GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Pers-stemmen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pers-stemmen.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerkelijke strijd in Zuid-Afrika.

Reeds hebben de dagbladen in het kort bericht, hoe er in Zuid-Afrika een kerkelijke strijd is ontbrand.

Dr J. du Plessis, hoogleeraar te Stellenbosoh, red.akteur van „Het Zoeklicht", is in dit geval de veel besproken man.

Thans ontvangen we én in „Die Volkstem" én in „Die Kerkblad" nadere inlichtingen.

Het laatste blad is daaroiver het na.uwkeurigst. ^'andaar, dat we daaruit citeeren.

In 1802 was die Ned. Geref. Kerk in die Kaap Prov. gewikkel in 'n stryd teen die liberalisme.

Vandag is in die boesem \'an die Kerk weer stryd. In 1862 het die woordvoerders van die liberalisme laiUe gevoelens gepropageer deur middel van „De Onderzooker" onder leiding van Di Buugers en Kotzé. Vandag is dit , , Het Zoekliclit" onder die redaksie van Prof. Dr J. du Plessis van Stellenboscli, wat 'die vertolker is Van 'n rigtiiig in die Kerk wat op sy naaste kan bestempel word as etios-histories-krities of etiesmodern of soos die Editeur van „Het Zoeklicht" liewer wil, modernisties.

Hierdic stryd teen die rigtir^g van „Het Zoeklicht" loop nou tot 'n punt, sodat die Pers praat van 'n kriesis in die Ned. Gerat. Kerk. As ons ons nie vergis nie, dan tel die „Het Zo8khcht"-rigting meer aanhangers as destyds „De Onderzoeker". Teen Prof. du Plessis is' deur 'n kommissie van die Kuratore van die Teologiese Skool op Stellenboscli, bestaande uit Ds P. G. J. Meiring, Editeur van , , Ue Kerkbode", Ds p. G. Malan, predikant van die Paarl, en Dr D. R. Snyman, predikant van Stellenbosch en tevens Editeur van „Die Ou Paaie'', 'n Teologiese blad wat „Het Zoeklicht" in die laatste jare bestry het, sekere besware oor sy Teologiese gevoelens ingebring.

As die antwoorde van die Professor die Kommissie nie bevredig nie, sou die, Kuratore opgeroep word. Die laaste is dan ook gebeur en die Kuratorium het na 'n onderhoud met Prof. du Plessis op 7 Maart in Kaapstad met meerderheid van stemme besluit om 'n aanklag van onregsinnigheid teen die Professor te lè voor die King van Stellenbosch.

Ons gee hier die inhoud van die korresporidensie tussen die Kommissie van die Kuratore en Prof. du Plessis soos dit meegedeel is in , , Die V^olksblad".

Prof. Du Plessis se afwykende Standpunt.

Die kommissie van die Kuratorium het vareers beswaar gemaak teen die Professor se menmigs oor die inspirasieleer en die absolute gesag van die Heilige Skrif, wat die Professor in twyfel trek, volgens sy geskrifte in „Het Zoekhcht" van Augnstus 1927 (blz. 254). Volgens die Professor se mening bepaal die Heilige Gees se ingewing sig alleen by die s^abgmakende kennis en kon die skrywers in die Skrif aan vergissiriig en onjuistlicde sfculdig gewees het, sender dat daardeur die goddelifce-krag van die skrywers se boodskap vers wak is.

Die definiesie wat die Professor aan mspirasie gee, is „als handhavende het goddelifce en bindende gezag van de Schrift, maar ook als dat gezag handhavende in verband met het deel van de openbaring Gods, n.l.' om ons wijs te maken tot zaligheid". Die doel van die Skrif is nie om algemene kennis van geskiedenis, aardrykskunde of kronologie mee te deel nie, soos Hodge dit uitlê, n.l. dat die inspirasie alles insluit, of dit wetenskaplik, histories of aardrykskundig is of nie. („Het Zoeklicht", April 1926.) Daar „komt te veel in de Schrift voor, dat met haar aanspraak op goddelijke ingevinjg overenigbaar schijnt." (Maart 1926.)

Die Kuratorium meen ^deur die aanlialings aan te toon, dat die Professor se opvatting van inspirasie die „religieus-etiese" is, wat 'n onderskeid maak tussen die saligmakende kennis en die geskiedenis in die Bybel. Laasgenoemde is feilbaar; eersgenoemde is geïnspireer. Bit kom in botsiAg met die erkende standpunt wat die Ned. Geref. Kerk totsover gehuldig het. (Sien Ned. Geloofsbelijdenis, artt. 3—7, en o.m. 2 Petr. 1 vers 21, en . 2 'Tim. 3 vers 16).

Aanvaarding van „Hoer Kritiek".

Verder, so vervolg liie Kuratorium in die brief, „zegt u ronduit, dat u breekt met de traditionele beschouwing der Kerk en dat u de resultaten van de hogere kritiek onomwonden aanvaardt". Die Kuratorium se brief siteer dan dis onomwonde verklaring van Prof. Du Plessis, wat in „Het Zoeklicht" van Oktober 1927 verskyn het.

