GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ASSEN EM STELLENBOSCH.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ASSEN EM STELLENBOSCH.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat 61-op het oogenblik in Stellenbosch plaats grijpt, heeft een 'beteekenis, welke ver de grenzen van ae Ned. 'Geref. Kerken' in Zuid-Afrika overschrijdt.

Het heeft beteekenis voor do Gereformeerde Kerken over heel de wereld.

De vergelijking met Assen dringt zich als vanzelf op.

Ook toen werd in het Buitenland gevoeld, dat de zaak in Assen gevoerd, niet alleen ons aanging.

Uit Amerika, Zuid-Afrika en zelfs uit een kerk in Engeland werd ons sympathie betuigd.

Men gevoelde, dat het ging om een levenskwestie voor de Kerken, welke uit de Calvinistische Reformatie zijn voortgekomen.

Trecies zoo staat het met de zaak-Du Plessis. Feitelijk gaat het daai-om 'dezelfde dingen. De strijd loopt over het gezag van Se Schrift en het gezag der belijdenis en ook de waarde van Ijet onderteekeningsformulier komt daarbij ter sprake.

Inizoover heeft men het daaj gemakkelijker, dat de manj die de dwaling propageert, royaler voor zijn gevoelen uitkomt. Men heeft er niet af te gaan op allerlei symptomatische uitingen. Men behoeft er niets onder de loep te nemen. Hij heeft den moed te zorgen, dat zijn afwijking voor het bloote 0j3g zichtbaar is.

Maar men heeft het er moeilijker, wijl heit front van den strijd zooveel bteeder is. Niet slechts op een enkel punt is het Schriftgezag 'in het geding, maar als het ware over heel de lengte. De heele Gereformeerde leer 3er inspiratie moet daar in de vergaderingen worden besproken. Ook komt bij de bovengenoemde afwijkingen nog een, die de Goddelijke natuur van Christus raakt. 'Daarenboven is Dr du Plessis een geharnast strijder, die 'zich niet verweert met uitdrukkingen, welke voor tweeerlei uitlegging vatbaar zijn, maar met wezenlijke argumenten. En wat het geval hachlijker maakt is, dat hij door zijn positie als hoogleeraar een grooter invloedsfeer heeft. Daaruit is het te verklaren, dat zijn zaak, welke door de Synode naar'den ring Stellenbosch is teruggezonden thans gewonnen schijnt. De ring Stellenbosch toch heeft hem in •.het gelijk gesteld. Alleen kreeg hij een vermaning om voortaan voorzichtiger te z'ijn mee naar huis. Hoe komt dat?

Omdat de ring Stellenbosch bijna alleen predikanten telt, welke op de hand van Prof. Du Plessis zijn.

Ze zijn dit niet door dit proces geworden. Ze waren het reeds lang.

Als onze inlichtingen juist zijn is er geen tweede ring in heel Zuid-Afrika, waarvan dit in die mate geldt.

Maar toch, hij heeft zijn aanhangers door de gansche Zuid-Afrikaansche Republiek verspreid.

Daarom, als er een krisis uitbreekt ia de Ned.-Ger. Kerken van Zuid-Afrika, zal die ongemeen ernstiger zijn dan bij ons.

En als het tot een schisma komt, zal het percentage van hen, die naast die kerken andere formeeren veel ea veel hooger zijn dan één procent.

Om de sitaatie te verduidelijken, nemen we hier woordelijk over de beslissing van den ring Stellenbosch.

Die Hoogeerwaarde Ring, na oorweging van al die ingesonde stukke en na langdurige en ernstige persoonlike ondersoek tydens die buitengewone Ringsitting op Stelleniboöch, 11 tot 30 September 1929, waarby aau klaers en beklaagde die geleentheid gegee was om by die ondersoek teenwoordig te wees om hul belange voor te dra, met die byvoeging van al wat huUe ter sake dienstig mag befekou (Art. 371), het na ryp beraad, tot die volgende besluite geraak ten opsigte van klagpunt A: (1) Aangesien die beklaagde by die persoonlike verhoor verldaar het dat die ganse Heilige Skrif ge'inspireer is, sowel wat sy historiese gedeeltes as wat sy religieus-etiese gedeeltes betref, of& koon kragtens die feit van sy menslike töboekstelling dit nie sonder enkele feile is nie, wat egter niks afdoen aan sy goddelike gesag nie, (2) en aangesien sulk 'n beskouing naar die oordeel van die Ring nie met Gods Woord of met .irüekels 2 tot 7 van die Nederlandse Geloofsbelydenis in styd is nie, soo beskou die Ring dat die beskuldiging onder punt één van die klag nie gegrond is nie en dat die beklaagde derhalwe op hierdie punt moet vrygespreek word.

