekert, dat nu het wezen der religie zal worden gevonden; Ï(^' ont-dekt. - dSfëSf-; '

Ja, nu voor het laatst: waarom mag de discipel vau Christus zich niet aan deze pseudo'-messiassen O'Vcrgeven? Noch aan hun kringen en , ^kernen"?

Die vraag klemt; immers het verschijnsel voorbijgaan, en doen, alsoif men er niet mee te maken heelt, is onmogeli.ik. Want het symptoom der pseudo-i-eligiense kernvorming vraagt en néémt straks de aandacht, zegt Christus. We wezen er reeds op, dat de afzondering in wo-estijn en binnenkamer niet bedoelt, het contact met de massa geheel en definitief te verbreken. Welnu, de vrucht van dit pseudopxofetisme wijst wel uit, dat er dan ook van zoo iets geen sprake was. Hebben ƒ, 0 niet hun propagandisten? Ze vinden aanbanpers, en die trachten op hun beurt nieuwe leerlingen 3ë winïjèn.; / Ze doen dat ook, ja zelfs bij' voorkeur, onder de orthodoxen van hun eigen kerk, onder de loden van eigen volk. Want ze zeggen niet zoozeer tot de barbaren als tot de kinderen huns volks: oiut, en ziet. Ziet, hij is in de woiesti|n. Let op en hóórt aandachtig en ontwaakt: ij is in de' binöeuk'amer. Kortom, het verschijnsel raakt ieder, die naast de deur woont: e oproep komt tot wereld en kerk, tot o-ngeloovige en geloovige , tot deu buitenkerkelijken en den kerkelijken vrome. Maar, — hij' komt tot den landgenoot eerder dan tot de vreemden. Zouden deze pseudo-messiassen nu dadelijk de Grieken leeren? Zouden ze met Paulus zóó maar in 't eerste vuur naar Spanje gaan willen, wanneer ze eenmaal in Jeruzalem begonnen zijn? Stil, Ke'ulen en Aken zijin niet op een dag gebouwd, en niet van lederen religieusen kring is naar Corinthe aanstonds de (zendings)tocht. Ze zullen ook wel den heidenen prediken; en dat zullen ze doen, aangezien ze hun bezwaar hebben tegen dea kring vlak in de buart, dat zullen ze doen met een eigen zending, zo-o haast als men die hebben kan. De zendingszaak, — dat ligt zoo in den aard — wordt dus op de lange baan gescho'ven. Maar tot die naast hen wonen, tot de nog niet ontwaakte liede'n des volks, dat om hen heen is, moet de vrucht der kernvorming zegenend komen. Het is zooals Christus zegt: e ziullen niet zoozeer de verre 'Grieken en de wilde barbaren roepen, zeggende: iet, hier is de Messias; maar, to't dedisc i p e 1 e n, die al een overtuiging Iradden, die al een keus hadden gedaan, die al O'Ver de geschiedenis van hun eigen religie uitspraak gedaan hadden, tot zelfs op zoo'n Synode (het apostelconvent) toe, tot die mensehen zullen ze hun rfieuwe messiaansche zegeningen vvillen uitdragen. Ze weten 't bizonder goc'd, dat, , inen moet „b'eginnep.., yan Jeruzalem", 't 9Q zeeg'i*: 4zS hebben gelijk.

Maar nu _^kO'mt Christus tot Zijn discipelen. Hij' kwam tot hen, die in her^'stof r-eeds eeuwenlang rusten, doch (want bij gpreekt eschatologisch) hi| komt óók tot alle zijne discipelen van alle 'eeuw, ook de 20e, en van allerlei volk, oo'k het nederlandsche, en van allerlei schak'eering, O'Ok de gereformeerde. En Hij zegt: gaat niet uit, ea gaat niet zien.

Hij legt ons de aJ^IÏJlgïop, met ronde woorden. Het d enk eïH^^^f afwijzend zijn: „gelooft het ni e t". ' .''v, : ; ''^•

En de afwijzing moet ook ' tC'U volle b 1 ij' k e n.

