GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Synode-indrukken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Synode-indrukken.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

XX.

Slecht!#*#%n belijdende leden e ener Gereformeerde Kerk.

Onder de bèizwaarschriften bevonden er zich O'Ok, die gezo'uden waren door personen, diei tot een schismatieke kerk bebooren.

Ook onder bet adres van d© beeren 'Dir J. P. de Gaay Fortman c.s. bevonden zich dergelijke namen.

Het ligt in den aard der zaak, dat bezwaren van hen, die niet met ons in kerkelijke gemeenschap staan, op de Synode onontvankelijk zijn.

Het feit, dat men de kerk uittrad en zich bij een schismatieke beweging aansloo't, bewijst, dat men geen geduld ol wat dan ook had om zijn bezwa.ren den kerkebjken weg te laten doiorloopen. , ....,

En nu tO'Cb achteraf no'g bezwaren in te di|^|^ is geen klein beetje inkonsekwent. 'SlU^:

Natuurlijk duiden we zulke inkonsekwen1aè|i.ïiS^. mand ten kwade.

Er ]j, gt zelfs iets spijtigs in, dat geen poging kan gewaagd om ben van hun bezwaren te' O'Utlasten.

Dat zij - zich nog tot de Synode wenden zou men. lamnen. beschouwen al? ©en blijk, dat zij', die zich uitwendig van o-nze kerken hebben losgemaakt, er innerlijk nO'g niet geheel lO'S van zijn.

Daarom mag men ben niet kO'ud en koel laten schieten. , ^i, .; ^: j^^

De ledé'S^ër plaatselijke kerk, waarvan zij eens deel uitmaakten, hebben zeer zeker een ro'eping tegenover hen.

Predikant of konsulent zouden hen kunnen opzoeken of tot een .samenspreking uitnoodigen.

Maar de Synode kan be'U niet helpen.

Zij zelf hebben dat O'Umogebjk gemaakt. Misschien lijkt dat sommigen wat streng geO'Ordeeld.

Toch mag de Synode geen ander standpunt innemen.

Niet alleen om de principiëele reden, welke wij reeds aangaven, maar oo'k om praktische motieven.

Waar zou bet heen moeten, ' indien de Synod© ook bezwaarschriften van niet-belijdende-ledén eener Gereformeerde Kerk in behandeling nam!

Wij willen nu niet eens rekenen met de mo'gelijkbeid, dat menschen als Jacob Cohen, ook modernist of Roomsche wel bezwaren konden kenbaar maken.

Maar er zijn er b uitc'ii O'Uze Ge'reformeerde Kerken, die ons minstens even na staan als somm.ige schismatieke broeders en zusters. •

Wij denken hier b.v. aan vele Gereformeerden in de Hen^ormdö Kerk en, vele Christelijke 'Gereformeerden.

Wanneer aan die allen zeker recht werd verleend met bezwaren tot de Synode te komen, ware het eind daarvan niet te overzien.

Daarom is bet O'Ok pralc'tisch beter, dat gee-m enkel goval van grensoiverschrijding wórdt toegelaten.

Dat houdt vanzelf niet in, dat de Synode niet mag ingaan op een verzoek, dat haar door niet-leden eener Gereformeerd© Kerk wordt gedaan.

Meermalen zijn er zulke verzoeken tot haaf gericht.

.Laatst nog met het o-og op bet Congres vo-or „Inwendige Zending". ...„.., : < ; „, .

Het verschil tusschen ver^er-sife'en zegt hier alles. bezwaar

"Publiek of geheim.

Ernstig werd ook onder d© oogen gezie-n . do vraag of de hangende zaken dadelijk in ~ publiek© zitting konden worden behandeld dan wel of zei eerst in comité-generaal, dat ©en besloten karakter draagt, dienden te wo-fden besproken.

Ouderling Brandsma stelde zelfs vo'or, dat de commissie-vergaderingen publiek zo'uden zijn. .