Ten opsigle van klagpunt H: (1) Aangesien die beklaagde by die verhoor verklaar het dat hy die ontleding van die Pentateuch in sy samestellendedokumente as 'n verkrege resultaat van wetenskaplike ondersoek aanneem en aanvaar, maar daarby op die Ringsvergadering ten duideUkste verklaar het: (a) dat hy hom nie bind aan enige datering van dokumente insake die Pentateueh-kritiek nie, en beslis ontken dat hy die rekonstruksie-standpunt van die Wellhausenskool toegedaan is, en (b) ook duidellk en herhaaldelik verklaar het dat hy die bowennatuurhke element in die geskiedenis van Israël erten; (2) en aangesien sulk 'n beskouing naar die oordeel van die Ring nie in stryd is met artiekeis 2 tot 7 van die Nederlandse Geloofsbelydenis nie, wat sig in daardie artiekeis nie uitlaat oor kwessies van outeurskap en oordeelkunde nie, so beskou die Ring dat die beskuldiging ook onder punt B van die klag nie gegrond is nie en dat die beklaagde derhalwe oo'k op hierdie punt moet vrygespreek word.

G. Wat betref die eerste deel van die derde klagpunt: 1) Aangesien dit geblyk het by die mondelinge verhoor dat beklaagde met die uitdrukking, dat Christus sekere goddelike eienskappe afgelê het, nie bedoel het dat Christus 'n blote mensch geword het nie, maar wel, dat Hy Sig ontledig bet van Sy goddelike heerlikheid (Fil. 2:7) of sekere van Sy goddelke eienskappe verberg het; (2) en aangesien die ouer Gereformeerde teoloë-eenparig geleer het dat Christus Sig ontledig het van Sy goddelke heerlikheid, namelik 'Sy alwetendheid, almag en alomteenwoordigheid, soos Zanchius dit uitdruk, en hul leer deur hedendaagse 'Gereformeerde teoloë ondtrskryf word, soos b.v. Dr A. K u y p e r in sy "Vleesohwording des Woords", wat sig aldus uitlaat ''Dat Christus, die nooit een oogenblik ophield God te zijn, Zich om onzentwil van alle heerlijkheid en gelijkheid met den 'Vader ontdaan heeft, en Zich ontledigd hebbende van Zijn almacht, alomtegenwoordigheid en alwetendheid, alsnu mensch geworden is: (3) en aangesien hierdie leer heeltemal ooreenstem met die voorstelling van Art. 18 van die Nederlandse Geloofsbelydenis, wat leed dat Christus "den menschen gelijk geworden is waarachtiglijk aannemende een ware mensdlaelijke natuur met al hare zwakheden (uitgenomen de zonde) heeft niet alleen de menschelijko natuur aangenomen, zooveel het lichaam aangaat, maar ook een ware menschlijke ziel"; en ook met die voorstelling van Art. 19, wat leer dat "de menschlijke natuur haar eigenschappen niet verloren heeft, maa.r een schepsel gebleven is, hebbende 'begin van dagen en zijnde een eindigende natuur", so is die Ring van oordeel dat waar die beklaagde leer dat Christus in Sy staat van vernedering sommige goddelke eienskappe afgelê het (verstaan in die sin soos hierbo genoem) hy nie in stryd is met die Woord van God of 'die Belydenisskrifte nie. Wat betref die twede deel van klagpunt C:

(1) Aangesien die beklaagde ontken dat hy leer "dat Christus ten opsigte van die geskrifte van die Ou Testament onkundig was en geen gesaghebbende oordeel dienaangaande kon vel nie";

(2) en aangesien die beHaagde leer dat Christus nooit bedoel het om Sig opsethk oor kwessies van outeurskap opsotjik oor kwessies van outeurskap uit te spreek nie;

(3) en aangesien die Ring bes'kou dat sulke vrae kwessies van wetenskaplike oordeelkunde is, wat niks met ons saligheid te doen het nie, soo is die Ring van oordeel dat die beskuldiging onder die twede deel van punt 3 nie gerond is nie, en dat die beklaagde derhalwe op beide dele van hierdie punt 3 moet vrygespreek word

D. Ten opsigte van klagpunt i is die Ring van oordeel dat die beklaagde nie in stryd met Art. 158 of ander artiekeis van die wette en bepalings van ons Ned. Geref. Kerk gehandel het nie. Derhalwe hierdie klagpunt verval.