Dan weer noem die Kuratorium die Professor se uiüatings oor die goddelifce gesag van die Here Jesus — dat sy kennis in baie rigtinge beperk was. Waarom het Hy anders gevra: „Hoeveel brode liet julle? " „Wie het My aangeraak? " „Gaat heen en bekijk dit". Dog volgens die Professor verkleineer dit nie Sy lieerlibheid en goddelifcheid nie, ewemin as Sy onfcunde omtrent die boe'fce van die Ou Testament. („Het Zoekhcht", Augustus 1927.)

Die Kuratorium vervolg, dat dit alles 'n ernstige afwyking van die leer van ons Kerk aantoon. So het ook etlike kerfcvergaderings dit verstaan. Die sienswyse van die Professor handel in stryd met art. 158, insake die belofte deur die Professor by sy legitimasie en bevestiging gedoen.

Prof. Du Plessis se antwoord.

Op 20 Februarie 1928 antwoord prof. Du Plessis aan die Kommissie van die Knratorium, dat hy die erns van die kriesis besef. As hy sy eie rus en vrede en dié van die Kerk sou raadpleeg, dan is niks gemaikliker nie as om die belofte te doen wat' van hom deur die Kommissie van die Kuratorium gevorder word.

Dog die eise van die waarheid staan altoos hoer as die eise van die vrede en daar fcan geen blywende vrede wees wat nie op die grondslag van waarheid en waaragtigheid gevestig is nie.

Dis onjuis dat hy (die Professor) 'n inspirasieleer steun wat die absolute gesag van die Bybel ondermyn. As dit waar was, dan fcon hy nie een dag langer professor of selfs predikant van die Ned. Geref. Kerk bly nie. Sy standpunt is inteendeel die enigste waarop die gesag van die Bybel kan gehandhaaf en verdedig word, hou hy vol.

Die Professor vervolg dan:

Om te verklaren, dat de Bijbel zonder fout of feil is en te menen, dat daarmede zijn gezag verdedigd word, is om de strijd aan het 9ngeloof gewonnen te geven. Of twijfelt gij er nog aan, dat er in de Schrift menige fout en tegenstrijdigheid aanwezig is? Indien gij broeders nog geen zelfstandig onderzoek naar de feiten hebt ingesteld en ook mijn getuigenis als Schriftstudent en professor in de Schriftverklaring niet aannemen wilt, dan zult gij toch het getuigenis van een man als wijlen prof. dr H. Bavincfc niet mogen verwerpen. Welnu, Bavincfc spreekt van

bezwaren tegen de Bijbel

ontleend aah de innerlike tegenstrijdigheden die telfcens in de Schrift voorfcomen; aan de wijze waarop het Oude Testament in het Nieuwe aangehaald en uitgelegd wordt; aan de ongewijde geschiedenis, met Avelfce de verhalen van de Bijlsel menigmaal niet overeen te brengen zijn; aan de natuur, welfce zowel in. haar ontstaan als in liaar bestaan de Schrift met haar schepping en wonderen weerspreekt; aan de religie en moraal, die menigmaal over het geloof en leven van de personen des Bijbels 'n afkeurend oordeel velt; aan de tegenwoordige vorm der Schrift, die blijkens de tekstkritiek in haar autographa verloren, in haar apographa korrupt en in liaar vertalingen gebrekkig is" enz.

Tot zover Bavinck. Dat is sterker uitgedrukt dan zelfs ifc het zou willen uitdrufcken; an dan voegt Bavinck er nog de ondubbelzinnige woorden bij: „het is een ijdele poging om deze bezwaren weg te cijferen en te doen alsof ze niet bestaan".

De weg om aan deze moeilikheden te ontfcomen is niet m.i. de weg door Bavincfc aangewezen: door het geloof moeten wij over al deze bezwaren heenglijden.

Tweeërlei Gezag van de B ij b e 1.

Maar de weg om er aan te ontkomen is die, welke prof. Hofmeyr 36 jaren geleden heeft aangeduid in zijn kritiek op 'n preek door mij als student geleverd, n.l. dat wij onderscheiden moeten het godsdienstig gezag van de Bijbel, dat onfeilbaar is, en zijn literair en histories gezag, dat menselik en derhalve feilbaar is. Dit is steeds mijn houding en leer geweest en de studie van de laatste 3ü jaar heeft mij slechts in de overtuiging versterkt, dat langs deze weg alleen het gezag van de Schrift op een onaanvechtbare basis zal komen te staan. Ik ontken ten eiiemale, dat deze beschouwing in strijd is met de door u aangehaalde artikelen in de Nederlandse Geloofsbelijdenis en nog minder met de aangevoerde bewijsplaatsen uit het Nieuwe Testament. "Wat u, geachte broeders, bedoelt door de „religieus-etiese opvatting", welke u meent, dat ifc 'toegedaan ben, weet ik niet. Ik behoor tot geen school of richting. Mijn oogmerk is, slechts dit te weten, wat waarheid is. Het gaat zeer gemakkelifc 'n man 'n etiket als „modernist" of „ethiese" voor de borst te spelden en hem dan (bewust of onbewust) aanspraaklik te houden voor al de beschouwingen, die men aan zulk 'n benaming gelieft vast te knopen. Doch het is 'n hoogst onbillijke, om niet te zeggen onrechtvaardige en oneerlike handelwijze.