Dit was inderdaad iets nieuws niet alleen in ons kerkelijk .leven, maar in heel de samenleving.

vO'Orzoover die iets met commissies te maken heeft.

Nergens ter wereld zijn commissie-vergaderingen openbaar.

Aan zulk een _proefneming waagde de Synode' zich maar niet.

De moeilijkheid van de kwestie zat ook niet in de bezwaarschriften.

Die werden, nadat de desbetreffende Commissie daarover een rappoxt in gereedheid had gebracht, dadelijk in de publieke zitting gebracht.

Zells h^et bezwaarschrift van Ds Vermaat, dat bedoelde een gravamen te zijn — ofschoon bezwaar en gravamen taalkundig dezelfde beteekenis hebben, bestaat er tusschen beide in het kerkelijk spraakgebruik verschil — behoorde daartoe.

In ^al deze gevallen bleef het comité-generaal achterwege.

Vandaar, dat er ook wel over gediscussieerd werd, gelijk men uit de persverslagen lezen kan.

Dat de discussies niet meer tijd in beslag namen en niet dieper gingen, lag aan de eenparigheid der Synode.

Wat is er' in de schismatieke pers met de eenparigheid der Synode in haar vroegere zittingen niet de spot gedreven!

Alles zou eerst in • comité-generaal zijn bekokstoofd. < •

De tegenstemmers in geheime zitting zouden door allerlei middelen tof voorstemmers in publieke zitting zijn omgetooverd, zoo werd er geïnsinueerd.

Welnu, men lette eens op de beliandeling van al die stukken, waarover geen comité-generaal is gebonden.

Slechts een hoogst enkele maal werd er dan nog hoogstens door één of twee leden tegengestemd.

Als men daardoor nog niet van de eenparigheid der Synode overtuigd is, zal men het ook wel nooit wórden, of liever: wil men 'het niet worden.

Inmiddels doet zulk een eenparigheid aangenaam aan. i

Wat er sinds de vroegere zittingen der Synode voorviel, heeft geen der leden aan het wankelen gebracht.

De Synode arbeidde verder in het bewustzijn den goeden weg te hebben ingeslagen.

De verantwoordelijkheid voor het leven onzer kerken werd gedragen, mét de vastberadenheid des geloofs.

Maar de vraag: publiek of geheim? scherpte zich vooral op andere punten toe.

En wel bij de uitnoodigingen, welke, de predikanten Van Duin en Brussaard ontvingen om ter Synode te komen, niet — dit zij er terloops bij gemeld — bij het geval van Ds Vermaat, met wien in een Commissie-verga'dering werd gesproken.

Zou de Synode beide eerstgenoemde predikanten in comité-generaal hooren of in publieke zitting?

De krasse, stoere Prof. Lindeboom, ondanks zijn hoogen leeftijd nog helder van geest, nam het voor publieke behandehng op.

Er kan hier vóór en tegen gepleit.

Met het oog op het medeleven van alle leden onzer Gereformeerde 'Kerken verdient publieke behandeling zeer ver de voorkeur.

Indien indertijd Dr Geelkerken niet in een Commissie-vergadering, maar in volle Synode ware verhoord en dan in een zitting, voor ieder lid onzer kerken toegankelijk, zou dit, wij' zijn er ten stelligste van overtuigd, gunstig hebben gewerkt en vele thans dissentiëerende broederen zouden zeker tof een beter inzicht zijn gekomen.

Nu toch is van deze ondervraging niets zakelijks in de Acta opgenomen. Immers Dr Geelkerken wilde niet, dat de Synode zich op zijn' verantwoording zou beroepen, zelfs niet, al zouden de Kamerstenografen de ondervraging opteekenen. Vanzelf had de Synode dezen eisch kunnen afwijzen, maar dan kon er op gerekend, dat Dr G. opi sïaanden voet de Synode zou verlaten.

Maar ook al doet zulk een ingewikkeld geval zich niet voor, zoo blijft openbare behandeling om een ruggesteun te ontvangen van de publieke opinie in onze kerken steeds aanbevelenswaardig.