Met die oog op bestaande bevindings is die uitspraak van die Ring dat die beklaagde dus op al vier punte van die akte van beskuldiging vrygespreek moet word van onregsinnigheid in die leer.

De Ringsvergadering het egter daarvan kennis geneem dat beklaagde in sy geskrifte sig somtyds bedien het van uitdrukkings, wat op sigself geneem, kan verstaan word asof die goddelyke ingewing van die Heilige Skrif beperk is tot seker gedeeltes daarvaii, en van andere uitdrukkings gebruik gemaak het, wat vir misverstand vatbaar is, asook dat hy sig soms soo uitgelaat het dat die gemoedere van vele vrome en gelowige lidmate van die Kerk daardeur onnodig geskok en gegrief is; weshalwe die Ringsvergadering gelet hebbende op Artt. 363, 372, 317, 318 en 319 besluit op die beklaagde toe te pas Art. 374 (l)a, en hom te vermaan sig in die vervolg met grotere versigtigheid oor tere teologiese vraagstukke uit te laat.

Terloops merken we hierbij op, dat Prol. Du Plessis ten aanzien van de Schriftinspiratie ietwat is bijgedraaid.

Men kan uit de stukken lezen, 'dat hij nu de gansche Heilige Schrift voor geïnspireerd houdt, ook de historische gedeelten.

'Vroeger liet hij zich ander uit. Toen betrof d© inspiratie volgens hem alleen het religieus-ethische in de Schrift.

Hij hing volkomen de dualistische inspiratietheorie aan.

Maar al is hij in dit opzicht veranderd, de onfeilbaarheid, ja zelfs de feilloosheid der Schrift wil hij niet erkennen.

En buiten wat in dit officieele stuk staat kwam nog iets anders op de ringvergadering ter sprate. Hij nam daar ook een eigenaardig standpunt in tegenover het gezag der belijdenis, 'dat meer Remonstrantsch dan Gereformeerd is.

In „De Kerkb'ode" vonden we daaromtrent het volgende verslag:

Die professor begin met die juistheid van die aanklag te ontken; hy het nêrens geleer dat 'n leraar van ons Kerk die reg het om afwykende beskouinge te leer sonder die eers aan die Sinode bekend te maak nie. Saam met die Curatorium hou hy vol dat elke leraar deur eergevoel gedwing moet word om wat hy met sy naamtekening onderskrywe het, te handhaaf. En as daar 'n aantyging is, asof hy dit nie gedoen het nie, dan werp hy so 'n besiuldiging van sig. As iemand van die kerkleer afwyk en daarteen staan, dan moet hy aftree, of hy moet eers dit aan die Sinode openbaar. Die klaers sê dat hy as beklaagde teen die belydenisskrifte beswaar gemaak het. Dit moet nie so opgevat word nie asof hy huUe verwerping voorstaan nie. Glad nie. Maar net soos die Ger. Kerk van Holland is die professor ook begerig dat daar 'n uitbou van die helydenisskrifte sal aangebring word en ook 'n betere formulering op sommige punte. Maar wat nou Art. 158 betref, is natuurlik elke predikant, wat dit onderteken het, daardeur gebonde. Maar hy, as ouer predikant, is nie daardeur gebonde nie, omdat hy dit nie in sy teenswoordige vorm onderteken het nie.

