GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Gereformeerde Jeugdbeweging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Gereformeerde Jeugdbeweging.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op het Congres der Gereformeerde jeugdbonden te Noordwijk onlangs gehouden kwam in de bespreking ook de vraag ter sprake naar de huidige numerieke sterkte onzer Gereformeerde Jeugdbeweging.

Het leek mij niet ondienstig te trachten in getallen weer te geven hoeveel leden onze respectievelijke vereenigingen tellen en daaruit enkele conclusies trekken.

De cijfers zijn naar het jaar 1930, volgens de verschenen jaarboekjes.

Vooraf geef ik de sterkte van de andere jeugdorganisaties aan. Die cijfers ontleen ik aan den

Gids van het Ned. Jeugdleiders-Instituut (October 1930). Hierin werden opgenomen de Vereenigingen, die in de opbrengst van de gelukstelegrammen deelen. Zoover ik weet zijn dat alle vereenigingen. Alleen de Bond voor Geref. Jeugdorganisaties en de Geref. Meisjesbond, waren toen nog niet officieel aangesloten, althans tot de opbrengst gerechtigd.

Hier volgen de cijfers van jeugdigen beneden 21 jaar:

R. K. 66000 (Niet Ger.) Prot. Chr. Ver. 65000 Neutrale 49000 S. D. A. P. (A. J. C.) 7000

Uit de thans volgende cijfers zal blijken, dat wij 54000 leden tellen. Onder de 21 jaar schat ik het getal op 46.500 (op plm. 93000 gegadigden).

Deelens Handboek (deel I, pag. 26) geeft aan, dat in 1927 bij de R.K. 50.000 jeugdigen in de algemeen-vormende vereenigingen georganiseerd waren. Bovendien ongeveer 100.000 in vereenigingen met een speciaal doel. Totaal 150.000 op 400.000 jonge menschen beneden 21 jaar.

Wij zouden dan volgens denzelfden maatstaf 37000 georganiseerden moeten hebben, waaruit alvast blijkt, dat onze organisaties ongeveer 50 pOt. omvatten, tegen de Roomsche 4.0. pC+ .(waarbij dan allerlei — ook niet algemeen-vormende — vereenigingen moeten worden meegeteld.)

Bezien we echter eerst onze Bonden. Dan kom ik tot de volgende cijfers:

Friesland Groningen Drente Overijsel Gelderland Utrecht N.-Holland Z.-Holland Zeeland J.V.') 4099 3467 1495 2105 1691 1161 2112 4765 973 N.-Br. en Limb. 660 M.V. 2495 2059 925 1189 1258 895 1766 3865 667 564 K.V. m.v, 1208 385 36=) 23 922 431 67 179 70 338 374 273 605 3217 2241 122 665 275 16 372 179 57 404 185 744 30 729 18 371 1086 Max. Totaal Geschat 8246 15000 7003 14000 3258 6000 4406 9000 4070 8500 2700 6400 5569 14000 14210 29000 2596 5200 1775 3600 Percentage. 55 % 50 % 54 % 49 % 48 % 42 % 40 f o 49 % 50 % 49 % Totaal 22528 15683 10182 5440 53833 110700 49 %

Bezien we thans het aantal aangeslotenen bij de Geref. Jeugdvereenigingen in de groote steden, dan komen we voor de vier grootste plaatsen tot de volgende cijfers.

Vooraf wil ik opmerken, dat tot Amsterdam is gerekend: Centrum, West, Zuid en Watergraafsmeer. Tot Rotterdam: Centrum, Katendrecht, Delfshaven^ Kralingen, Charlois, Feijenoord, Hillegersberg-Straatweg en H.-Terbregge (Omvattende de Rotterdamsche ringen). Tot Den Haag: Oost, West en Scheveningen.

De ongeorganiseerde Knapen-en Meisjesverg. zijn meegeteld. De ongeorganiseerde Jongelings-en (groote) Meisjesvereen. zijn me niet bekend. Ik

meen, dat hun klein getal zoo goed als geen verandering zal brengen in het percentage.