„Gaat niet uit." Gaat' niet uit. Maar de invitatie is to'dh zoo dringend? Gaat niet uit..; ; 3T^.^Maar de man is zoo interessant? Oaat niet lïiïlf'^" Ze zullen zeggen, dat we de nieuwe beweging van kem-vorming niet ernstig nemen en meir moet den broeder niet kwetsen? 'Gaat niet uit. — Ja, , maar het mag dan geen dogmatiek zijn, het is toch dogmenhistorie; en het moge al geen kerk zijn, men maakt er toch zijdehngs kerkhistorie? Gaat niet uit. — Gaat met uit. Onder geen 'enkele voorwaarde, onder niemands pressie. Zc'lfs niet onder bedreiging van het scheldwO'Ord, dat gij anders zelfvoldane farizeeërs zijl. AVant gij kunt het oo> rdeel voelen komen over u zelf' en JUIST DAAROM weigeren, met hen gemeene zaak' te maken. Zult ge gaan kijken naar ec'n zijpad, als O'p'den hoofdweg hfet oordeel begint van het huis Gods? Zult ge kernen gaan bestudeeren als Christus vraagt om. de r ij p g e s t o o f d e 'druiven der aarde? Zult ge — want de. einden der eeuwen zij'n op u gekomen , — zult ge onder de leuze van kern-vorming toch weer naar de smalle gemeente (want daar kO'int het op neer) terugkeeren, als God u na veel moeite en tegenstand „r u i m-te" gemaakt heeft; ruimte, om te gaan in de breedte, ruimte, om met Paulus 'naar Spanj'O te willen, ruimte, om de beweging van het koninkrijk der hemelen te maken, zooals God in Christus ze maakt: eschatologisch en breed? Hoor, wat nu Christus zegt, ïn de woestijn is het smal en in de binnenkamer is het, nauw. Maar God woont niet meer in privaat-heiligdommetjes, en Hij lacht om lederen Micha der laatste dagen, die daar waarlijk probeert Hem te reserveeren voor zijn "ïdlersmakelijkst en alleiindividueelst heilige der heiligen. Want het moet naar de parousie toe: gelijk' de bliksem schijnt van Oost to'f West, alzoo m.oet de toekomst zijn vair den Zoon des menschen. Breed en wij'd.

Maar, Heere, _zoo vragen ze nu, komt het dan wel ooit verder dan de „smalle" gemeente? Zwijg, aiitwoordt Hij. 'Gij hebt, zoo komt Hij. nu-dezen, -

kringvormers tegen, gij hebt aan de smalte lust gehad, en dat is uw O'O'rdeel. Ge hebt hooghartig reeds de hoofden bij elkaar gestoken en de afspraalc' van kernvorming gemaakt, eer de anderen u iets verweten; en toen ze toit ir zeiden, dat ze geen „kern" in de „ke'rk" wilden, omdat ze u opeischten voor heel de g'3'meeirschap, toen hebt gij uw idealen en uw idealisten in den schemer der woestijn en der binnenkamer gezet; en toen hebt gij den tempel een synagoge genoemd; en wie tegen u protesteerde'n hebt gi] de uitwerp-ers genoemd; en toen klopte het als een bus, dat ge uit de synagoge geworpen waart en toen hebt gij ^1 uw woestijnkweekelingen en al uw binnenkamerpupillen opgeroepen tot d'en systematischeir arbeid der kerirvo'rming, want, 'zoo hebt gij betoogd, een lichaam, dat voedsel weigert moet in 'Gods naam dan maar met dwang kunstmatig gevoed worden, tenminste als er anders levensgevaar zou dreigen; èn dat dreigt er voor de Jo'gge kei'k-en sanhedrin-synagO'ge, want ons brood is het ware brood; amen, zoo zeidet gij'. Maar gij waart niet uit de synagO'ge geworpen, doch gij hadt van te voren van''den tempel'u gretig afgezonderd; gij waart buiten het vO'lk gaan staan. En uw kernvorming, uw kunstmatige voeding met de spijze, die de gesmade „synagoge" niet wil, moge hooge religie, sterke vergevingsdaad s c h ij n e n — hO'Udt gij' uw vergiftig vergeven thuis, gij afzonderiugsprofeten en bidt Gc'd, of Hij u vergeven wil, u, u, '-dat gij*-Zijn tempel den rug hebt toegekeerd en met uw boekenstalletje zijt gaan aanleunen tegen Zijn prachtigen tempel, het werk Zijner handen.

Zoo spreekt de Christus tot HEN.

En tC't Zijn LEERLINGEN zegt Hij:

Gaat niet uit. Gaat niet uit.

Want deze schelders der farizeeën lijken op hen als twee druppels water. In naam der katholiciteit gingen ze in de afzondering; e'U de katholiciteit, ja, die kwam morgen, zeiden ze. Maar de schoolmeester uit Ibsen's Brand wist het al, dat „morgen" nooit komt. Of was het de koster? Neen, het was de schoolmeester. Ditmaal was zelfs de koster wijzer.

