GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gij weet ....

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gij weet ....

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En giJ weei, dal Hij geopenbaard is, opdat Hij onze zonden zou wegnemen; en geene zonde is in Hem. 1 Johannes 3:5.

Men neme dit woord op, de pJaiats waar Johannes het schreef, namelijk in enge aansluiting met wat hij er a, an deed voorafgaan.

De apostel heeft de zonde geteekemd in haar verfoeihjk karakter v^an ongerechtigheid, van aanranding der heihge rechten G-ods; en hij deed dit om zijnen lezers te doen zien, hoezeer zij de zonde hadden te haten en te vlieden en hoezeer zij zich hadden te reinigen van alle kwaad.

En, nu, — met dat doel — namelijk om ons voor de zonde te waarschuwen - ~r-voert da apostel nu ook de beteekenis , aan van Christus' verschijning in het vleescli, het oogmerk waairtoe de Zone Gods ons verschenen is. „Gij' weet, dat Hij geopenbaard is, opdat Hij onze zonde zou wegnemen".

Daarom bevat dit woord wel rijke Evangelische strekking; het is eene herinnering aaiu den schat der genade door Christus aangebracht. Doch dat Evangelie en idie genadeschat worden hier niet allereerst aangewend tot vertroosting, maar to't waarschuwing, tot ernstige prediking van den plicht der levensheiliging. Het Evangelie wordt hier gebruikt om de gemeente te roepen tot dooding van de zonde.

„Gij weet" , zegt de apostel.

Hij beroept zich dus op de kermis der gemeente aangaande het werk vair Christus; hij herinnert haar wat het doel van Zijne komst waJs. „Gij weet", dat Hij verschenen is om de zonde weg te nemen. Dat was het oogmerk Zijner vleeschwording en van al Zijn arbeid hier opi, aarde. Dat was geen bijwerk van Hem, met ondergeisohikte bedoeling, maar daar kwam Hij voor. Dat was het doel van Zijne kribbe en Zijn kruis, Zijn leven en Zïjh sterven. Zijn graf en Zijn opstanding; — héél Zijne openbaring. En dat wist de gemeente.

„Gij weet"... Zij was er ten volle mede bekend, dat Christus de wegneming der zonde bedoeld had, hare verzoening en verdelging, zoodlait die zonde niet meer bestond'. Welnu, indien men dat dan wéét — hoe schrikkelijk is het dan zich nog met de zonde in te laten. Wie nu nog in^ de zonde blijft en zich niet van ba; ai' afsclheidt, wie zich er niet door Christus van laat losmaken, die verijdelt voor zichzelven het doel van Christus' menschwording en van Zijn offerdood'; die treedt zelfs vijandig tegen Hem en Zijn werk op; die lioudt vast hetgeen Hij wil wegdoen; die is een vijand van het kruis. En dit klemt temeer, omdat in Christus zelven geen spoor van zonde is te vinden. „Geene zonde is in Hem". In den persoon van Christus ziet de gemeente haar heilig ideaal.

Hij toont haa, T in Zijne vlekkelooze reinheid het doel waartoe Hij kwam en Zijn verlossend werk verrichtte.

Ziedaar, hoe Johamies het Evangelie aanwendt om de gemeente aan te dringen tot heiligmaking. Eerst heeft hij haar het recht Gods voorgehouden, en de zonde doen zien in het licht van dat recht. „De zonde is de ongerecihtigbeid". En thans predikt hij der gemeente de genade Gods, en toont hij de zonde in het hcht van die genade. , vGij weet, dat Hij' geopenbaard is, opdat Hij onze zonden zou wegnemen". Ja; méér dan prediken doet hij; — herinneren.

„Gij weet".... Dat grijpt dieper in.

De apostel brengt niets nieuws, maar hij J, ), eroept zich-op wat de gemeente zélve weet; hij maakt het getuigenis van haar eigen conscientie wakker, en laat haar aldus zèlVe oordeelen.

„Gij weet".

Ook wij weten.

Ook voor óns' mag oprijzen het beeld, dat wij allen kennen, doch da, t telkens opnieuw voor ons verschijn e, — liet beeH van Hem, die Zich gaf in den dood, opdat Hij onze zonde zou wegnemen; en dan mag gevraagd woirden, of wij willen vasthouden hetgeen Hij wilde wegnemen.

Er gaat van het Evangelie, vair de boodschap der genade Gods in Christus zulk eene ernstige waarschuwing uit tegen de zond'e.

De zonde in het midden van de gemeente des Heeren geschiedt niet alleen tegen het recht Gods, maar - -veel erger — ^zie geschiedt tegen de genade Gods. Juist van hen, die „weten", die bekend zijn met het doel van Christus' komst is de zonde zoo dubbel schuldig. Want zij is dlan verzet tegen den arbeid dei-genade; zij wordt gepleegd tegen de liefde Gods; zij; is een slag in het gelaat van Christus, die geopenbaard is om de zonde-weg te nemen.

„Gij weet" welk eene zware verantwoordelijkheid behelst dit woord. De wereld „w& & t" het doel van Christus' komst niet, of althans minder helder; zij zondigt tegen het recht Gods, en zal dan ook door dat recht geoordeeld worden. Maar wie in de kerk des Heeren leeft, die „weet" dat Christus geopenbaard is, opdat Hij onze zonden zou wegnemen; die is bekend met de liefde Gods in Hem verschenen; en diens zonde is zonde tegen de liefde Gods; en die zal ook, zoo hij voor die zonde geene verzoening ontvangt, doior die liefde geoordeeld worden. Hoeveel schrikfcelijker zal dat zijn! Zal het niet vreeselijk zijn eiemnaial uit Jezus' mond te hooren: Gij wist.

„Gij weet”.

Dringe idat woord van den apostel dan in de conscientie der gemeente door; niet alleeai opdat er ontwaking kome bij hen, die nog leven na: ar het goeddunken van hun hart, maar ook opdat Gods volk in levendige vijandschap met de zonde blijv^e. Zoo zondige gedachten in ons hart opkomen, zoode verzoeking op ons aanschuift, laat ons dan aairstonds bedenken, dat Christus geopenbaard is, optlat Hij onze zonden zou wegnemen; laat die wetenschap heilzame kracht zijn in onze overleggingen. Wij mogen niet vasthouden wat Christus heeft willen wegdoen.

En wanneer dai „weten" vlan .Christus' werk eene heilige macht gaat vormen, in ons hart en bewustzijn — dan zal het Evangehe van Gods genade niet alleen blijken te zijn toit verzoening en rechtvaardigmaking, maar ook tof heiliging van ons leven tot reiniging van ons zelven gelijk Hij rein is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1927

De Reformatie | 4 Pagina's

Gij weet ....

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 augustus 1927

De Reformatie | 4 Pagina's