GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Geschiedenis van het Christelijk Onderwijs.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geschiedenis van het Christelijk Onderwijs.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De geschiedenis van het Christelijk .onderwijs moet nog geschreven worden.

Wat de heer J. Kuiper geeft, wat „Van Strijd en Zegen" biedt, het zijn beteekenisvoUe feiten, personen, jaartallen.

Wat de handboeken van de heeren F. van Duivendijk en J. B. Visser, van D. Wouters en W. J. Visser leeren, het is zeer overzichtelijk en alles is verdienstelijk werk. Maar onze God leidt het menschdom door ideeën, door .grondbeginselen en deze stuwen onder Zijn bewind den stroom der Geschiedenis voort. Deze ideeën willen we kennen.

Daarvoor had de heer P. Oosterlee, leerling en meester, discipel en directeur van den Klokkenberg steeds een open oog. Wat hij jaren her van het Piëtisme en de Aufklarung schreef, liet is nog, niet vergeten. Het werkt nog na. Zijn belezenheid is intussohen van het reusachtige tot het onbegrijpelijke gerezen, en ds beschikking er over wijst op een systematisch werken als van weinigen. Hij weet van vorstelijke beheersching en uitdeeling. Hier is de heer Oosterlee op zijn best. De hollende bergstroom van citaten, die soms verbijsterde, is in de „Geschiedenis van het Christelijk Onderwijs" ©en breedvlietende rivier geworden, dragende schepen met rijke lading.

De negentiende eeuw is die van de Fransche revolutie, van de revolveering der ideeën.

Ten opzichte van onze Protestantsch Christelijke school en haar onderwijs bracht ze iets nieuws, geen terugkeer tot wat vroeger was. Van der Brugghen, Chantepie de la Saussaye en Beets — aldus de heer Oosterlee — Jiebben met inspannii: ig gezocht „naai de rechte toepassing van het Christelijk beginsel bij het onderwijs en de opvoeding, dat een innovatie was geworden, waarvan de invoering nauwgezette studie vorderde".

Zoo bezien kon de auteur van deze „Geschiedenis van het Christelijk Onderwijs" het Voorbericht beginnen: „In dit boek heb ik getracht, den oorsprong (wij spatiëeren, S.) en de ontwikkeling van het Protestantsch Christelijk Onderwijs te beschrijven."

Met deze opvattingen kunnen we niet geheel meegaan. 'We erkennen, dat in ondei-wijs en opvoeding Rousseau en de Revolutie ten opzichte van het vroegere hebben gewerkt als een wegvagenden stormregen. Maar dat ze zulk een diepe scheur tusschen heden en verleden hebben getrokken, dat wat nu op het gebied van het Christelijk onderwijs en de Christelijke opvoeding opbloeit, geheel nieuw is, van den oorsprong tot de uitmonding, van het fundament tot den top los van wat in den bloeitijd der Reformatie gewrocht werd, dat wil er bij' ons niet in. Inzake de opvoeding zijn de Christen-paedagogen het werk van Ds Koelman blijven lezen en is ook De Swaef nimmer geheel vergeten. Wisten Beets c.s. dit niet?

En voor zoover dit bij hen en bij ons zoo mocht wezen, kunnen we een woord van teleurstelling, van leedwezen niet terughouden. Hier ligt een schoone taak voor onze jonge mannen om uit de begraven schatkamers der 17de en 18de eeuw op te delven en aan het licht te brengen, wat onze .opvoeding en Ons onderwijs van thans niet ainders dan zegenen kan. Hoe de heer Oosterlee over deze ouden denkt, meldt hij niet geen woord. Voor hem schijnt de 19de eeuw een geheel nieuw a.anbegin te zijn.

Er zijn uitdrukkingen in het boek, die de vernieuwing van het Christelijk onderwijs in de 19de eeuw, deze wijziging der opvattingen als vooruitgang doen verstaan.

