GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dulvelsche inwerpselen. II.

'k Hoop, dat onze lezer B., door wat ik in 't voi'ige nummer schreef over de benauwende ervaring, die een bron van aanvechting op zijn genadestaat voor hem werd, zich bemoedigd en getroost zal voelen. Doch het spreekt vanzelf - ~ li. behoef ik d'it allerminst te zeggen — dat, al ligt ei' in het ongewild door hoofd en hart flitsen van goddelooze voorstellingen en gedachten, waartegen onze wil aanstonds m. verzet komt, geenérlei grond om aan ons kindschap te twijfelen., er toch in dit verschijnsel voor ons niet alleen iets zeer smartelijks, maar ook iets diep-beschamends is.

Dat is het geval bij elk van de drie mogelijkheden, die ik daarbij veronderstelde: dat ze spontane opwr Kingen zijn uit ons eigen h, art; dat ze opkomen uit Satanische inwerking op onze begeerlijkheid, en dat ze van buiten-af komende inwerpselen des duivels zijn.

Met het maken van deze onderscheiding — laat me dit, om misverstand te voorkomen, er aanstonds bij zeggen — bedoel ik allerminst, dat we van ieder afzonderlijk geval aanstonds in staat zijn oorsprong en karakter te onderscheiden.

Eenvoudige vromen hoort men er wel dikwerf over spreken op een wijze, alsof ze onmiddellijk de herkomst van elke plotseling opkomende voorstelling herkennen — en misschien heeft óók op dit punt de kinderlijke na'iveteit inderdaad iets voor boven de intellectueele bezinning — maar wie iets afweet van 'het ingewikkelde van schier iedere werking , en elk gebeuren in ons zieleleven, zal hier niet zoo spoedig gereed zijn.

In de meeste gevallen zal het wel een geheim voor hem blijven of hij met het eene of met het andere te doen heeft.

Alleen bij telkens terugkeerende voorstellingen of gedachten tasten we licht, wat minder in het duister.

Vooral wanneer er een min of meer groote verwantscha.p is tusschen haar en ons bewust gedachtenleven.

Of ook, als ze kennelijk verband houden, met wat we óf zelven dikvs^ijls doen of vaak hooren en zien van anderen.

Als iemand b.v. gedurig plaats geeft aan onreine voorstellingen, ligt het voor de hand, dat bij bepaalde associaties, en dus onder bepaalde omstandigheden, de onreine wereld, die er huist in het onbewuste van zijn zieleleven, uit dat onbewuste naar boven komt. En de tegenstelling kan hier geheel hetzelfde werk doen-als de verbinding; zoodat de onreine voorstelhngen 'juist dan uit het onderbewuste opstijgen, als het bewuste leven in aanraking komt met de sfeer der heilige dingen.

Evenzoo kan iemand, die dag aan dag verkeert in een omgeving waar gevloeid, gespot en gelasterd wordt, juist krachtens de tegenstelling, verschrikt worden door lasteringen en spotternijen onder het gebed of het hooren van Gods Woord.

(In 't voorbijgaan: in deze gelijksoortige werking van tegenstelling en associatie vindt B. bet antwoord op de vraagj, hoe 't komen, mag, dat juist als hij met het heilige in aanraking komt, • allejiei goddelooze invallen hem kwellen).

In hoever daarbij dan ook Satanische inwerkingen een rol spelen, zal wel altoos voor ons een geheim blijven. Het is ten slotte ook van weinig belang. En evenzoo zullen we wel zelden met zekerheid kunnen vaststellen of iets, 't zij mèt hetzij zonder duivelsche invloeden, uit den bodem van ons eigen zieleleven opkwam, of zuiver en alleen een rechtstreeksch inwerpsel was van den vorst der duisternis.

Veihg is het stellig, niet al te spoedig, en zelfs nooit dan op' dwingende gronden aan het laatste te denken.

En hoe diep en verootmoedigend zijn dan die booze opweUingen van ons hart.

Ze toonen ons dan hoe de wortels, ook van ongerechtigheden die ons huiveren doen, steken in den bodem onzer ziel; of anders, hoe ontvankelijk onze ziel is voor al wat er zondigs van buiten-. af tot haar doordringt.

En dit verootmoedigende is er zelfs in gevallen waarbij we reden hebben aan zuiver Satanische inblazingen te denken.

