GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Reformatie in de prediking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reformatie in de prediking.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Het resultaat van onze enquête. III.

Vóór we een overzicht bieden van de bezwaren, welke tegen de prediking worden ingebracht en van de reformatorische wenken, welke worden gegeven, willen we eerst overeenkomstig onze belofte nog enkele brieven of brieffragmenten overnemen.

Wij wenschen zooveel mogelijk aan vertegenwoordigers van onderscheiden kategorieën het woord te gunnen.

Zooals te begrijpen is hebben geen predikanten aan onze enquête deelgenomen.

Maar wel eenige aanstaande predikanten.

Luisteren we gaarne ook naar jonge stemmen, niet het minst doen we dat, wanneer het studentenstemmen zijn.

Dit mag zeker wel eigenaardig heeten, dat er bijna geen scherper kritici zijn dan zij, die over eenige jaren zelf den kansel zullen beklimmen.

Hun kritiek heeft een andere waarde dan die van andere gemeenteleden:

Zij leggen erin: zóó hoop ik het niet te doen.

In die kritiek sch, uilt eei], groote dosis idealisme.

Men sta tegenover dat idealisme niet onbarmhartig.

Straks zal de werkelijkheid hen genoeg naar beneden drukken.

Dan zullen zij de kritiek op zich voelen gericht.

Geen hunner, die geen puntige pijl uit zijn vleesch zal moeten trekken.

Hun kritiek zegt, dat het goed willen bij hen is.

Dat het goede te doen daar beneden blijft, leeren ij spoedig genoeg.

Maar daarom is het des te iiateressanter .van un goede voornemens, welke in kritiek op andeen zijn ingekleed, kennis te nemen.

Aan het schrijven van een student aan de Theoogische school te Kampen, ontleenen we het volende :

Na lange aarzeJing oi het wel raadzaam zou zijn, om, naar aanleiding van Uw artikelen in „De Reformatie", U ook mijn meening kenbaar te maken, heb ik tenslotte besloten, dit wel te doen, omdat O waarschijnlijk maar weinig antwoorden uit den krinig der Geref. Theol. studenten, waartoe ik bolioor, hebt ontvangen. Het is U natuurlijk bekend, dat de ciitiefc van a.s. predikanten, buitengewoon overvloedig is. Het komt vrijwel nooit voor, dat wij zonder critiefc de kerk uitgaan. Dan speelt het .^vak" ons parten. Allerlei brokstukken uit de homeletiek, die op een angstwekkende manier, regel op regel, gebod op gebod stapelt, passen we met meer of minder recht toe op de preeken, die we liooren. Dat is de critiek van ons verstand. Ons hart spreekt dan niet mee. Het is niet het oordeel van onze rehgieuze persoonlijkheid, dat U bedoelt; die au serieux genomen moet worden. Die critiek, de uiting van onze ziel, is niet gemakkelijk. Onze studentikoso critiek is in zekeren zin objectief, gaat buiten onszelf om. Onze critiek als geloovige is meer subjectief bepaald. Daarbij hangt het niet alleen af van den persoon en hoedanigheid van den prediker, van de preek, maar ook hoe het met ons geestelijk leven gesteld is.

Het lijkt mij een maxime, dat de critiefc des te milder en minder is naarmate men godvruditiger ter kerk gaat. Menschen, wier ziel b^geerig is naar het water uit de Fontein des Heils, bekommeren ér zich weinig om, of het water des Levens hen geboden wordt in een zilveren .schaal ot een aarden kruik.

Wij worden dan verkwikt in een leelijke, oude kerk, bij slecht orgelspel en erbarmelijk gezang en eein preek, die voor ons? natuurlijk oor, alle bekoring mist. Dan is God in ons hart werkend door Zijn Hefligen Geest,

Als ik zoo lederen Zondag ter kerk kon gaan, werkelijk begeerig naar Gods Heil, zou ik er niet toe kunnen komen critiek te oefenen. Maar zoo is het niet. En juist, omdat wij zoo vaak, niet geestelijfcigeïnteresseerd in de kerk zitten, omdat er zooveel menschen zijn, wier hart nog nooit door het Woord van God getroffen is, omdat er zooveel menschen zijn, in wier ziel het bij tijden winter is, dor en kaal, daarom durf ik critiek te oefenen op de preeken. Vooraf tegenover die menschen is het noodig, dat de preek, innerhjk en uiterlijk, zoo goed mogelijk zal zijn. Want voor hen is dat van veel meer waarde dan voor degenen, die in vrome ziele-stemming ter kerke gaan. Door een slechte preek zou het kunnen zijn, dat zij, die rondtasten in het duister, nog verder verdwaalden in den nacht. De verantwoordelijkheid voor het heil dsr zielen moet er toe dwingen, zoo goed mogelijk te preeken.

