GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog ééns : de groote-stads kerken.

Nog enkele cijfers willen we geven, om onze lezers in staat te stellen, het feit van den groeten afval van gedoopte jongens in de stad in het rechte verband te doen zien.

In de eerste plaats wijzen we er dan op, dat ook ouderen die reeds belijdenis dédm, zich aan de kerk wel onttrokken.

We geven daartoe de cijfers eener groote gereformeerde stadskerk over een drietal jaren, ergens tusschen 1920 en 1926.

We geven hier twee rijen van drie cijfers. De eerste rij zijn de getallen van hen, die openbare belijdenis aflegden in die kerk in de drie bedoelde jaren. De cijfers daaronder zijn de cijfers van hen, die in de overeenkomstige jaren, schoon ze belijidend lid waren, zich onttrokken. De laatste cijfers houden geen verband met het conflict van 1926, aangezien de in getallen uitgedrukte historie zich vóórdien afspeelde:

Belijdenis 287 284 275

Onttrokken belijdende leden . 86 llö 91(1)

Dat wil z.eggen, dat in deze jaren plm. i/s maal zooveel personen als er belijdenis deden enkel door „onttrekking" braken met de kerk.

In het laatste jaar vertrokken er bovendien 98 personen zonder aitestatie, wolke personen moesten worden afgeschreven. Rest dus:275 — 91 — 98 = 86! .(Van de jaren daarvoor zijn mij de cijfers van hen, die zonder attestatie vertrokken, niet beikend.)

Dat de „gemengde huwelijken" veel kwaad doen, behoeft geen betoog. Vele van deze werden nie'' „kerkelijk bevestigd". Maar zelfs bij de wèl kerkelijk bevestigde vormt het aantal gemengde huwelijken nog een belangrijk percentage. We geven weer de cijfers der drie jaren: • . -

Kerkelgke huwelijken . . . 147: ^3l|||: a22

Waarvan gemengd . . . . 41 36 34

Dat intusschen ook soms veel, dat dreigde verkeerd' te gaan, weer • terecht kon komen, blijkt uit de verhouding van het aantal gedoopte kinde-

ren in totaal tot het getal der gedoopte kinderen boven één jaar.

Totaal gedoopte kinderen . . 401 369 871 Hiervan boven één jaar . . . 19 28 30(1)

En do cijfers van deze kerk over de betrokken jaren bewijzen toch ook weer, de goedheid onzes Gods over ons. Ondanks allen afval, kwamen er ook toe.

In het laatste jaar, waarin 275 personen belijdenis deden kwamen er bovendien 58 over uit ander kerkverband.

In de jaren daarvoor zijn deze cijfers 48 en 65!

En in de drie genoemde jaren werden resp. 11, 10 en 12 volwassenen gedoopt.

Dat zijn de dingen, die bij alle droefheid toch ook weer vreugde geven. Er is tóch leven. En God zegent toch nog!

Maar de afval is groot.

Hij is hier in cijfers uitgedrukt. Toch blijkt de mannelijke jeugd het meest gevaar

te loopen. - Ook dat kan vergelijking van deze cijfers met die van voor veertien dagen doen zien.

van voor veertien dagen doen zien. Wat moeten we nu doen?

Wat moeten we nu doen? Toezien en afwachten?

En verder doorgaan als tot dusver?

J. W.

Lutheische en Gereformeerde Doopsbeschouwing.

Van Ds J. Bosch ontvingen we het volgende artikel, dat we gaarne hier een plaats geven":

In het driemaandelijkscli tij'dschrift: „Onder eigen Vaandel" (jaargang 5, no. 4) vinden wiji een artikel van Dr G. Oorthuis, Amsterdam, waarin hij opkomt tegen Üe bewering van Dr Los, 'dat de zinsnede uit Axt. 16 van onze Nederl. Geloofsbelijdenis: dat de erfzonde ook „zelfs door den Doop niet ganschelijfc te niet gedaan" is, „noch geheel uitgeroeid" niet in overeenstemming is met de leer van de Vaderen aangaande 'den ODoop, en de erfzonde en de wedergeboorte.

Volgens Dr O. is 'deze uitdrukking van Art. 15 daarmede niet in strijd, en hij' tracht 'dit uitvoerig te bewijzen, 'door aan te toonen, dat de oude Gereformeerde 'beschouwing het geheel eens was met de gedachte van Luther aangaande den Doop.

Dit geschilpunt is zeker niet van belang ontbloot, en wekt eenig opzien bij wie tot nog toe meende, dat de Doopsbeschouwing van Luther een andere was, dan 'die door de 'Gereformeerden, in navolging van Galvijn, gehuldigd werd.