Op pag. 264 is een tusschenzin de pen van den geleerden en zachtmoedigen auteur ontglipt, die veel verklaren kan. Het gaat over het ontwerpen van statuten „zoo principieel, dat ook het geringste dogmatische of kerkrechterlijke ketterijtje niet door de mazen kan sluipen" en dan volgt, den schrijver en zgn schrijftrant echt typeerend „— paedagogische beginselen laat men liever onbesproken. —"

Schiet in deze hekeling niet een troebeling door zijn kristalhelder denken? Of zijn de dogma's van den Catechismué, van den eenigen troost in leven en sterven, van Jezus' lijden. Zijn sterven. Zijn opstanding, Zijn hemelvaart enz. niet tevens paedagogische beginselen van het helderste water? En is hij die waakt voor de zuiver Bijbelsche opvattingen, zóó als de Kerk ze leerde belijden, niet tevens wachter op den muur van den paedagogisohen hof?

Speelt de afkeer van de scherp geformuleerde dogma's der Kerk niet duidelijk door op bladzijde 67, waar zij, die naar den terugkeer verlangden der dagen, „toen de catechismus nog in eer© was in de school" aldus in de zon worden gezet: „Zij eischten, dat hun kinderen, gefundeerd in de leer hunner kerk, die de ark was der waaïheid, door de vaderen beleden, bij het verlaten der school in het bezit zouden zijn van een zij het niet omvangrijk, dan toch compl©ot en betrouwbaar dogmatisch stelsel. Als hun jongens in korte bi-oek met groot© blijmoedigheid de berijmde confessie neurieden: „Toen Adam viel en ik in hem", wekte dat hun ergernis niet, als die van Van der Brugghen en stond Hij hun niet vóór oogen, „die vast wel anders leerde"."

Is hier recht gedaan aan een gansche groep van menschen, die in het dogma gekristalliseerde waarheid zien, gevormd onder den drult; en in de. hitte der beproeving en der vervolging? En dan niet als gekristalliseerd carbon, hard als diamant en niet dan sieraad of middel om glas in reepen te snijden, doch als het ingedampte suikersap, organisch in planten bereid en ieder oogenblik in het menschelijk organisme weer oplosbaar tot sterkend voedsel en als teerkost op den moeilijken levensmarsch?

Deze opmerkingen moesten van het hart. Hierin is diepgaand verschil van opvatting. Maar met behoud van eigen standpunt haasten we ons te getuigen van het rijke genot, dat dit jongste werk van den heer Oosterlee ons heeft bereid. Mr van der Brugghen was zeker een van Gods kinderen en het is weldaad, wanneer opnieuw in historisch verband hem recht wordt gedaan en het vele goede, dat ons Christelijk Onderwijs aan hem te danken heeft, naar voren wordt gebracht. Heel dit werk wentelt zich om deze figuur, di© als een centrale zon tot aan den omtrek licht verschaft. Hij staat achter alles en geregeld komt hij weer op, zelfs dan wanneer de lezer het niet verwacht. Als een groot getal voorbeelden, met zorg samengelezen, heeft aangetoond, hoe do macht der Overheid onder de wet vaa 1806 tot despotisme werd om zoo mogelijk iedere Christelijke school te keeren en zelfs de rechters partij kozen, dan — zoo vol is de auteur van zijn hoofdpersoon — dan volgt er zonder eenigen overgang: ..Van der Brugghen was verontwaardigd over d© uitspraak der Arrondissements-rechtbank", dat n.l. d© onderwijzers der bijzondere school alleen benoemd mochten worden ua een vergelijkend examen, waarbij de beslissing aan den schoolopziener kwam. En even verder opnieuw: ., \'m\ der Brugghen vreesde niet ten onrechte, dat deze l)epaling.... aan de onderwijsautoriteiten gelegenheid zou ' geven, „fijnen", „piétisten", „catechiseermeesters', „nieuwlichters" buiten een school te houden, waarvoor legen hun advies in, autorisatie mocht zijn verleend". Deze Geschiedenis van het Christelijk Onderwijs is eeu doorloopeiide apologie van het optreden en van de ideeën van Van der Hrugghen. Als deze zijn stem niet meer laat hooren, spoedt het boek zich naar het eind. D© indruk dien het achterliet is, dat, mog© de leiding in het streven naar een oplossing van de schoolkwestie bij Mr Groen van Prinsterer hebben berust, dit zelf is geschied volgens de beginselen van Mr van der Brugghen. En waar dit ons duidelijk is gemaakt, daar betreuren we des te meer het bitter misverstand, dat deze twee, beiden kinderen Gods, die al hun gaven en krachten in den dienst van Zijn Koninkrijk stelden. voor altijd van elkaar vervreemdde.