Vooral het „demokratisch" karakter onzer kerken komt daardoor beter tot zijn recht.

Het argument, dat deze zaken, wijl ze personen betreffen, in besloten vergadering behooren te worden afgedaait, heeft voor ons geen 'klem. Wanneer het gevallen van levenstucht gold, ware het iets anders. Maar het ging hier om de belijdenis. Dat was het primaire en het persoonlijke is daaraan ondergeschikt.

Tegenover dit sterke „pro" staat echter een gewichtig „contra".

Gedingen als deze, welke in de kerken nog al roering wekken, worden doof publieks behandeling vaak uit de rustige atmosfeer, welke zij om een goede afwikkeling behoeven, in geladen dampkring gebracht. Afgezien van het gevaar, dat iemand, wiens zaak aanhangig is, onwillekeurig meer voor de kerkelijke tribune dan voor de Synode gaat spreken, zijn bij zulke kwesties de leden onzer kerken gewoonlijk niet evenredig, maar zeer eenzijdig vertegenwoordigd. Dat geeft een spanning, die niet zelden op één of andere wijze ontlading zoekt, al is het slechts door goed-of afkeurende blikken. Daardoor kan de persoon, die zijn zaak bepleit, jvorden beïnvloed en de kalmte, welke Jm, .• 'iÉMi mmim zulke aangelegenheden bijna het eerst noodige is, begeeft hem dan.

De , zaak zelf lijdt daardoor schade.

Proeven, op mindere kerkelijke vergaderingen met publieke be^handeling genomen, waren helaas niet moedgevend.

Bovendien.

Wanneer iemand ter Synode komt om bezwaren in te dienen of zich te verdedigen, dan gebeurt het niet zelden, dat hij zich in het begin veel krasser uitdrukt dan op het eind. Door de hem gestelde vragen of de met hem gevoerde diskussie ziet hij vaak in, dat hij in het eerst wel wat ver gegaan is. En nu valt het — de ervaring leert het en de psychologie registreert het — veel moeilijker een publieke uitlating terug te nemen, dan één, die iemand in besloten icring is ontvallen.

Dat alles maakt de beantwoording van de vraag: publiek of geheim, zoo uiterst lastig.

Eigenlijk kan men er het best over oordeelen, als het onderhoud is afgeloopen.

Dan zegt men soms: dat hadden alle leden onzer kerken moeten hooren!

Maar het is nu eenmaal menschen niet gegeven een zaak van achteren te bekijken als men e'ï nog vóór staat.

Bij ons persoonlijk slaat, wanneer het nut van publiek of geheim dubieus is, altijd de schaal naar de zijde van de openbaarheid over en aanvaarden we gaarne het risico van kwade kansen.

Voor de redeneering, 'dat geheime behandeling toch immer het veiligst is, voelen we itiets. Geheime behandeling tot regel te verheffen, achten we zelfs een bedenkelijk kwaad. Het kontakt met de leden der kerken zou er op den duur door worden verbroken.

In de onderhavige gevallen evenwel konden wij, zij het ook niet altijd zonder aarzeling, de besluiten der Synode in deze billijken.

De Commissie van Advies.

Men moet al een vreemdeling zijn in ons kerkelijk Jeruzalem, indien de naam „Commissie van Advies" niet op het eerste hooren hegrijpelijk is.

In opdracht van de Synode hebben deze mannen zich bij moeilijke aangelegenheden, voortvloeiende uit de beslissingen in de zaak-Geelkerken, de kerken, welke hun hulp inriepen bijgestaan.

Nooit hebben zij zich aan de mindere vergaderingen opgedrongen.

Wel is en wordt dat beweerd.

Maar de Synode kon er zich van overtuigen, dat dit in strijd met de waarheid is.