Gaat niet uit. Ge 1 oO'ft het niet.

Want zij zeggen: wi| maken een nieuw begin. En God zeide: kinderkens, het is de laatste ure. Terwijl zij een prolO'Og schrijven op, een nieuw hoofdstuk, daar schreef God den epiloog.

Gaat niet uit. Gelooft niet.

Want zij zeggen: de "histoirie moet worden overgedaan. Maar God, als Zijn Geest de Schriften door „inspiratie" schrijven doet. God zegt tot deze „verlichten", dat de geschiedenis leeft bij de gratie èn bij de verschrikking van het woordeke, het geweldige woord: EENMi^AL. En dat hebben zij' geschonden en met hun relativismen weggedaan.

Gaat niet uit. Gelooft niet.

Want c a n o n i s c h e geesten zeggen: God heeft EENMAAL gesproken, ik heb het TWEEALIAL gehoord. Hooren doen zij vaker dan spreken, en oo'k eerder. Want de spraak van 'God is geweldiger dan ons gehoor-vermogen verdragen en verwerken kan, ZOO' hebben zij gezegd. Maar deze pseudoprofeten, deze kernvormers der laatste dagen, ze roepen iedereen binnen, zooclra het zegel van de binnenkamer eenmaal verbro'ken is, voior het vreedzame O'ffensief, de vredige doordringing, van het volk op de straat. Ze roepen iedereen op tot deni kruistocht binnen de grenzen, — ze geven iedereen een pen, ze geven ieder een stem, ze nemen van ieder applaus, pok van de honderden, van wie ze weten, ja, weten, lieel erg b'est weten, dat zij van wat 'Grod TWEEMAAL spreekt nog niet eens EENMAAL iets hebben gehoo'rd.

Gaat niet uit. Gelooft niet.

Want zij willen ov'erdoear, wat de anderen deden; zij .jvillen het christendom verjongen. Maar God zegt, dat de vernieuwing van. de jeugd van het christendom allereerst gelegen is in de venrieuyrirtg.; van het diepe hart der christenen.

Gaat niet uit. Gelooft niet.

Want zrj ziefti wefèl^spliater ia-^^lïfcig van den naaste, maar den talk in eigen oog, dien zien zij niet. Ze komen op tegen Valsche gerustheid en ze schelden op leege wetenschap van al te makkelijk verzekerden; en daar heeft God nietsl tegen. Maar wie is er meer v!a, n zichzelf verzekerd dan zij? Ach, ze zéggen wel, dat men door twijfel heen moet komen tot zekerheid; maar ads ze van deze ongoddelijke spreuk pok maar het kleine .waarheidselement zelf voor zichzelf hadden gegrepen en toegepast, dan zouden ze zich wel duizendmaal bedacht hebljen, eer zij to-t kern-vorming in de kerk-vorming durfden komen. Zich van de gemeenschap afzonderen, systematisch, en dan op eigen tijd en eigen gelegenheid tot haar wederkeeren jmet een nieuwe leer, ik zeg, dat wie dat aandurft, gansch verzekerd, zoo niet, gansoh verheerlijkt is, inwendig. Twijïel? Ja, aa; n de waarheid. Maar niet aan den twij'fel en zij'n rechtmatigheid en zij'n zondeloosheid. Van hun eigen twijfel willen ze geen kwaad hooren, ten aanzien van den twijfel zijn ze in hun gemoed ten volle verzekerd. > God heeft één ding gesproken; doch niet zoozeer dat eenmaal gesprokene, als wel 'He bezwaarlijkheid van de daad van het hooren, dat hebben ze tweemaal willen hoeren en driemaal doen hooren.

Gaat niet uit. Gelooft n.iet.

Want ze hebben geen gelool, dat sterk' genoeg is om anderen te leeren, en om een heirscharei van morgenzonen" te vergaderen tot het nieuwe werk des ^llerhoogsten. Wie toch de kerk verlaat vooT den kring, en de gemeenschap loslaat voor den „kern", en de synode voor 'de club, en het volk voor een gezelschap, zou die geloof hebben, althans, zoo lang hij in retraite is? Geloof, niet in het volk, maar in den 'God van het volk; dien God, die met Gideonsbenden wonderen doet, die liit Tiet verachte zich een wereld bouwt, die het werk van Zijn Zoon niet volvoeren zal zonder de schare, vóór wie, maar ook MET wi e, de geroepenen Gods hebben te werken?

