GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Leger des Heils.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Leger des Heils.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor eenige weken schreef ik in dit blad een artikel over het werk van het Leger des Heils. In waardeerenden toon schreef ik over het vele maatschappelijke werk van het Leger. Hiertegen is een lezer van „De Reformatie" opgekomen. Gaarne wil ik hem van antwoord dienen. Tot het maken van enkele opmerkingen naai' aanleiding van zijn „Stem" is reden te over. Want het komt me voor, dat de geachte inzender wel een weinig doordraaft.

Vooreerst komen er in zijn „Stem" een pa, ar uitdrukkingen voor, die met de zaak niets hebben te maken. Zoo b.v. de vergelijking met onze diakenen, die het hun door de gemeente gegeven geld geheel aanwenden ten bate der armen, en waarvan niets aan onkosten verloren gaat; en die nooit in een theehuis gezellig bijeenzitten na een gehouden collecte. Maar mijn waarde broeder, hoe kunt ge die nu vergelijken? Die doen immers niet aan Evangelisatiewerk! Ze behoeven er nooit op uit naar andere plaatsen. Ze komen dus voor hun werk nooit in een gezellige gelegenheid en maken voor hun werk nooit onkosten. Ge moet niet vergelijken diakenen, maar menschen, die stad en land, afreizen om geld te verzamelen voor Christelijke doeleinden. Denkt ge heusch, dat die nooit ergens een kop thee gaan drinken onderweg?

Het staat niet anders met de tirade, waarin Colijn erbij wordt gesleept. Wat heeft Colijn nu ter wereld te maken met den arbeid van het Leger des Heils? Dat er in ons land relatief goede toestanden heerschen op maatschappelijk geliied, is VOOT ©en groot deel te danken aan den arbeid van onzen Colijn; wie denkt er aan, dat te ontkennen? Maar de geiachte inzender zal vermoedelijk niet willen beweren, dat er in ons land geen armoede en nood heerschen in vele gezinnen. Daaraan kon zelfs Colijn geen eind maken. Natuurlijk niet. Wie wel eens wat in een groote stad heeft rondgezien en door allerlei lectuur kennis heeft genomen van toestanden, die daar heerschen, zal dat niet durven beweren.

Evenzoo is het met wat de geachte inzender opmerkt over het vraagstuk der werkeloosheid. Denkt hij waarlijk, dat het groote vraagstuk van de armoede en den socialen nood is opgelost, althans beantwoord met zijn enkele 'opmerking, dat werkloozen in den regel werkschuw z'ju? Als het vraagstuk van het pauperisme zoo eenvondig was, ja — dan bestond het niet langer meer. Maar wie dat in gemoede meent, kent van d'at vraagstuk ook weinig of niets.

Laat ik een tweede opmerking maken. De inzender oefent op het werk vair het Leger geweldige kritiek. Nu zal ik niet in alles het werk van het Leger des Heils prijzen. Elders ben ik juist in dezen tijd bezig, in een artikelenreeks ook tegen het Leger des Heils te velde te trekken, met name wat zijn leervoorstellingen betreft. Maar dat alles neemt niet weg, dat we voor het werk van het Leger veel waardeering kunnen hebben. Ei zijn natuurlijk ook menschen, die nooit iets goed kunnen vinden, tenzij het door hun eigen kring of groep geschiedt. En voior al wa, t aiideren doen hebben ze niets dan afkeurende kritiek over. Daartoe wensch ik niet te behooiren en vermoedelijk wil de geachte inzender daartoe evenmin gerekend worden. Maar dan moet men ook als men over anderen schrijft en spreekt, eerst beginnen met te vragen, ot er ook iets goeds in te vinden is. Alles, wat van andere zijde komt, steeds stelselmatig af te willen keuren, is niet naar den eisch der Schrift. Vooral in onzen tijd moeten we scherp belijnd staan op ons eigen standpunt, maar tegelijk waardeeren wat bij anderen is. En ik vrees, dat dat nog al eens vergeten wordt.

De inzender heeft in zijn schrijven voor het Leger niets dan kritiek en afkeuring over. Maar ik vermoed, dat Wij van het werk van het Leger nooit veel heeft gezien. Wanneer men zijn kennis dienaangaande moet hebben uit wat op eeri rechtszitting wo-rdt gezegd, put men juist niet uit de beste bron. Heeft de inzeirder wel eens iets gelezen van wat het Leger doat? Laat ik even een korte opsomming geven van het maatschappelijk - werk van het Leger des Heils in Nederland. Hierbij put ik uit het , , , Jaarboekje ten dienste der Christelijke actie in Nederland, 1926", een uitnemend boekje, dat naar ik hoop ook voor 1927 nog verschijnen zal.

