GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de leering en vermaning des Heeren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de leering en vermaning des Heeren.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder dit opschrift vonden we in de „Leeuwarder Kerkbode" een paedagogiseh schetsje, \taarvan we het slot aanhalen:

Willen we, dat onze kamerplanten b.v. zich flink zullen ontwikkelen; de bladeren frisch groen zijn, op tijd bloemen te voorschijn komen; van jaar tot jaar in het leven zullen blijven, en iedereen, die ze ziet, de opmerking maakt: „Wat zijn die planten toch naooü", dan is het niet noodig, neen, dan is het zelfs verboden, de plant te forceeren, om ze daardoor sneller te doen groeien; de knoppen open te breken, de bladen uit te spreiden.

Niemand zal ook zoo dwaas zijn, misschien een kind, wien het groeien veel te langzaam gaat.

Vóór alle dingen hebben we er echter voor te zorgen, dat de plant een geschikten bodem heeft, en op een geschikte plaats staat.

Dat is voor alle planten niet gelijk.

De eene moet een zwaren grond hebben, 't mag wel vette klei zijn; en een andere omgekeerd heel lichten •••"grbna, "sehTalén'zandgrond b.v. De een mag eiken dag wel water hebben; een andere zoo nu en dan maar wat.

Wie zich hierin vergist, zal zijn plant, hoeveel zorg hij er overigens aan besteedt, zien verkwijnen.

En met de plaats, waar we onze bloemen zetten, is het 't zelfde.

Sommigen vragen veel zon en zouden in de schaduw versterven; andere verkiezen de schaduw en zouden in het felle zonlicht verwelken.

Een flink verwarmd vertrek is voor de eene bloem noodzakelijk; voor de andere zou de hooge temperatuur ondergang beteekenen.

Pas dat nu toe op onze kinderen.

Weet ge, waar het bij de opvoeding van onze kinderen voor alles op aankomt?

Niet, dat we ze hard en streng behandelen, dat we ze af en toe de roede niet sparen, dat we met 'nheirleger van geboden en verboden van alle vrijheid ze berooven, maar of we ze brengen in een omgeving, in een kring, in een sfeer, waar ze thuis hooren, waar ze kunnen tieren, waar ze om zich heen hebben en voor zich gereed zien liggen, wat hen past.

Dat is — 't zijn toch des Heeren kinderen, die we op hebben te voeden — dat is daar, waar de Heere gediend wordt; waar Zijn Woord wet is; waar Hij het doel van het leven is.

Dat is daar, waar Zijn Naam niet dan met eerbied genoemd wordt; waar het bidden iets gewoons is; waar Hij als de groote Gever alles goeds erkend en gedankt wordt.

Dat is doen, als degenen deden, waarvan wdj in het Evangelie lezen: zij brachten hun kinderen tot Jezus. Dat is doen, waartoe de apostel vermaant in Efeze 6, ze opvoeden in de leering en vermaning des Heeren.

Nederiand in Amerika.

Dr J. van Lonkhuyzen schrijft in zijn maandelijkschen brief in „De (Amerikaansche) Wachter" van 25 Fe-Iniari j.l. het volgende:

Gij weet, mijn waarde lezers, dat ik in deze brieven schier nimmer iets kwaads van het land der vaderen, thans weer het land mijner inwoning zeg. Als het moet, dan met leedwezen. Doch liever het goede. Ik heb gezegd, lioe ik persoonlijk het hier aangenaam en goed heb. Ik heb gewezen, ook al hadden we sedert een half jaar veel „nattigheid", dat er hier op ons eiland tenminste een aangenaam en zacht klimaat is. Ook dit jaar zoo goed als geen vorst of sneeuw. Ik plukte nog rozenknoppen, bijna in bloei, uit mijn tuin in de week na Nieuwjaar en hedenmorgen zag ik in de tuinen al weer de sneeuwklokjes in Moei! Holland is het land van bloemen! Voor een kleinigheid koopt ge nu al weer voor uw kamer boeketten of bloeiende planten als roode azalea's vol prachtige roosjes, of groote witte seringen (lilacs) met hun groote trossen bloemen, of cyclamens, om niet te spreken van de potten met tulpen, hyacinthen enz.