'Gaat niet uit. Gelooft niet.

Waaat zij hebben gemakkelijk schelden op de tragen, die maar niet mee willen. Maar wie niet met den opmarsch mee kwam in het vereischta tempo heeft niet zoo groote zonde, als wie de lijn der beweging heeft omgebogen; immers, deze pseudoprofetische mgnsch hield de beweging van Gods Zoon, den Koning der kerk, niet biji.

En Christus wil niet, dat wie Hem volgen wil, zi& h in, woestij'nen en binnenkamers terug trekt, a 1 s Oi f V 0' o r.z o o V e r ; h e t niet de nood vordert. Heeft hij niet ons geleerd te waarschuwen tegeia „de kerk in de kerk"? Is voor wie deze leuze hieven niet de secte het slop 'geworden? Welnu, , zoo min als , ., het kerkje in. de kerk" mag gespeeld worden, zoo min mag men „woestijntje spelen in de woestijn". W; aht de kerk IS al in de woestijn; niet maar een paar diepier-ingeleiden, neen, de kerk is in de woestijn, de vronw van Openbaring 12 is heel en al ia de woestijn; maar dat is haar gloTie, het is haar waa; rachtige leven, het is haar daad, omdat zij, vluchtende, ook vleugelen had. En wie nu zegt: laat ons in de woestijn gaan en dan straks tol de kerk wederkeeren, die wil de js'oestijn in de woestijn; die is d'e aller-Iraaiste sectarische mensch gewoTden. Hiji wil de woestijn rationeel maken; hij' wil de afzondering, maar hij wil ze in eigenwilligheid. Ja„ eigenwilligheid! Want tot de woestijn mag de zoon der kerk alleen maar ingaan, i n z o o V e r r e a 1 s h e t m o e t, en als God het wil, en de nood der tijiden het vordert. Doch wie aan afzondering zijn lust heeft en met woestijnen dweept, die heeft met zijn ergemisjes van den kleinen stijl de groote ergernis, die God ons doet zien, niet bemerkt. Hij kon ook niet. Hij! was niet de geestelijke mensch, al had hij' ongetwijfeld geest. Hij had geen geloof en geen heldendaad, ook al had hij hij' den grootsten 'filosoof van gister pen Baedeker besteld VOOT den kruistocht van morgen. Maar het was de morgen van den schoolmeester van Ibsen: de morgen k'wam altijd maar weer... morgen, want de slapers sliepen ook zoo lang en wie kan nu wekken als de slapenden blijven slapen? Zelfs de helden versagen dan.

Ja, als het mis loopt met de beweging, dan zijn ze tóch weer klaar: de slapers liebben de wekkers verhinderd, hun wek-program te volvoeren.

En de bedrukte wekkers zullen naar hun binnenkamer terugkeeren, dan voor goed, om te zeggen, dat de slapers verloren zij'n tot in alle eeuwigheid.

Maar God zal zien, dat zij geen geloof hadden. Want alle reformatoren, die begonnen zijn VOOR het volk ONDER DE OOGEN VAN het volk, ze hebben moed gegrepen en gezegd: als ik van God ben en uit Hem spreek, dair kunnen de slapers mijn wek-daad niet verhinderen, want de wekker zal de slapers wakker schudden, zoo waarlijk helpe mij jpod. Was het overschatting? Neen, het was gelool. 'Geloof, dat God uit reformatorisch leem Zich vaten ter eere kan bereiden, en dat Hij' daarom uit een verachte massa perditionis zioh een heerlijke gemeente bereiden zal. Waai'achtige reformatoren b e g onii en met het volk' gemeene zaak te maken, omdat ze met de kleinen en de dwazen en de onwetenden klein en dwaas en onwetend' voor God geworden waren en toen geloofden voor de anderen, wat ze ook' eerst in zichzelf ervaren hadden: dat liet Verachte krachtige, daden doet en het sterke opkomt uit wat niets is in eigen oog.

Het is de oude tragedie van den kouden Michalsgeest, die in mooie binnenk'amereji. ^de warmte afkoelt, en den Davidsdans — vóór het volk, maar ook M.ET het volk.

En wie nu voor Christus' woorden beeft, die moet het offer brengen.

Vooral de broeder, idie sterk iSj moet een offer brengen.