Hy het in 1892 met sy legimitasie 'n ander formulier onderteken, waarin hy verklaar het dat hy oortuig is dat die belijdenisskrifte met Gods Woord ooreenkom. In 1915 is daar, echter, op aanbeveling van die Raad der Kerken, tvree belangrike paragrawe bygevoeg, wat alle predikante, wat na 1915 tot die bediening loegelaat is, geteeken het. Maar hulle alleen is deur daardie toevoegsel gebind en nie hy nie. Hy is nooit geraadpleeg omtrent die toevoeging nie, en kan dus nie beskou word om daaraan onderhewig te wees nie. Die klagte moet dus in hierdie opsig verval. Ook ontken die 'beklaagde dat hy sy legitimasie-eed ooi gekend liet. Dit is m die laatste tyd herhaaldelik in die publiek gesê, miskien uit onkunde, maar as iemand na liierdie uitleg voortgaan met sulke beweringo, dan kan hy vir laster opgebring word. Daar word veel daarvan gemaak dat hy as beklaagde die besluite van die Sinode gekritiseer het. Mag ons dit dan niet doen nie? Is ons dan nou Rooms geword? By die Roomse tog word die konsilieë onfeilbaar beskou en dus is kritiek van die besluite ongeoorloof. Maar so staan dit tog by ons nie? Dit is daarenteen noodig en verpligtend om die besluite te toets en te bespreek, en as ons oortuig is dat sekere besluite verkeerd is, moet ons dit duidelik uitspreek, opdat dit verander of teruggetrek kan word. Dit is vandag daartoe by ons gekom, dat as iemand leer, wat Galvyn en Prof. Hofmeyr geleer het, hy hardnekkig vervolg word. As die klaers in 'n versoenende gees to hom gekom het, kon liierdie moeilik'heid uit die weg geruim gewees het. Wat die verbetering van ons belydenisskrifte betref, moet ons tog verstaan dat terwyl de Roomse Kerk haar belydenisskrifte as onaantasbaar beskou, ons eis dat hulle gedurig aan Gods Woord moet getoets word en so nodig aangevul of verander moet word. Dit het LFrsinus, die opsteller van die Heidelbergse Kategismus, gesê, en dit word ook deur die verskillende Protestantse Kerke verklaar. Trouens in Art. 7 van die Ned. Geloofsbelydenis word dit ook veronderstel dat ons die belydeniskrifte aan die Woord moet toets. In de laaste tyd is daar dan ook in verskeie Protestantse Kerke veranderinge in die belydenisskrifte ingevoer. Maar hoe kan daar nou sprake van verandering en verbetering wees, as daar nie vooraf bespreking van die inhcud is nie? Sulke bespreking mag tog nooit opgevat word as 'n verbreking van die legitimasie-eed nie.

Sprekende oor die laaste punt deur Dr Snyman aangeroer, naamlik dat Christus van die begin van Sy menswording tot die einde van Sy lewe die toorn Gods gedra het, ontken Prof. du Plessis dat daar 'n teks in die Bybel is, wat dit leer. Dit staan wel daar dat Christus ons verlos van die toekomende toorn van God, maar nie dat Hy in Sy vlees die toorn van God gedra het nie. Christus was nooit 'n verwerp van Gods toorn nie. Wel bet Hy die straf van ons sondeskuld weggedra. Dit is wat die Bybel sê. Die Here Jesus het aan die einda verklaar dat die Vader Hem steeds liefgehad het. Hoe kon Hy dan 'n voorwerp van Sy toorn gewees het? Dit stem ook ooreen met die voorstelling van Kalvyn. Ons neem natuurlik aan, soos Paulus sê, dat Christus vir ons „sonde" en „'n vloek" geword het, maar dit is 'n verkeerde voorstelling asof God toornig was, en Christus tussenbei moes kom om die Vader te versoen en tot vriendeliker gesindlieid te beweeg. Die versoening is tog van die Vader uitgegaan: „Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn Eeniggeboren Zoon gegeven heeft". Dit is verkeerd om Gods toorn en die liefde van Christus teenoor mekaar te stel; dan maak ons asof daar botsing is tussen die persene van die Godheid.

Die professor eindig met nogeens te betoog dat hersiening van die belydenisskrifte erken en toegelaat word, soos Art. 36 van die Ned. Geloofsbelydenis aandui. Maar verbetering beteken nie verwerping nie. Inteendeel is die belydenisskrifte vir ons dierbaar, en spreker ag sig gebonde om hulle te handhaaf en te verdedig. As hy hierby miskien onhandig optree, dan is hy vir oortuiging vatbaar.

Alleen vei-melden we nog, flat de Curatoren van de Theol. School te Stellenbosch zich tot het moderamen van 'de Synode, welke niet definitief is gesloten, hebben gewend om een buitengewone vergadering van de Synode bijeen te roepen.

Het eerste gerucht, dat van zulk een speciale zitting niets zou komen, is gelukkig onwaar gebleken.

De S^mode komt waarschijnlijk in Februari bijeen.

Waar ons slechts de ruimte van één artikel ten dienste staat, moet onze toelichting kort zijn.

Op twee punten bestaan er tussclien aanklagers en aangeklaagde geen verschil.

Het eerste is dit, dat volgens prof. du Plessis do Schrift niet onfeilbaar is.