Het schijnt mij toe, dat de allereerste voorwaarde voor goede preeken is, vurige liefde tot God en Zijn Woord. Een geloof, dat doet spreken met de beziehng van den Heiligen Geest. Het spijt mij werkelijk, dat ik het zQggen moet, maar ik geloof, dat er velen zijn, die maar weinig liefde en geloof hebben of althans toonen. Er komen ieder jaar weer groote scharen studenten aan de V. U. en de Theol. School. Er is iets verJjlijdends in, maar toch ook iets, dat onrustig maakt. Komen al die jonige menschen, in het gevoel van geroepen te zijn, menschen van God gezonden, of zijn er ook bij, die het wel een toonend vak vinden theoloog te worden? Er zijn zeer vele beurzen. Geen enkele academische studie - is zoo gemakkelijk te volgen als de theologische. Zou het niet gewenscht zijn, dat wat meer aandacht geschonken werd aan de vraag naar de beweegredenen, zooals men dat in Kampen uitdrukt. Dat korte gesprekje met een der professoren, geefi echt den indruk, dat er pro forma iets over roeping gevraagd wordt,

De vraag, hoe ik later een goei predikant za' zijn, kan mij soms zoo benauwen, dat ik er geen raad mee weet. En het schijnt wel, alsof velen zich daar geen zorg over i-naken. Wat ik schrijf, klinkt pharizcesch. Het is iiiet mijn bedoeling anderen uit de hoogte te beoordeelen.

De eerste voorwaarde voor reformatie in do prediking zou eigenlijk moeten zijn reformatie van de predikers. Dat is natuurlijk niet mogelijk. Daarop is niet door uitwendige middelen in te werken.

Er zijn, dunkt mij, verschillende manieren van , preeken.

Er zijn vele dominees, die eerst een stuk exegese met doigmatiek geven en dan de toepassing, meestal in drie stukken: a. „de broeders en zusters, die kennis aan de waarheid hebben"; b. die nog niet zoover zijn, nog in het eerste stadium van bekommerd-zijn; en c. degenen, die notg niet tot het allereerste-begin van geestelijk leven ontwaakt zijn. Dat wordt zoo Zondag aan Zondag herhaald. Dat maakt geen indruk meer, althans op mij niet. Ik weet vrijwel van te voren wat er komt. Miin belangstelling daalt plotseling tot heit nulpunt, als ik hoor: En gij, mJjn broeders en zusters ... dan denk ik: o ja, 't gewone relaas. Dit lijkt mij niet de goede methode. Do exegese en dogmatiek staan dan teveel naast de preek, te veel buiten hat geestelijk leven. Daardoor krijgt men, dat - eigenaardig abstracte, dat het voor veel menschen, vooral jonge menschen, bijna onmogelijk maakt, om houvast aan de preek te krijgen. De preek moet van het begin tot het einde practich zijn, concreet. Dat wil voor mij niet zeggen, dat exegesie en dogmatiek verdwijnen moeten. Juist door die beide krijgt men pas practische ideeën, die in een bepaalde preek passen.

Het is mij vaak opgevallen, dat ik zeer vaak het meest heb mogen genietsn van de dominees, die z.g. psychologisch preeken.... '

Het is de roeping van den dominee, om zoo ho-cg mogelijk te heffen de lichtende lamp \'an Gods genade: de menschen te trekken tot het Goddelijke licht, weg uit de duisternis van het koninkrijk van Satan. Daarop moet toch, dunkt mij, vollen nadruk vallen. Dat komt dunkt mij wel eens wat te weinig tot zijn' recht. Het is te veel een toornen tegen de zonde. Soms ook uit de hoo^gte. Daarom lijkt het mij, al voel ik er ook bezwaren tegen, toch gewenscht, dat de Dominees zich tot de geineente richten met „wij" niet met „gij", dat hij zichzelf inrekent - bij de gemeente.

Natuurlijk mag dat niet zoo worden, dat do dominee zijn eigen geestelijke ervaring op de preekstoel brengt. Maar zoo, dat hij er zelf geestelijk niet buiten staat, zoo dat de menschen dat ook voelen.

Tegenwoordig zijn er vele dominees, die een speciale verdoeling afschaffen. Dit lijkt mij een groot bezwaar. Ik heb d.-in altijd groote moeite om de preek te volgen en vooral om die te onthouden. Dan zit er te weinig lijn in. Als g-ymnasiast heb ik wel gekerkt zonder later een gedachte te kunnen reproduceeren. Daarom lijkt me een goede verifeeling en onder-verdeeling zeer gewenscht.

