GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waar gaan we heea?

In „De Christelijke Onderwijzer", orgaan der Unie van Christelijke onderwijzers en onderwijzeressen in Nederland, van 4 Februari, was de heer (A. P.) J(ungcurt) zoo vriendelijk een stukje te wijden aan onze Opmerking in ons nummer van 19 December. Men herinnert zich, dat ik toen het feit signaleerde, dat de recensent J(ungcurt) in bovengenoemd blad had gezegd, dat het Kerstfeest boven elke (spat. van ons, J. W.) theologie uitgaat. Dat is voor ieder Bijbel-geloovig en voor ieder christ-geloovig mensch, die b e g r ij p t, wat die uitdrukking beteekent, in één woord verschrikkelijk.

Maar onze lezers hebben van bedoelci stukje kuimfin kennis nemen.

Nu komt in bovengenoemd nummer de heei' Jungcurt op mijn stukske terug.

Het artikel van den heer J. willen we, al zullen we er eemge opmerkingen over maken, onzen lezers niet onthouden. Het is zóó fijn, zóó innig, zóó teer, zóó boven elke theologie uitgaand, zóó nuchter, zóó ter zake kundig, zóó bezadigd, zóó bescheiden, zóo voorbeeldig, dat we het om des heeren Jungcurts wille zouden betreuren, wanneer onze lezers het niet van A—Z konden gemeten.

Ziehier dan het stukske, met volledig opschrift en al:

VAN DE REDAKSIE.

De Drakendoders.

Als 'n moderne Siegfried trekt Prof. Waterink er zo nu en dan eens op uit om een der vele draken, die in zijn oog het schoolerf onveilig maken, te bestrijden en te doden.

Eerst moest het Pedagogies Kongres eraan geloven, toen de Lichamelike opvoeding, en nu heeft de Uniedraak zijn spesiale strijdlust opgewekt. In de holen en krochten van „De Christelijke Ondei-wijzer" zag hij 10 December het vurige oog ener recensie fonkelen en onmiddellik blies hij op de Reformatie-bazuin met een niet-onzeker, doch nochtans minder welluidende klank.

Ik had me vermeten, mij te verheugen in de verschijning van een bundel kerstvertellingen (ofschoon daar van ortodoks standpunt wel enige bezwai-en tegen zijn in te brengen) omdat tenslotte Kerstmis boven iedere teologie uitgaat.

Dat mag ik niet zeggen — dat is in hoge mate bedenkelik en dubbel bedenk.elik, waar ik leider ener Vakvereniging van Christelike onderwijzers ben! Vermoedelik zal Professor het in de Apostel Paulus dan ook wel niet goed vinden, dat deze zich erover verheugt, zelfs wanneer het Evangelie onder een deksel verkondigd wordt, maar ik moet eerlik bekennen tegen zulk een eksklusivisme niet op te kunnen.

Ik was dan ook van plan geweest deze drakendoderij te laten voor wat ze is, indien er zich niet enkele feiten hadden voorgedaan, die me «rtoe brachten nog eens 'n andere lichtflits te laten vallen op deze professorale Don Quichotterie, want — heus! — het is geen strijd tegen draken, maar tegen windmolens!

Het eerste feit is de omstandigheid, dat enkele platte land-kerkbode-vullers zich met gulzige gretigheid in Professor Waterinks gevolg hebben geschaard en als evenzoveel Sancho Panza's er dappertjes op los hakken!

En het twede is dit: dat in 'n grootsteedse kerkbode — n.l. de Haagse — 'n ongetwijfeld goedbedoelend inzender die rol op zich neemt, ijverig gesecondeerd door de bekende Dr K. Dijk, die er nog een extra schepje op gooit.

Ik mag me er met over verheugen, noch mijn waardering erover uitspreken, wanneer bij onze niet-ortodokse mede-christenen zich andere stromingen baan breken, dan we aantreffen in het vlakke en platvloerse modernisme van een halve eeuw geleden, dat in 't Kerstfeest eigen! ik niet meer zag dan het oude Yulefeest onzer Germaanse voorouders!

Wanneer ik in het dageliks leven iets meen te bespeuren van Gods gemene gratie, die voor mij nleer dan een leerstuk is, en daaraan op bescheiden wijze, in een simpele recensie met 'nzeer persoonlik karakter, uiting geef, ben ik zwaar suspekt en stormen de drakendoders op mij af...