Ook heb ik op geestelijke zegeningen gewezen. Op groote zegeningen. Denk aan wat ik zeide van de ühristelijke scholen hier, van de groote jubilea der Christelijke stichtingen en inrichtingen en vereenigingen als die van de Vrije Universiteit, van de Kamper Theologische School, van de landdagen van de bonden van Gereformeerde jongelingen-en jongedochtersvereenjgingen, politieke samenkomsten, en zoovele meer, v/-aar enorme scharen van ons Christenvolk saamkomen, en waar gewichtige dingen herdacht, gezegd of besloten worden. Trots al den afval is HoUaJid, ge bemerkt het telkens, toch nog voor een groot deel een Calvinistisch land.

En toch — en nu kom ik aan een keerzijde — treft het mij telkens, dat het is, alsof er iets mats over het Christendom hier gekomen is.

Neem bijvoorbeeld het kerkgaan. Ge hebt misschien wel gelezen wat Ds Dalfin daarover een tijd geleden in „The Banner" schreef na zijn bezoek aan dit land. Ik dank hem voor de goede exceptie welke hij voor Zierikzee maakte, maar ge weet, het was hem opgevallen, hoe slecht over het algemeen de Zondagavonddiensten in de kerken, welke hij bezocht, bijgewoond werden. Des morgens ging het wel, maar des avonds was het vaak treurig. Ik geloof niet, dat hij te veel gezegd heeft. Verleden zomer preekte ik in een plaats vlajf bij een groote stad. Na den avonddienst kwam een diaken uit do groote stad op bezoek bij de familie waar ik logeerde. Hij zeide, dat er in de ruime kerk in de stad in den avonddienst (middagdiensten zijn «r in de steden niet) in een gebouw, dat gemakkelijk een dertien honderd menschen kon bevatten, er niet Teel meer dan een drie honderd waren, zoodat de koster gezegd had; „Moet ik nu daarvoor al de lichten aansteken? " En het was toch een goede prediker geweest, wat in de groote steden 'in Holland ook nog al wat verschil maakt. Er zijn predikers, die de reputatie van „goede" hebben en die dan ook „de loop hebben", terwijl anderen, misschien even degelijk, nu eenmaal niet die „naam" hebben, of mogelijk weer andere dan oratorische gaven hebben, en maar weinig volk trekken.

Nu, toegegeven, dat het zomer was, toegegeven, dat de dominee misschien niet zoo bekend was, toegegeven, dat het getal drie honderd misschien een treurige exceptie was, toegegeven, dat het hier of daar anders is, en toegegeven, dat er Zondagsavonds in de groote steden ook wel eens een volle kerk is, en ik weet niet wat al meer toegegeven, desniettegenstaande, de klacht over half volle kerken des avonds is vrij algemeen. Althajis in de steden. Als ik dan denk aan de volle avonddiensten, bijvoorbeeld in Alpine Avenue, en, zoover ik weet, in de meeste onzer kerken in Amerika, dan doet dit pijnlijk aan.

Bij ons in Amerika is het immers regel, dat het gezin twee malen ter kerk gaat. Een gezin, dat stelselmatig maar éénmaal ter kerk gaat, zal, Gode zij dank, in onze kringen in Amerika een uitzondering zijn, en terecht deswege in het oog loopen en in opspreek komen. Maar hier schijnt dat, voornamelijk bij wat zich beschouwt de elite of het intellectueele deel der gemeente te zijn, heel gewoon te ziJn. En het ergste is, als ge zulke gezinnen opzoekt, want — ik heb ef ook — dan schijnt men daar geen zonde in te zien. Men geeft beleefdheidshalve eenige excuses. De morbus sabbaticus (de Sabbatsziekte) — misschien kent ge ze wel? — heeft ook in dit laLd duizenden aangetast. Misschien nog meer dan op het oogenblik de influenza of griep, waar een groot deel van het land aan lijdt. Maar eerstgenoemde ziekte betert niet zoo spoedig. Ze komt eiken Zondag met een nieuwen aanval terug! Vooral tegen den avond!

Is het de radio die hiertoe meewerkt? Ik begrijp nu eigenlijk ook niet waarom er een preek van een Gereformeerde predikant over de radio juist zoowat tegen kerktijd des Zondagsavonds in 't land moet uitgezonden worden. Dat is misschien bedoeld voor de zieken, maar 'het schijnt me zoo toe. dat het velen ziek maakt, namelijk lijders aan die morbus sabbaticus.