Het tweede, dat volgens hem de Ned. Geref. Kerken in Zuid-Afrika in haar Catechismus ten onrechte belijden, „dat Hij (Christus) aan lichaam eii'ziel den ganschen tijd Zijns levens op de aarde, maar inzonderheid aan het einde Zijns levens den toorn Gods tegen de zonde des ganschen menschelijken geslachts, gedragen heeft".

Hierbij komen dan nog andere punten, waaromtrent prof. du Plessis de juistheid van do aanklacht niet toegeeft.

Ook is er een kerkrechtelijke zijde-aan deze kwestie, n.l. of de toevoegingen van 1915 aan het onder teeken ingsformulier ook voor hem gelden, die in 1892 een ander formulier onderteekend heeft. Het komt ons voor, dat prof. du Plessis in deze oen zonderling en onhoudbaar standpunt inneemt.

Natuurlijk zullen al deze beschuldigingen onder de oogen moeten worden gezien, maar zal het het gemakkelijkst zijn, zich vooral te koncentreeren op de twee punten, waarover men het van beide zijden eens 'is.

Het staat niet aan ons 'de Ned. Geref. Kerken in Zuid-Afrika advies te geven.

Trouwens zouden wij daartoe, wijl de inlichtingen, in welk een uitvoerigen vorm ze ook ons bereikten, uiteraard onvolledig zijn (dit geldt inzonderheid het vraaggesprek met de professoren), ook niet in staat zijn.

Dan zouden wij de zaak door en door moeten kennen.

Wel hopen We, dat de verlengde Synode er den tijd voor nemen zal om "haar gevoelen In breede rapporten rustig te laten uitwerken.

Dat zal blijvende vrucht kunnen afwerpen. Daarmee zou zij niet alleen de eigen, maar oot de Gereformeerde Kerken in het Buitenland dienen.

Te Assen betreurden we het, dat daar geon afgevaardigden van Buitenlandsche Kerken aanwezig konden zijn.

Dat is natuurlijk ook in Zuid-Afrika niet mogelijk. Daarin moet worden berust.

Want de dwaling mag geen gelegenheid krijgen om voort te woekeren.

Het zal daar wel gaan als hier — de mannen, die pal durven staan voor de belijdenis, zullen verguisd worden.

Gelijk nu nog het woord „Assen" voor sommige Gereformeerde belijders buiten onze kerken een geluid heeft, dat door merg en been schijnt te gaan, zal ook de naam Stellenbosch of die van de plaats, waar de Synode wordt gehouden, nog geruimen tijd daarna bitterheid opwekken.

Doch wij bidden de Ned. Geref. Kerken in Zuid-Afrika de genade toe, dat zij hierdoor zich niet zal laten afschrikken.

Wij wenschen van harte, dat haar beslissingen een anderen afloop mogen hebben dan hier, n.l. dat prof. du Plessis en zijn aanhangers van hun dwaling overtuigd worden en met schuldbelijdenis wederkeeren.

Te hoog mag echter in deze de verwachting niet worden gespannen.

Mogen de Ned. Geref. Kerken aldaar zich in geen geval leenen tot een kompromis!

Dat zou uiterlijk den vrede voor een 'tijd wellicht verzekeren.

Maar de Kerken zouden erdoor ondermijnd worden.

W^nt de dwaling rust niet.

Zij woekert voort.

En zij gaat hoe laager hoe verder.

De Kerken, die zich van onze Kerken hebbea afgescheiden, zijn daar om het te bewijzen.

Dat het verval binnen zoo korten tijd zulke afmetingen zou aannemen, hadden wij niet durven denken.

Assen strekke Stellenbosch tot leering.

"""En Stellenbosch verrijke ons met doorwrochte weerlegging van dwalingen, welke internationaal zijn.

Wat te Assen niet konkreet was, maar zich slechts op den achtergrond liet zien, is daar wel konkreet en staat daar op den voorgrond.

Waarover Assen geen uitspraak mocht doen, daarover moeten in Zuid-Afrika wel uitspraken gedaan.

Onze oogen zijn op Zuid-Afrika gericht.

In den geest zijn wij daar tegenwoordig.

Wij gevoelen sterk de gemeenschap met hen, die de Gereformeerde waarheden onverkort en onverminkt liefhebben.

De Geest des Heeren leide de Synode onzer broederen.

Dan zal er in onze harten gejuich zijn.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

ASSEN EM STELLENBOSCH.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1929

De Reformatie | 8 Pagina's