Gelukkig heb ik mijn gemoedsrust spoedig hervonden. In een artiekel — en dat is de lichtstraal, die ik op dit gewurm vwl doen vallen — waarin mijn oude kweekschool-makker Dr H. W. van der Vaart Smit, Gereformeerd Predikant te Zwijndrecht, de nagedachtenis eert van wijlen de Remonstrantse professor Groenewegen, lees ik:

„De liefde tot de eigen overtuiging veroorlooft, „juist omdat ze slechts de eigene is, om des te „meer ook de andere te achten. Dat brokstuk der „verstandelikheid, dat het nietige ik in zijn nog „nietiger begripmatige denken vatten kan, mag geen „aanspraak op absoluutheid maken; de subjectivi-„teit, die wij hebben, onderscheidt zich van de ob-„jectiviteit, die wij zoeken. En terwijl het deenioe-„dige bewustzijn van eigen kleinheid alzo onze lief-„de tot de eigen overtuiging beschaduvrt, schrijden „wij als mensen, pelgrims naar de eeuwigheid, naast „elkander en verheugen ons, dat de waarheid zo

„groot is, dat ieder ze slechts eenzijdig en ten dele „uitspreken kan en steeds nieuwe mensen steeds „nieuwe rijkdommen tot de schat der waarheids-„kennis toe mogen brengen."

Lees dit nu eens zeven maal aandachtig over. Is dat standpunt nu niet het juiste en in elk geval juister dan van Prof. Waterink? „Ja maar", zal deze waarschijnlik zeggen, „dat is niet Gereformeerd"! Dan beken ik, dat ik daar tegenwoordig zoveel verstand niet meer van heb; dat moeten de heren dan maar onder elkaar... uitknokken!

Dan laten ze tenminste ondertussen de „Uniedreiak" met rust.

J.

„De drakendooder" is nu wel finaal dood, zou men denken. Hij waagt het nochtans bescheiden maar openhartig, zonder rancune, maar — waarom het verheeld? — ook zonder sparen, eenige opmerkingen te maken.

Eerst een paar historische feiten.

Het „Paedagogisch Congres" heb ik nergens b e-streden. Ik heb geweigerd nog langer bestuurslid te Wijven, toen men besloot ook de godsdienstige opvoeding te behandelen, en dat wel zóó, dat de mogelijkheid niet uitgesloten WEIS, dat positief ongeloovige mannen of vrouwen over dit onderwerp zouden gaan spreken. Dat de conscientie van den heer J. hem toelaat, zulks te riskeeren, is zijn zaak; dat de mijne het mij verbiedt, is mijn zaak. Maar één vraag: hoe kwam het meneer J., dat er geen enkele Gereformeerde organisatie, noch C. N. S., noch de Vereeniging V. Chr. Ond. enz. („de Groote") meedeed?

En dat ik „de lichamelijke opvoeding" heb bestreden is ook o n w a a Tv Ik bestreed de excessen van de L. O. op de lagere'.SiC'hool. Dat is iets anders. Maar dit is blijkbaar nog niet tot den heer J. doorgedi-ongen. Maar ook daarover loopt hét debat nu niet.

Nu heeft „de Uniedraak" mijn strijdlust opgewekt, zegt de heer Jungcurt.

Ja — ik v(dst niet, dat de heer J. „de Uniedraak" heette. Aanleiding tot mijn schrijven was zijn hoiiding. Hij zegt dat zelf; lees het maar — ik „zag het vurige oog eener recensie fonkelen"; natuurlijk fonkelde in dat óog het licht van den geest van den heer J. Dus deze moet „de U n i e d r a a k" zijn. Wel — ik wist niet, dat het in Nederland ook al gewoonte was, zichzelf als „draak", zij het dan ook, wat welluidender, als „Unie-draak" aan te dienen.

(Opeens herinnert me dat „draak" aan het woord, dat mijn Friesche buurvrindjes in mijn jongensjaren gebruikten voor „een vlieger".

Eti als zöo'n „draak" dsn hoog geklommen was, dan brak het touw wel eens. Dan ging de „draiak" op hol! Dan schreeuwden we allemaal: „een draak op den loop...")

Welnu dan, ik meende de opvatting van den heer J., dien ik nog maar zal noemen met den naam, dien hij op den burgerlijken stand heeft, en niet met dien, dien hij zichzelf vereerde, — ik meende de opvatting van den heer J. te moeten signaleeren. En ernstig, zij het kort, te moeten waarschuwen. Het betrof een beginsel, meneer J.

Het betreft heilige goederen, meneer J. Neen, het ging niet om wat U er nu, met schoonen, maar al te doorzichtigen s c h ij n van maakt: alsof het ging om „waardeering" van andersdenkenden.

Uhebtmetevenzoovele woorden gez egd, dat het Kerstfeest boven elke theologie uitgaat.

Dat is voor een „leider" van een onderwij zersvereeniging het erge. Omdat hij hier toont, öf van de eerste en diepste beginselen der theologie niets, maar dan ook niets te begrijpen, öf — en dat is nóg erger — van het Kerstfeest niets te verstaan; niets; zelfs de eerste beginselen niet.