Want, gelijk ik in 't vorig nummer zeide. Satan

zou de macht niet hebben rechtstreeks in te werken op ons zieleleven, zoo onze val in Adam en de ons inklevende verdorvenheid de poorten onzer zi-el niet voor hem hadden opengezet.

Adam en Eva in den staat der rechtheid kon hij niet anders bereiken dan middellijk: Eva in het spreken der slang, en Adam door Eva's verlokkingen.

En ook onzen Heere Jezus Christus kon hij met zijn verzoekingen niet aanschouwen dan van buiten-af en over de brug der zinnelijk-waarneembare - dingen!

Dat hij het wèl kan bij ó n s, is onze eigene schuld en schande.

Daarom ook zijn de ervaringen, die ons thans bezighouden, voor wie God vreezen, zoo smartelijk.

In het voorafgaande ligt voor een deel rr.eds het antwoord op B.'s tweede vraag: met welke bedoeling de Heere zoo bange ervaringen over Zijn kind kan laten komen.

„Kan laten komen" — Ja, zóó zijn we geneigd te vragen. 'fi^ÊSsm.

te vragen. 'fi^ÊSsm.

Doch vragen we zoo niet. • , 't Zou den indruk maken, als verloochende zich hier Gods liefde, als was hier noodelooze kwelling, verdriet zonder noodzaak en zonder winst. En aan di'e gedachte zelfs willen we geen oogenblik plaats geven.

Van, Gods beschikkingen over zijn volk geldt het woord des Apostels, dat alle dingen daarin hun medewerken ten goede.

En al kunnen we niet in elk bizonder geval uitvinden, wat .de bedoeling Gods is met, het toelaten van deze uitbarstingen onzer verdorvenheid en deze kwellingen des duivels — ze zal ook wel variëeren naar de eindelooze verscheidenheid onder Gods kinderen — in 't algemeen zal hier wel gelden wat onze Heidelberger antwoordt op de vraag naar het doel der Wetsprediking: „Eerstelijk, opdat wij ons leven lang, onzen zondigen aard hoe langer hoe meer leeren kennen, en dus lo begeeriger zijn, de vergeving der zonden en. de gerechtigheid in Christus te zoeken. Daarna, dat wij zonder onderlaten ons benaarstigen en God bidden om de .genade des Heiligen Geestes, opdat we langs zoo meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden, totdat we tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken".

In de derde plaats vroeg B., welke middelen van verweer een christen* ten dienste staan tegen het verschijnsel, dat ons bezig'-nëüdt. Op het moment zélf is "het snel-gebed, in den vorm van een enkele zielekreet tot God om uitkomst, zeker het allerkrkchtigste wapen.

Allereerst omdat onze God het verhoort, en ons te hulpe komt.

Doch dan óók reeds, wijl zulk. een kreet naar boven een tegenruk is aan den wissel van ons zieleleven, die het behoedt voor het geraken op onheilig spoor.

Het waken er tegen lijkt me een slag in de lucht, wijl de gevreesde voorstellingen en gedachten ons immers van te voren onbekend zijn. En hoe zullen we ons schrap zetten tegen wat we niet kennen.

Er tegen te willen waken zal allicht hetzelfde gevolg hebben als de vrees, dat ze komen zullen: de tegenstelling zal eendere uitwerking hebben als de associatie: ze, zal suggestief werken, en daardoor juist oproepen wat we vreezen.

Het beste wapen schijnt me: de wacht te betrekken bij de poort van ons zieleleven, dat er niet • indringe, om zich vast te zetten in ons onbewuste leven, wat onheilig is.

Dat beteekent: negatief te waken tegen de verontreiniging van onze gedachtenwereld van buiten af: door goddelooze lectuur, door onheilige gesprekken, door aanhooren (als het te ontvluchten is) — aanhooren zonder protest en bestraffing vooral — van vloeken en allerlei andere God-onteerende taal; en positief: het zoeken van een leven nabij onzen God: in gedurig gebed, dagelijksch verkeer met Gods Woord, en het richten van de aandacht onzer ziel op al wat goed is en rechtvaardig, op al wat lieflijk is en wel luidt, i. e. w. al wat onder Gods zegen, middel kan zijn tot heiliging naar binnen en tot beveiliging naar buiten, moet biddend aangegrepen als wapen van verweer.

En dan — den Oversten Leidsman, en Voleinder des geloofs in 't oogl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's