De Hogere Kritiek.

Het Kuratorium verklaart, dat ifc de resultaten van de hogere fcritiek onomwonden aanvaard. Ifc erken, dat ik de methoden van de hogere kritiek met beide handen aanvaard. Aan al de resultaten van de kritiefc die men difcwels als vast en verkregen bestempelt, acht ifc mij niet gebonden en zal geen verstandig en kundig student zich verbonden achten. Voor mij s'taat evenwel vast — om maar een ding te noemen, — dat de Vijf Boeken van Mozes niet uit een en dezelfde pen komen. Lang na de tijd van Mozes hebben zij hun tegenwoordige vorm verkregen. Zij zijn samengesteld uit een aantal vroeger bestaande bronnen. Dit mag afwijken van „de totnogtoe heersende opvatting van onze Ned. Geref. Kerk", maar ifc heb mij nooit en nergens verbonden op „heersende opvattingen" in beschemiing te nemen, doch wel om de Leer in Belijdenis, Katechismus en Leerregels vervat , , naarstig te leren en in mijn wandel getrouw te handhaven" (art. 158). Om te eisen dat ik „heersende opvattingen" moet verdedigen, is om de beoefening van de wetenskap te belemmeren, en 'n eis te stellen die geen zichzelf respekterende Hoogleraar 'toestaan fcan. Als gij, geachte broeders, mij wegens mijn beschouwingen op 'dit punt verketteren wflt, dan gaat gij ook metterdaad dr Abraham Kuyper verfcetteren, die in volzin door mij aangehaald in mijn siuitingsrede zich als volgt heeft uitgelaten: „Dat Mozes zelf met eigen hand geheel de Vijf Boeken, gelijk zij tans voor ons liggen, te boek zou hebben gesteld, wordt nergens in de Schrift beweerd en wordt door de titel „Mozes en de Profeten" allerminst ondersteld.

Onkunde b ij J e z u s.

(3j Het Kuratorium verklaart, dat ik, door aan te nemen dat de Here Jezus aangaande samenstelling en datum van zekere gedeelten van het Oude Testament onkundig was, het goddelifc gezag van de Heiland aantast. Dit stem ik voor geen ogenblik toe. De Heiland-was mens en als mens aan menselike beperkingen onderhevig. Bij Zijn menswording heeft hij goddelifce eigenschappen, als alomtegenwoordigheid, almacht, alwetendheid, enz. afgelegd. Dit is de Gereformeerde leer, die, in tegenstelling met het Lutheraaase „finituin capax infiniti", steeds de stelling heeft gehuldigd „finitum non capax infiniti". Wie met de volle humaniteit van Christus erkent, is ketter even groot als wie Zijn volle diviniteit ontkent. De leer der „kenasis" of „occultalio", zoals door de oudere Gereformeerden fHulsius, Zanchius, Maresius) verkon-' digd en door hedendaagse Luthersen als Thomasius, Luthardt en Delitzsch, zowel als door hedendaagse Gereformeerden als Oosterzee en Godet verfclaard, levert hier waardevolle hulp. Ofschoon ik niet gereed ben die in alles te onderschrijven in vérband met dit beroep op het gezag van Christus om fcritiese kwesties te beslechten, verwijs ik nu naar de verstandige woorden van de professoren Orr en Denney, aangehaald' in mijn sluitingsrede.

Denny sê dat oor kwessies van literariese en historiese fcritiek daar niet so iets as 'n gesag te vmde is nie. Elkeen moet maar na sy bevinding en vertolking dit beoordeel.

Die Professor hoop ten slotte, dat sy uitleg en ophelderings die Kuratorium sal bevredig. Hy het dié kwessies in baie jare se studie oorweeg en dis pynlifc, dat hy na 34-jarige diens in verdenfcing moet kom. Hy meen die aangewese weg is die enige.

Die skrywer haal daarop aan uit die , , British Weekly" dat prof. Davison van die Wesleyane dieselfde mening toegedaan is. Waarom moet die Ned. Geref. Kerk ook hierin agterbly? Ook is prof. James Stalker aangehaal-om sj standpunt te regvêrdig. Hy sal gewillig wees om te eniger tyd die Kuratorium te ontmo^

Ook daar is het Schriftgezag in het geding. Het konflikt schijnt intusschen bezwoiren te zijn. • Maar, wanneer de berichten juist zijn, op^ een wijze, welke wij niet anders dan betreuren kunnen. Eén onzer lezers in Zuid-Afrika steldte ons ©en vraag naar aanleiding van deze kwestie. We hopen die in een andere rubriek te lieantwoorden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Pers-stemmen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1928

De Reformatie | 8 Pagina's