Het is wel voorgekomen, dat, toen hen werd medegedeeld, dat een Classis hoogstwaarschijnlijk hun hulp zou begeeren, zij zoo opofferend waren, om zich in de nabijheid van de plaats, waar die Classis vergaderde, gereed te houden, opdat de Classis niet verdaagd behoefde te, worden.

Hadden zij erg op hun point d'honneur gestaan, dan zouden-zij zich heel deftig hebben laten noodigen en een datum hebben vastgesteld, welke hun 't meest schikte.

Doch nu zetten zij alle werk op zij om de Classis ter wille te zijn.

En zie, die welwillendheid is nu als opdringerigheid, als heerschzucht uitgekreten!! Trouwens, , niet alleen in dit opzicht, maar om heel hun werk hebben zij aan onbillijke beoordeeling blootgestaan.

Invektieven als „inkwisiteurs" en „moordenaars" werden hun naar het hoofd geslingerd.

En toen ter Synode Prof. Geesink met guitig gezicht hmi bemoeiingen „recherche-arbeid" noemde, was men er in zekere pers als de kippen bij om deze kwalifikatie als erns't op te vatten.

Dat nu iemand, die Prof. Geesink niet kent, zich zoo vergist, is te begrijpen.

Maar dat men in kringen, waarin men heel goed weten [jan, hoe het is bedoeld, zulk een verkeerden indruk zocht te wekken, is toch niet in bescherming te nemen.

Dr de Moor, die ook nog al eens werd misverstaan, betreurde het, dat er geen ironie-letters waren uitgevonden.

En het is zeker jammer, dat ook het gezegde van Prof. Geesink niet met ironie-letter kon worden gedrukt.

Dit moge een wenk zijn aan onze overigens voortreffelijke opstellers van het Synodale persverslag om voor dit „probleem", wanneer het zich weer eens mocht opdoen, een oplossing te zoeken.

Hadden zij de gelaatsuitdrukking van Prof. Geesink, toen hij die woorden sprak, maar voor 'de krant in beeld kimnen brengen, dan was de zaak gezond geweest. i

Van de bevoegdheid, door de Synode hun verleend, hebben deze Deputaten niet alleen geen misbruik, maar zelfs met ten volle gebruik gemaakt.

Zij raakten nimmer de uiterste grens van de vohnacht, hun verstrekt, maar bleven een goed eind daarbinnen. ' , /_

Met de grootste omzichtigheid zijn^^^^. werk gegaan. ' '~' ^"

De Synode kon dan ook hun handelingen in gomoede zonder eenig voorbehoud goedkeuren.

En zij zouden stellig een nieuwe opdracht van de .; , Syj^P^^, , hebben ontvangen, indien zij bij monde van Prof. Kuyper niet zoo drhigend hadden verzocht, van dien last ontheven te worden.

't Voorstel om hun mandaat te verlengen, lag er.

Het werd gedaan door den Praeses der Synode.

En het is naijn indruk, dat, indien de Deputaten zelf gezwegen hadden, het er met vlag en wimpel zou zijn doorgegaan.

Maar waar Prof. Kuyper, die zeker het leeuwendeel van den last had getorst, uitdrukkelijk verklaarde, dat het hem te zwaar werd, meende de Synode hiervoor te moeten zwichten.

Zij dechargeerde niet , alleen deze Commissie, ' maar benoemde ook geen andere.

Ook daaruit heeft men weer kwaads gezogen.

Men heeft er een stille erkenning van de Synode in gelezen, dat zij met de benoeming van ©en Commissie van Advies een verkeerd pad was ingeslagen.

Er zal wel meer achter zitten, heeft men gesclireven. Immers, als de hoogleeraren Kuyper en Grosheide er zich niet meer voor beschikbaar konden stellen, dan had de Synode toch wel twee andere professoren kunnen aanwijzen!

Hiertegenover nu sta de pertinente verzekering, dat er werkelijk niets achter zit en dat er van een zoodanige stille erkenning van de Synode in' de verste verte geen sprake is.