„Ik verkondig u groote blijdschap..., dat u heden geboren is de Zaligmaker..."

Dat is maar bij één theologie — die van de vrije genade — Kerstfeest. Bij elke andere theologie is het iets anders.

En nu beroept me waarlijk de heer J. zich op de Schrift Op Paulus.

Niet om zijn zin over het Kerstfeest te verdedigen.

Maar om te verdedigen iets anders, dat ik niet aanviel, niet aanvallen kón, omdat het niet lu geding was.

— Meneer Jungcurt, over de in het geding zijnde kwestie heeft Paulus, heeft de Schrift ook iets gezegd.

Lees a.u.b. Galaten 1:6—8.

Daar gaat het over menschen, die een ander Evangelie dan dat van de genade in Christus preeken. En daar staat het: „al ware het ook, dat vrij, of een Engel uit den hemel u een Evangelie verkondigde buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die z ij vervloekt".

Meneer Jungcurt heb eens den moed, heb eens den onzaligen moed, om Paulus nu een... drakendooder te noemen!

Wat zegt Paulus, wat zegt Galaten 1:6—8 wel van het hoekje, dat U recenseerde?

Toe, wees nu eens een oogenblik even oprecht, als

toen U schreef: „Ja maar", zal deze (Prof. W.) waarschijnlijk zeggen, „dat is niet Gereformeerd"! Dan be­

ken ik, dat ik daar tegenwoordig z'ooveel verstand niet meer van heb. Zoo zegt U im­

mers, meneer J.?

Dat is tenminste eerlijk.

Wees nu ook eens eerlijk tegenover Galaten 1!

En breng Uw uitdrukking „Kerstfeest gaat boven elke theologie uit" eens in het licht van dat Woord! Zeker, ik geloof graag, dat U de schrijfster van de Kerstvertellingen, die U recenseerde, hoog acht.

Als mensch doet ieder met U mee.

Maar als het gaat over het Kerstfeest, over het heilsfeit, wel, al was ze dan een Engel uit den hemel, dan was ze... ja het staat er zoo... het is hard, maar het is het Woord van God... dan was ze nóg

vervloekt.

En nu kunt U verder met het citeeren van menschen wel ophouden, waarde heer J.

Immers, dat citaat, ontleend aan Dr v. d. V. S., gaat niet over de vraag, of Kerstfeest boven elke theologie uitgaat.

En verder blijft het het woord van een mensch. En dan...

Uw aan de bierkaai ontleenden term „uijknokken". vnl ik slechts even aankijken. 'kWil er niet over praten. En of we dan den „Uniedraak" met rust laten?

Zeker, als die „draak" of die „Unie" geen onchristelijke dingen doet of spreekt.

Maar wat denkt U nu, meneer Jungcurt?

Tachtig jaar lang heeft ons christelijk volksdeel gevochten vóór de vrije Christel ij ke school. En met offers, van welker grootte een deel van ons geslacht geen vermoeden meer heeft, heeft^ men dat christelijk onderwijs gediend. En door de gunste onzes Gods hebben we nu onze Christelijke school.

Maar die willen we ook houden, meneer J. Het gaat ons allereerst om de beginselen van die school, en om de heilige beginselen in die school.

Tenslotte zijn beginselen belangrijker dan salariskwesties.

En als er dan een vrij gestelde van een Unie van Christel ij ke onderwijzers en onderwijzeressen is, die zóó weinig verstand toont te hebben van de allereerste goederen, waarom het in onze christelijke scholen gaat, dan zal ik, en dan zullen velen met mij, het recht willen hebben te waarschuwen en te signaleeren.

Ik kan niet gelooven, dat de leden der Unie, in massa genomen, het met don heer J. eens zijn.

Ware dat het geval, dan zou er am scholen, die de b-elijdenis der vaderen willen handhaven, voor leden der Unie geen plaats meer zij n.

Voor mij en voor velen met mij staat het wel vast, dat er één van tweeën al d a d e 1 ij k gebeuren moet: öf er moet een massa-protest van de leden der Unie komen tegen dit beginsel-verzakend geschrijf van den heer J., öf (als het eerste niet geschiedt) onze scholen kunnen voorshands alleen dan leden der Unie onder hun personeel opnemen, indien door persoonlijke samenspreking omtrent hun houding jegens de heilsfeiten voldoende zekerheid werd ontvangen.

En dit willen we den heer J. wel verzekeren: we willen hem gaarne met rust laten. De vorm, waarin de heer J. blijkbaar pleegt te „strijden", lokt werkelijk niet tot debat uit.

Maar zoodra hoogere belangen, de belangen van onze Christelijke scholen, de belangen van heel ons christelijk onderwijs op het spel staan, zullen we spreken. Ongeacht de autoriteit van den heer Jungcurt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 februari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 februari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's