Men zegt in dagen van kern-vorming zoo gemakkelijk tot die er telgen protesteeren en die toch niet van de valsc-helijk conservatieven willen zijln: ziet ge niet, hoe het conservatisme troef is? Maar het antwoord zal moeten zijin, dat liever de knecht van God door zijn eigen menschen verkeerd be-, grepen wordt, dan dat hij zou willen, dat ze zijn vooruitstrevendheid zouden blijven pri|zien, omdat ze'meenen, dat ieder, die wat anders wil dan de aiaderen, daarom reeds een gave 'Gods is.

De strijd der kerk wordt in woestijnen gestreden; en uit woestijnen zal ze ééns opvaren tot Gods paradijs. Tot dien 'tijid toe wordt ze in de woestijn gevoed, duizend, twee honderd, zestig dagen. (Openb. 12). En dat is de woestijligang.... van God. Deze kerk leeft in de woestijn, maar niet van de woestijn. Alleen wie DAT leven meeleeft, van den grond af 'aan, alleen die is de ware woestijnganger.' Alleen die mensch weet, dat de kerk de hoogste wijsheid heeft, al kan wat haar omgeeft, .Jtiaar .geen wijsheidsplant doen 'groeien uit den bodem, waarop zij verkeert: de woestijn zelf voedt niet, 'God voedt. Nu verstaat deze mensch, dat de woestij'nbodem der natuurlijke wijsbegeerte geen openbaringsvoedsel brengt aan de vrouw, die het kind gebaard heeft en van den draak wordt achtervolgd (Op. 12). Hij weet, dat de woestijnbodem der cultuur geen planting kweekt voor het leven der genade: want de vrouw is i n de woestijn, maar leeft niet uit de woestijn. Slechts wie deze volkomen tegenstelling heeft ondergaan en deze wijde uitzichten van woestijii naar open hemel van God heeft afgezocht, slechts die mensch heeft den woestijntocht der vrquw meegemaakt, hij', heeft mèt haar meegedorst/jgii^met haar in smartelijke verwonding. "t'. j ^ ^ :

Doch de anderen, die hun woestijintje maakten, zagen nïet de groote woestij'n der uit I Corinthe 2 leVende kerk; , .wat zijl woestij'n noemden, was een kunstig aainlegje: een oase, met wat klaterfontein-gedoetje en : een paar mooie boompjes: import zeiden ze, niet.zonder trots.

De woestijn blijve een noodverblijf, waarin .ik met de kerk tegenover, de wereld weggeduwd wil worden van mijn God. Maar alle k'ringvorming zij vervloekt. Want die daaraan meedoet, wil op de woestijn teren; al zou het alleen maar^ zijln... op de gratie van den woestijhgang. Sfe^ft'-

Wie wat weet, , wie wat leert, wie êéii"'; psalm heeft of een reformatie, die zegge het op' straat, die zegge het vóór de wo'estijnvrouw, =, %, a..ii, , de woestijnvro'iiw. - S^^Bf

Die spreke in het openbaar, en beginne'met vertrouwen te geven aan dat volk, waaraan God zichzelf gegeven heeft.

Die zorge ook voor een publiciteit, die meer heeft dan den schijn.

Er z, ijn menschen, die op straat smij'ten wat ze kwijt willen wezen, maar die in hun kringetje al lang in stilte alles hadden bedisseld. Dat lijkt „publiek", maar het is misleiding. Er zijn er ook, die de spreektrompet voor den mond nemen, om de broeders en zusters eens flink te do-ceeren över de laatste conclusies van hun deftig binnenk'amercollegie. Maar ze zorgen er voor, zóó te gaan staan, dat vooral ook de verlichte menschen van „de wereld" elk woord kunnen verstaan. Dat is dan óók „publiciteit". Maar het is misleiding. Want als ik MËT mijn woestij'ngangers van heel de kerk de vragen heb opgelost, dan eerst is het de tijd, om het „amen", dat we samen vonden, uit te trompetten naar wie buiten zijn.

'Gaat niet uit. Gelooft niet.

Wie de woestijn en de binnenkamer betrekt zoende r noodzaak, ruilt de bekeering uit voor het verfijnde humanisme. Hij wil door autonome ontzegging (woestijn) en door vrije verbizondering (binnenkamer) de niéuwe leer en het leven opbouwen; d.w.z. hij wil beschaven aan den buitenkant, van buiten naar binnen. Maar God werkt van binnen naar buiten. Dat is „organisch". Dat is ook' vrucbt van bekeering. Hij vernieuwt centraal.