Uit geen enkele uitlating noch in publieke noch in geheime zitting noch in commissievergadering bleek, dat één der Synode-leden tof het inzicht was gekomen, dat de Synode door de benoeming dezer Commissie het zuivere kerkrechtelijke spoor had verlaten. - '^HP-

Integendeel was de Synode hoogst dankbaar'indertijd het daartoie strekkende besluit te hebben genomen, evenals zij hoogst dankbaar was voor de wijze, waarop de Deputaten zich van hun taak hebben gekweten.

Waarom dan niet tot een nieuwe benoeming werd overgegaan ?

Allereerst, omdat de bezwaren, welke Prof. Kuyper voor zich persoonlijk opsomde, voor eiken hoogleeraar, die in zijn plaats zou treden, gelden.

Want wel sprak Prof. Kuyper ervan, dat zijn leeftijd 'oorzaak was, dat hij-dit extra-werk jjiet langer op zich kon nemem.

Maar ieder, die hem van nabij gadeslaat, staat verbaasd over zijn enorme werklcracht en vraagt zich soms af: hoe hoii, dt hij' het uit.

Dat een jongere kracht meer arbeid ? ; ou kunnen presteeren dan hij, is wel uitgesloten.

Het trouw waarnemen van zoo'n Deputaatschap vraagt bijna den vollen mensch', ook aT staat deze nog „aan den goeden kant van de vigftig".

Het argument van Prof. Kiiypea' is voor ieder van kracht.

Ja, het klemt voor anderen nog sterker. Want terwijl de hoogleeraren Kuyper en Grosheide er „in" zaten, zouden nieuwe er zich nog „in" moeten werken.

Vervolgens.

De zaak is een ander stadium ingetreden.

De commissie-Kuyper — laten wij haar zóó eens mogen betitelen — wist niet, wat, haar te wachten stond. Zij had pioniersarbeid te verrichten. Wat er komen zou kon volstrekt niet worden voorzien. Zij had hjnen uit te stippelen.

Daarin is haar arbeid niet vergeefsch geweest.

Dat er zich gevallen zullen opdoen, welke geheel afwijken van de vroegere, is niet te verwachten.

Daarom rijst de vraag: kunnen'-de mindere vergaderingen, de adviezen van de commissie-Kuyper als richtsnoeren gebruikend, het nu zelf niet afdoen ?

Moeten daarvoor nieuwe deputaten het heele land doortrekken en hun werk, waartoe zij toch in de eerste plaats geroepen zijn, voor een groot deel stilleggen ?

'De Synode, alles overwegende, oordeelde terecht, dat het geen roekeloos avontuur zou zijn, om het tot 27 October, datum, waarop zij weer vergadert, het eens zonder generale deputaten te probeeren.

Vooral niet, waar zij voor bepaalde hangende zaken als die in de Classes Haarlem, Breukelen en Bolsward bepaalde deputaten aanwees.

Mocht het op 27 Octoher blijken, dat 'het zonder generale deputaten niet gaat, dan zal de Synode ongetwijfeld niet aarzelen, om er opnieuw te benoemen.

Kerkrechtelijk is daar niets tegen.

Wanneer het profijt der kerken het eischt, is er juist alles vóór.

Wij hopen echter, dat het niet noodig zal zjjn.

En wij hebben er ook wel moed opi.

De beweging, voortkomend uit de procedure-Geelkerken, heeft gelukkig niet zulk een omvang aangenomen, als door sommigen gevreesd werd en met het oog waarop de Synode in het eerst maatregelen diende te treffen, om op alles voorbereid te zijn.

De toestanden normaliseeren zich van lieverlee.

Hoe eer men van het buitengewone tot het gewone kan terugkeeren, des te liever moet het ons zijn.

De Commissie van Advies' geniete een welverdiende rust.

Anderen mogen haar hebben gesmaad, .de Synode heeft door haar waardeering stellig het aangedane leed vergoed.

En de waardeering der Synode is de waairdeering van al onze kerken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Synode-indrukken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1926

De Reformatie | 8 Pagina's