En toch geloof ik niet dat het de radio alleen is. Ik hoor soms van „intellectueelen" die Zondagsavonds ibij elkaar ten eten gaan, of op visite, net vóór kerktijd. Zelfs niet gaan en anderen nog verhinderen! Neen, ik vrees dat het niet enkel da radio is, maar dat er een verslapping in veler Christendom is. Gelukkig niet bü allen — ik generaliseer niet — en niet overal, maar toch veel te veel!

Wijzen daar ook niet andere verschijnselen op, namelijk de afval van leden in de groote steden, waarover Prof. Waterink onlangs zulke ontstellende getallen meedeelde? Die groote stadskerken met van vijf tot tien predikanten in één kerk en een aantal kerkgebouwen zijn de dood voor het kerkelijke leven. Hoe kent zulk een predikant zijn gemeente? Hoe kan hij ze nagaan? Hoe weten de ouderlingen wie er Zondags al of niet in de kerk waren? Ik raadde dan ook in „De Zeeuwsche Kerkbode": Volg het Amerikaansche systeem. Misschien in wat de openbaring van de eenheid van de plaatselijke kerk betreft iets minder Gereformeerd, maar duizend maal meer Gereformeerd in de bewerking van de gemeenten en in het waarschuwen van de zielen voor de wereld, die loert en aftrekt en verloren doet gaan. Men heeft ook hier wel enkele splitsingen in de grootste kerken gemaakt, maar lang niet genoeg. Het is minder dan half werk!

Ik heb uitgerekend, een jaarboekje van een paar jaar geleden gebruikende, dat Grand Rapids in de Christelijke Gereformeerde kerken op ruim twintig duizend zielen niet minder dan twintig gemeenten heeft. En, al ie daar nog wat ongelijkheid, dat is toch de weg! Zoo kunnen de zielen door kerkeraad en predikant nagegaan en bearbeid worden.

En achter dit alles? De geest des tijds? Gewis! Maar juist daarom moeten we temeer strijden en alle middelen te baat nemen om den tijdgeest tegen te gaan. Maar boven alles is het mogelijk te wijten niet zoozeer aan een verslapping van buiten, maar van binnen komende. Terwijl de ernst der tijden ons toch wel tot verdieping van het geestelijk leven roepen mocht. En met name hier, waar we altijd met een bezorgd oog naar Rusland zitten staren en niet weten wat oiiheil uit dien hoek nog eenmaal over Europa, en mogelijk over heel de wereld, zal uitgegoten worden. En daarom, ik vertrouw, dat zelfs mijn vrienden in Nederland, deze dingen lezende, mij dit schrijven niet kwalijk nemen zullen, maar mèt mij zullen bidden en worstelen, dat het anders • moge worden. Men zegt, dat de beteekenis eener reformatie eerst in het tweede en derde geslacht gezien wordt. Dat het dan blijken moet, of de reformatie werkelijk grondig is geweest. Laat ons daarom ijveren, hier en ginds, dat door Gods genade het werk van Gods Geest, bij de vaderen geschied, niet verslappe of verdwijne. En gij, mijn lezers, al hebben we in Amerika in onze kringen over het algemeen, zoover ik weet, nog getrouwen kerkgang, ge weet, dat ge niet minder bidden en strijden moet, want er kan uitwendig alles in orde zijn, als opkomen, offeren, flink, systeem voor alles, prachtgebouwen enz., om alle welke dingen de meeste kerken in onze kringen in Amerika geprezen moeten worden, maar er kunnen andere gevaren zijn, als van oppervlakkigheid, van zelfvoldaanheid, van tevreden zijn met den vorm en zoo veel meer. Wie en waar ook, laat ons ieder op ziJn plaats staan met getrouwheid en met dapperheid, doende wat onze hand vindt om te doen voor den dienst onzes Gods. En geve God ons daarop een zegen. »

Ik weet niet of men in Amerika niet den indruk kan krijgen uit dit schrijven, dat het over het algemeen in Nederland zoo is, dat men des avonds slecht ter kerk gaat. Er zijn, behalve Zierikzee, ook nog vele andere uit­ zonderingen. Eigenlijfc zou ik willen zeggen, dat de gemeenten waar men des avonds slecht pleegt ter kerk te gaan, uitzonderingen zijn.

Maar intusschen is het van belang dit stuk te lezen en de opmerkingen die er in staan ter harte te nemen.

Dat de kerken in onze groote steden zich ernstig op de hier aangeraakte punten moeten bezinnen, staat voor ons onomstootelijk vast.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

In de leering en vermaning des Heeren.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's