Wie een woestijntje maakt in de woestijh, wil anders dan de massa van zijn kerk; maar zijh oasetje is een klein-paradijsje geworden, zoo'n hunkering naar .het groote park, waarin de cultuurmensch rondwandelt en zich verlustigt.

Maar wie weet te leven uit de openbaring en niet uit de filosofie, en uit de genade inplaats van uit de natuur, en uit de roeping Gods in stee van uit de dienstbaarheid der wereld, die vindt een-„kring" te benauwd èn te — hoogmoedig. Die moet de „kerk" hebben, de kerk, de kerk. Hij werkt vóór haar, al laat ze hem O'oik prat e n; hij heeft priesterlijk met liaar te doen, omdat eerst God over zijn dwaasheid bewogen is geweest en hem nog dagelijks al zijii dwaasheid vergeeft..i Deze mensch heeft geen eschatologie op papier en geen woestijnvers op de maat van het groote prachtige Babyion en op de luit van Rome en opi papier van Parijs, maar hij' heeft zijn voeten , zeer ge.. loopen en aan God geklaagd, dat het erg veel pijn deed, en ach, wie had zij'n prediking geloofd? Maar straks stond hij op en zeide tot de kerk: , | Gaat niet uit. Gelooift het niet. Kerkleden, die hun kapitaal niet aanspreken, gaan failliet, maar niet de kerk, zeide hij'. En hij' ging Voort en voegde - er aan toe: met een „voorbij'gaande inkleedijrg"'; kan men lang leven, ïïoch in een „onveraiiderlijk-wezen" kunt gij' op 'Gods eeuwigheid gaan sterven.

Want Jezus weende over de stad, van verred Maar Hij: ging er'in en gaf 'haar het gebaar yau ' zegenende armen en den glimlach van sterkea^ vrede. Waj.it niet in een onderonsje, maar in den.; gemeenschappelijken opmarsch der eene, heilige, ! algemeene, christelijke kerk ligt de toekomst der • wereld.

Want Christus is wel van boven en de waarheid ook en de openbaring.

Maar de kerk is nog beneden. Ze gaat w^ naar boven, vanwaar ook haar leven en haar roe-^ ping is. Maar zij^ is nog b eneden; .zij.'_ is. in, het „platte vlak" van haar woestijn.

De pseudoprofeet is vreeselij'Ic*^ffiig': ; \^S „platte vlak"j naar hij zegt. , ^^

Maar de Christus zegt: het platte vlak, dat iJ? aanraken wil en snijden, dat moet gij' niet ongebruikt laten.

'Gaat uit in de breedte, ziet om naar oost-.^ west en noord en zuid, en bedenkt, dat het Pinksterfeest (breedte-feest) geweest is en vergeet^ het niet:

Ziet toe, dat u niemand verleide. W.ant vel^ zullen komen in mijnen naam en zeggen: ik beri, nu de eigenlijke drager der messiaansche bood'^^^ schap. ^"

En vele valsche profeten zullen opstaan en.fj vele verleiden.

En omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd" zal wor'den, zoo zal de liefdC', die warmte is, verkoelen bij velen („wat tof dusver nog algemeen in eere was, zal gaan ontbreken". Prof. Grosheide; Komm. Matth., 285).

Alsdan, zoo iemand tot ulieden zal zeggen: z'ié^ hier is de Christus, oï daar, gelooft het niet. Ziet, 'iiij is in de woestijn, gaat niet uit. Zie, hij is in; de binnenkamer, gelooft het niet. Want gelijk de"< bliksem uitgaat.van het oosten en schijnt tot het westen, alzoo zal ook de toekomst van den Zoon des menschen wezen. Breed. Breed. Breed.

Want alwaar het doode lichaam zal zijn, daar^ zullen de arenden vergaderd' worden. „Als de aren-.; den op het aas, komen de valsche profeten af| op-hun prooi" (a. w. 290). ^fe/-~

M^aar ze zullen niet oVerwinnen. Want in*bif^ nenkameren „loert" men wel en in woestijnen „zint" men wel, Maar de daad, die is van God.. Dus is ook het koninkrijk des Heeren. En wie'.' de aristocraat wil zijn, met Michal, wordt door Maria, Davidsdochter, veroordeeld: „Rijken heeft Hij' ledig weggezonden". Die zich de weelde van een woestijn PERMITTEERT, die is de rijkste mensch in zijn oog, doch de dwaaste: in de oogen Gods.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 mei 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

VAN KERK TOT KRING.... EEN AFVAL.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 mei 1926

De Reformatie | 8 Pagina's