„De afdeeling ma, atschappelijk en liefdadig werk omvat de volgende inrichtingen:9 barmhartigheidsposten, waarvan de officieren of barmhartigheidszusters onder de allerarmsten werken dooi' huisbezoek, ziekenverpleging, enz., en aan twee van deze posten zijn verbonden inrichtingen voor het opnemen van kinderen uit tijdelijk onvolledige gezinnen; 7 industrieele tehuizen voor mannen, waar daklcozen worden opgenomen e.i van werk', onderdak en voedsel voorzien en na, eenigen tijd aan betrekkingen worden geholpen; 2 tehuizen voor gevallen vrouwen; 1 moederhuis; 2 jongenshuizen; 2 meisjes-en kinderhuizen; 1 landkolonie; 2 toevluchten voor onbehuisde vrouwen en kinderen; 3 goedkoope volkslogementen; 5 nachtasyls voor zwervers (mannen, vrouwen en kinderen)."

Wanneer men dit leest, moet men denk ik wol erkennen, dat het Leger veel doet op soeiaal terrein. Dat kan niemand ontkennen en moet dankbaar worden gewaardeerd. Hiervoor niets den kritiek over te hebben is niet goed.

In verband hiermee staat, dat het Leger veel geld noodig heeft. Vandaar, dat het altijd komt om te vragen. Dat daarvan slechts 5 piCt. aan zijn bestemming komt, geloof ik niet. Natuurlijk wordt een groot deel gebruikt ter bestrijding van de onkosten evenals dat ook geschiedt, als Gereformeerde inrichtingen soms een collectant hebben, die natuurlijk niet van het windhappen kan leven. Maar dat neernt niet weg, dat met het gegeven geld nog •\] aardig wat wordt gedaan. Dat geld wordt veelal opgehaald in geloovige kringen. Vandaar, dat de inzender heeft opgemerkt, dat men het Leger zooveel ziet in dorpen met orthodoxe bevolking. Daar komt het niet om. te werken, maar om in te zamelen ; natuurlijk. Dat de inzender het Leger-' niet veel ziet in dorpen, waar nooit het Woord zuiver wordt bediend, is eveneens duidelijk; want het Leger werkt zoo goed als niet op het platteland, maar hoofdzakelijk jn de steden, vooral in de groote steden. Op de dorpen komt het alleen om geld te vragen voor den arbeid. .En dat geld wordt niet gezocht in roode maar in rechtsche dorpen. 'Wie den arbeid van het Leger wil leeren kennen, , moet niet naar de dorpen en zelfs niet naar de kleine provinciesteden gaan, maar naar de grootte steden. Ik kan den inzender aanraden, eens bij een bezoek aan Amsterdam te probeeren, met het werk i van het Leger in aanraking te komen; vermoedelijk i zal hij er dan een weinig anders oiver oordeelen.

In mijn artikel over het Leger des Heils heb ik duidelijk verstaanbaar gezegd, dat wij als Gerefor-i meerden groote bezwaren hebben vooral tegen de j leeiToorstellingen .van het Leger. Maar dat neemt '; niet weg, dat we respect hebben voor den Chris-i telijken arbeid, door het Leger verricht, vooral in | de achterbuurten der groote steden onder bet allerarmste en het verzonkene. Als mijn inzender eens in een stad als Amsterdam en Rotterdam mee kon gaan naar de sloppen, waarin het Leger .j arbeidt, zou hij misschien iets van Christelijke liefde •• zien. Misschien, dat hij dan ook zoa bewonderen den moed, waarmee het Leger afdaalt in sloppen.' waarin geen fatsoenlijk mensch zich waagt. Dat is mee de moed, waarop ik het oog had.

Als we deze dingen weten, kan men bij al zijn gerechtvaardigde kritiek waardeeren .en het goadkeuren en toejaichen, dat onze Regeering de verdiensten van het Leger door een ridderorde heeft erkend.

Weer een geheel andere vraag is, hoe C. B' i zich voorstelt, op welke wijze barmhaxtigheid kan worden geoefend. Dat heeft naitnurlijk met mijn

beoorcleeling van het Leger niets te ma.ken. Ii.ater wil ik daarover wel eens in een afzonderlijk artikel iets schrijven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Leger des Heils.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1927

De Reformatie | 8 Pagina's