Zonder overigens de geschil-hebbende schrijvers in ' 'hun 'dispuut te storen, is het gewichtig genoeg ook voor ons, te onderzoeken in hoeverre Dr. 'O. tot dit gevoelen kon komen, 'dat onze Gereformeerde 'belijdenis aangaande den Doop aan die van Luther zou gelijk zijn.

Het gevoelen van Luther wordt aangetoond met aanhaling uit zijn kleinen Catechismus van de volgende' vragen en antwoorden:

„Wat geeft of nut de Doop? "

„Hij werkt vergeving der zonden, verlost van dood en duivel, en geeft de eeuwige zaligheid, aan allen, die het gelooven, gelijk 'de woorden en 'beloften Gods luiden."

„Hoe kan water zulte groote 'duigen doen? "

: „Water 'doet bet inderdaad niet, maar het Woord 'Gods, hetwelk met en bij het water is, en bet geloof, dat op zoo'danig Woord 'Gods in het water vertrouwt. Want zonder Woord Gods is 'het water gewoon water en geen 'doop, maar met het Woord Gods is het een doop, 'dat is een genaderijk water des levens en een bad 'der nieuwe geboorte in den Heiligen Geest, gelijk de heihge Paulus zegt tot Titus (III:5—7)."

Hierop volgt de meening van Ds O. „deze doopleer van Luther is precies dezelfde als die van Galvijn, van onze Belijdenis, van onzen 'Catechismus, en van ons Doopformulier."

En 'deze stelling heeft Dr O. daarna in zijn artikel willen bewijzen.

Wat hem echter niet gelukt is.

En ook niet gelukken zal.

Wij verstaan niet, 'dat een man als Dr O. er toe komen 'kan, om de Luthersche 'doopsbeschouwing aan onze belijdenisschriften en formulieren op te dringen.

Als we op een en ander ingaem, blij'kt ons dui'delijk, dat er tusschen de beschouwing van Luther en die . van onze Belijdenisschriften wel terdege onderscheid is.

Wat zegt Luther?

Dat de 'doop de vergeving der zonden 'bij die gelooven werkt en van dood en duivel verlost en 'de eeuwige zaligheid geeft. Die doop heeft dus 'die kracht, het woord en 'de 'belofte 'Gods maken dien 'doop tot een genaderijk water des levens, en een bad der nieuwe geboorte.

Hoe men het dus ook neemt: 'het doopwater, als „'genaderijk water des levens" werkt de vergeving 'der zonden, enz.

Dit, dat de doop, de toediening van het water, zij het 'dan door de belofte Go'ds, 'de afwassching der zonde is, wordt 'door Lut'her oo'k elders met zoovele woorden gezbgd.

In zijn preek over Mattheus 3 : 13—17 (zie: Veertig Leerredenen van Dr Martinus Luther, Doesburg" uitg. van Schenk Brill) zegt hij: .. „de doop is een bad, waardoor ons onze zonden afgewasschen worden", blz. '68.

Al struikel en val 'ik ook in zonde, ik moet telkens terugkeeren en naar het kruis kruipen, mijn rein gewaad halen en aantrekken, gelijk het mij ia den Doop redn en helder is aangetrokken, waarbij mij al mijn zonden, zooal niet volkomen rein afgewasschen, toch geheel vergeven zijn, ..." Wz. 72.

Zoo keert telkens de uitdrukking terug: „door onaen 'doop rein gewasschen van onze zonden."

En waar etaat dit nu in onze Belijdenis?

Er staat wel: dat God zijn beloften verzegelt en dat 'de Sacramenten zijn panden der goedwilH-gheid en genade Gods, om ons geloof te voeden. (Art. 33.)

Er staat in ait. 34 wel dat de Doop een getui­ genis is, dat God in eeuwigheid ons tot een God wil zijn.

Er staat daar tevens: dat, gelijk het water de onreinheid des lichaams afwascht, aizoo het bloed van Christus 'de zonde afwascht.... ons wederbarende...

Er staat ook, art. 34, dat de Heere geeft hetgeen 'door het Sacrament beduid wordt, 'te weten 'de gaven en onzienlijke genaden, wasschende, zuiverende en reinigende onze zielen....

Is dat nu precies als bij Luther?

Luther zegt toch niet, dat de afwassching en vergeving 'der zonde 'door 'den Doop wordt verzekerd, maar dat zij' er 'door wordt gewerkt als een „genaderijk water des levens". Dit wordt nergens in onze belijdenis gezegd. Altijd wordt het onderscheid tusschen het teeken en de geestelijke zaak vastgehouden.