Een duitsch vriend van mij gat me als zijn indruk van de Geref. preeken: „Deze preeken konden toch evengoed in 1890 of 190() gehouden zijn". Daar

voel ik ook iels van. Er yjjn zoo vc!o (uiaesLies van dezen tij'l, die nooit ter sprake ivomen. Vooral op het gebied van de ethiek. In dezen tijd, waarin de cultuur binnendringt in het Gereformeerde leven, waarin vooral de jonge mensohen zich aangetrokken voelen tol kunst en wetenschap, is het hard noodig, dal ook de predikanten zich meer op dit gebied oriëntceren. Men mag niet doen, alsO'f men nog te doen ha'l met dezelfde groep van kleine luyden, /coals de eenigszins wereMschuwe menschen van 1S34 vroeger waren. Er moet gerekend worden met den veranderden tijd en de veranderde maatschappelijke positie van de Gereformeerden. Een dominee, di(i van litteratuur na 1880 niet méér kent, dan wal uitgegeven is bij Kok en Callenbach, is niet geschilrt om jonge menschen van tegenwoordig te vangen. Niet dat hun zieleleven anders is oi dat zij wat anders noodig hebben, neen, alleen de vorm waarin, de manier waarop het gegeven wordt, is voor hen van het grootste belang. Eon dominee van 50 a (K) jaar moet trachten zich in te denken hoe de jonge menschen staan tegenover de wereld, die voor Il en zoo heel anders is, dan die waarin de dominee zelf jong was. Hun heele leven is anders. Hoe zouden zij dan nog kunnen komen onder het beslag van het Woord Gods. Het heeft mij vaak , verbaasd en bedroefd, dat zo-o weinig op den preekstoel rekening gehouden wordt met den tijd, waarin wij leven.

Op het laatste congres zoi 'een meisjes-studente mij na een buitengewoon mooi referaat: „Ik ga eiken Zondag netjes tweemaal naar de koric, maar de dominee heeft nog nooit voor mij gepreekt." Daarmee bekende ze een groote fout van zichzelf. Dat gaf zo toe. Maar ligt er ook niet eenige scludd bij de predikanten? Hoe kwam het, dat zij na het referaat zoo enfliousiast was?

Het zijn maar eenige losse opmerkingen, die ik gemaakt heb. Waarschijnlijk zult ü het niet in alle 0[)zichten met mij eens kunnen zijn. Ik wil mijn meen ing graag voor een betere geven. Alleen de liefde voor onze Kerk heeft mij tot schrijven gezet.

Resumeerendo zou ik als punten van reformatie willen noemen: Meer bevinding, meer pract ij k, m o d e r n er vorm (al behoeft het geen litteraire schoonheid te worden), meer geloof, meer liefde. '\

Wij kunnen alleen maar bidden, dat Gods Geest steeds meer in moge werken in ons hart, ons steeds meer moge bezielen to't werken met allo krachten.

Onze korrespondent heeft goed gezien.

Niet in alle opzichten zijn wij het met hem eens.

Inhoever wij het wel met hem eens zijn, hopen we later te doen blijken.

In elk geval stellen we het op pr«s, dat bok stndenten ons in hun hart hebben laten zien.

Niet iedere brief is zoo voor publikatie geschikt als de boven afgedrukte.

Maar die brieven toonen ons, d.at het leven van onze aanstaande theologen vaak gekenmerkt wordt door hoogen ernst, dien oningewijden bij eerste kennismaking niet zouden vermoeden.

En het zijn waarlijk niet alleen studenten, die trachten hun gevoelens te maskeeren.

Bij vele jonge menschen is dat het geval.

Ouderen mogen bij de beoordeeling van de tegenwoordige generatie daarmee wel wat meer rekening houden.

Nu nog een opmerking in het voorbijgaan.

Ik geloof, dat het beter is, dat theologische studenten voor zichzelf en onder elkander kritiek op preeken oefenen, dan dat zij met een bep.a.alden prediker dwepen.

Bij die laatsten is het gevaar voor imitatie groot.

Bij die laatsten is het gevaar voor imitatie groot. Met hen zijn onze kerken niet gelukkig.

Zij zijn niet echt, al meenen zij het goed.

Imitatie doodt de persoonlijkheid.

Dan — onze lezers zullen het ons toestemmen: onze theologische studenten vormen eea afzonderlijke groep ook in hun kritiseeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juli 1928

De Reformatie | 4 Pagina's

Reformatie in de prediking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juli 1928

De Reformatie | 4 Pagina's