De politieke sfeer moge Herodes en Pilatus samenbrengen en tot vrienden maken, ze heeft ook vele vrienden van elkander gesclieiden.

Verdienste van deze uitgave der Volksuniversiteil^: bibliotheek in de bekende uitvoering en band en luttelen prijs, is ook de piquante wijze van zeggen vaak. In verband met het bovenstaande kie? ; en we één voorbeeld uit vele.

Groens milddadigheid is bekend. De heer Oosterlee brengt die van Mr van der Brugghen aldus naar voren (pag. 83): „Van Calvijn zei een paus: „De kracht van dien man is geweest, dat het goud absoluut geen waarde voor hem had". Dan was Van der Brugghen wel een echte Calvinist. Dit los van het geld zijnde Calvinisme heeft echter onder ons volk altijd heel wat minder aanhangers gehad dan het leerstellige".

Wij moeten eindigen. Het XVde hoofdstuk van de 4de afdeeling, het laatste, wijzend op de gevaren, die onder de oogen gezien moeten worden, waai-in Professor Buytendijk met instemming wordt aangehaald, verdiende een bespreking voor zich alleen.

Laten wij inmiddels van Van der Bmgghen met de noodige bescheidenheid blijven leeren. Deze drong steeds weer de voorstanders van het Christelijk Onderwijs met te leunen op den Staat, maar zelf het initiatief te nemen. En terecht. De Staat met al Zijn instellingen behoort tot het gebied der algemeene genade en kan als grondslag en principe niet anders hebben dan lie beginselen der algemeen© openbaring.

De openbare school, zij kan niet and©rs dan de gemengde en dus in dezen zin neutraal zijn. Hoe langs zoo meer verliezen de Christelijke beginselen van Gods Woord hun greep op de conscientie der openbare onderwijzers. Daarom moeten er steeds meer Christelijke scholen komen. Vooral sind« de Wet van 1857 zijn deze noodzakelijk geworden. Ze ook mogelijk gemaakt te hebben, rekende Van der Brugghen zich een eere. Na de Grondwetsherziening van 1848, die het geven van onderwijs vrij verklaarde, moest er een oplossing komen.

Van dien tijd af ontwaakt het streven vrije Christelijke scholen te bouwen. Niets door het volk, alles voor hel volk achtte Van der Brugghen verderfelijk. De worsteling voor de School met den Bijbel heeft de kraclit van ons volk zeker ongemeen verhoogd.

De richting te hebben gewezen in welke de oplossins van de schoolvraagstukken gezocht moet worden en gevonden werd, blijft zijn groote verdienste. "ïegen zin en wil van velen zijn wij allen in deze richting gestuurd. - ''

Wanneer de gedachte, dat de Staat zoo weinig mogelijk zich met richting en inrichting der vrije school — behoudens toezicht en handhaving van hoog peil van onderwijs — behoort in te laten, zich verder magontwikkelen, kan komen, waarvan de slotzin van Oosterlee's boek getuigt: „doorwerking van het Evangelie als scheppende, geheel het individueele en daardoor ook geheel het sociale leven beheerschende eeesteliiki.' kracht".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Geschiedenis van het Christelijk Onderwijs.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1929

De Reformatie | 8 Pagina's