Nergens worden die bei'de vereenzelvigd. Wel worden wij 'door den ODoop: „vermaan'd en verzekerd, dat wij aan 'de eenige offerande van Christus aan het kruis volbracht, en aan al zijn goed gemeenschap höbbeij. (Zond. 2, 6.) En 'hij dient: om ons de belofte 'des Evangelies 'des te beter te verstaan te 'geven en te verzegelen. (Zondag 25.)

En ook als wij het Dankgebed na den Doop niet onthoofden, maar het laten staan, dat: „en alzoo tot Uw 'kinderen aangenomen 'hebt", kunnen we er niets van lezen, 'dat door 'den Doop de afwassching der zonden zou gewerkt zijn.

Maar is dan Galvijn het op dit punt met Luther eens geweest?

Dr '0. beweert dit. Hij zegt: „de eerste generatie, een Galvijn en zijn leerlingen, waren ten volle in overeenstemming met Luthers leer."

Is 'dit waar?

Wij wijzen nogmaals op de uitdrukking, dat de Doop is een „genaderijk water des levens", waardoor de afwasschüig der zonde geschiedt.

Vinden we dit bijl Galvijn, als hij over den Doop spreekt?

Wij lezen in Galvijns Institutie IV 15, pag. 762 (Ed. Kuyper): „Dit is 't eerste dat de Doop ons van den Heere wordt voorgesteld om te zijn een teeken en bewijs van onze reinigmaking; of (opdat ik mijn meening beter uitdruk) als een gezegeld handschrift, waardoor hij ons mocht bevestigen, 'dat al onze zonden alzoo uitgewischt, 'doorgedaan en uitgeschrapt zijn, dat ze nimmermeer voor zijn aanschijn zullen komen."

En verder: IV 15, 2: „Paulus heeft niet willen te kennen geven, 'dat onze reinigmaking en zaligheid door het water volbracht wordt of, dat het water de kracht om te reinigen, te wederbajren en te vernieuwen in zich begrijpt.

Petrus 'heeft ook niet willen zeggen, dat het water 'de oorzaak is van de zaligheid, maar zij (bedoeld zijn Paulus en Petrus) hebben alleen willen aanwijzen, dat de kennis en verzekerd beid van zoodanige gaven in dit Sacrament genoten wordt."

Voorts zegt Calvijn, 16, 5: „Voorwaar, dewijl wij zien •dat het teeken den Woorde ten 'dienste 'Staat, zoo zul-; Jen'-wijt zeggen, dat 'het den Woordes ondÊrwörpen ie, en dat 'het Woord 'hooger is te waardeeren. Naardien - dan het Woord des Doops'den 'kinderen toegeschikt wordt, waarom zal het t e ë k e n, dat is 'het aanhangsel 'des Woords, henlieden geweigerd worden."

En in IV, 16; 23: „De jonge kinderen worden met de vergeving der zonden begiftigd. Ergo zoo mogen ze van 'het t e e k e n 'derzelve vergeving niet beroofd worden." (Spatieering in bovenstaande aanhaling van mij.)

Waar leest men hier, of elders bij Calvijn, vaji het „genaderijk water 'des levens", waardoor 'de afwassching 'der zonde gewerkt wordt?

Overal is de Doop 'het t e e k e n van 'die afwassching, om 'die te 'kennen, om er van verzekerd te zijn, om die te bevestigen, opdat daardoor ons - geloof versterkt worde.

Het is 'dus niet „precies als bij Luther", maar geheel onderscheiden van zijn voorstelling.

Het is de fout van Luther, 'dat hij aan het - doopwater, zij 't dan als middel, een zaligmakende kracht toeschrijft, en alzoo de genade aan het Sacrament 'bindt, en het teeken met de beteekende zaak tot een - geheel maakt, wat nooit de bedoehng van het Sacrament kan zijn.

En 'deze overschatting van 'den Doop, die naar Rome teruglei-dt, zou ook - den 'doop absoluut noodzakelijk maken tot zahgheid. Want indien de afwassching der zonde door den Doop als „genaderijk water des levens" tot stand gebracht wordt, 'dan is - die 'doop ook absoluut noodig om ; 5alig te worden, en zullen kinderkens, 'die den Doop niet ontvangen hebben, niet behouden kunnen worden, omdat zij 'de afwassching der zonden niet hebben ontvangen.

Wij 'kunnen niet anders 'dan tot het besluit - komen, 'dat in het art. van Dr O. ons geen juiste voorstelling •gegeven is van 'de verhouding van 'de Luthersche en de Gereformeerde Doopsbesohouwing.

En 'het schijnt ons een verkeerde weg, om de veel-'besproken woorden van Art. 15 van onze Geloofs-'belijdenis te verklaren.

J. Bosch.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's