Amsterdam Rotterdam Den Haag Utrecht J.v. 472 773 286 177 M.V. 371 665 270 202 K.V. 237 625 383 160 m.v. 224 499 192 112 Totaal Max. 1304 2562 1131 651 Percentage 5200 7300 4200 1700 25 % 35 % 27 % 39 % Totaal 1708 1508 1405 1027 5648 18400 31 %

Enkele voorzichtige conclusies kunnen we wel uit deze cijfers trekken.

Laat mij eerst mogen vertellen, hoe ik tot het geschat maximum kom.

Immers het getal onder deze woorden geeft aan hoeveel leden de Jeugdbeweging zal kunnen tellen.

Crelijfc men ziet staan achter de aantallen doopleden der G-eref. Kerken cijfers tusschen haakjes geplaatst.

Naar mijn schatting zullen er zooveel leden der jeugdorganisaties kunnen zijn als dit getal aangeeft.

Hierbij is uitgegaan van de veronderstelling, dat ongeveer één derde der doopleden lid onzer Jeugdorganisaties kunnen zijn. Ongeveer hetzelfde verhoudingscijfer gaf Dr Dijk voor de catechisanten op het Jeugdcongres 1929.

^ M.i. zullen dözc cijfers vrijwel gelijk zijn. Wie „catechisatie-fahig" is, is over het algemeen ook in de jaren, dat hij of zij een jeugdvereeniging kan bezoeken. In vele gevallen zullen ook belijdende leden nog leden van de J. V. of M. V. blijven. Vandaar dat ik als maximum-tal nam 2/5 der doopleden.

Bezien we nu de cijfers generaal, dan blijkt dat ongeveer 50 pCt. der jeugdigen georganiseerd zijn. Inderdaad geen gering cijfer. We zien dus, dat wij het krachtigst georganiseerd zijn.

Toch kon dit cijfer hooger zijn. Opgemerkt dient te worden dat de _„groote"-meisjesbond nog niet op zijn hoogtepunt is. Deze levenskrachtige vereeniging zal wel niet rusten eer zij den Bond van J. V. op zij gestreefd is. Daarvoor zijn het Gereformeerde meisjes.

Maar de kwaal zit bij de kleine zusjes. Die komen met een getal van 5440 achteraan. Hiernaast staan 10182 knapen. Dat is bijna het dubbele.

Hoe dat komt is niet moeilijk na te gaan. De hoofdoorzaak zit in het nijpend gebrek aan leidsters. Daarom is het de taak van de oudere meisjes, die vooraanstaan in de beweging, zich te geven aan de jongere. Daarbij komt de behoefte aan cursussen ter voorbereiding van dit werk. En al heeft men ook wetenschap genoeg, dit werk eischt bovendien aanleg, tact, liefde en contact met de rijpende jeugd. Toch heb ik goede hoop, dat we meer en meer leidsters zullen krijgen, dank zij den snellen groei van den Bond vaE M. V. op Geref. Grondslag.

Een tweede oorzaak van het kleine getal meisjesvergaderingen zoek ik in het conservatisme^ dat vooral in de provinciën buiten Holland huist. Vormen de meisjes in Noord-en Ziuid-Holland 60 pCt. van het aantal knapen, in Frieslaaid vormen ze slechts Vs; evenals in Zeeland. In Overijsel en Gelderland gaat het iets beter, maar ge staat toch versteld, als ge leest, dat in tal van plaatsen, waar Gerei Kerken met meer dan 250 doopleden zijn, nog geen Meisjesvergaderingen zijn.

Zoo is het in Gelderland, maar ik zou hetzelfde kunnen schrijven over vele plaatsen in Overijsel en Friesland, om van de andere provinciën nu maar te zwijgen.

Kan het ook zijn, dat men in deze plaatsen wat bang is voor het geestelijk ontwikkelen der jongere meisjes? Maar dan ziet men de dingen toch glad verkeerd. Juist tegen den tijdgeest in willen we onze meisjes leiden in de paden van Gods Woord.

De statistiek leert nog meer. Ook al wordt met ijverig werken het percentage tot 55 opgevoerd, dan is nog steeds de kleinste helft buiten de georganiseerde jeugdbeweging. Zie dat mag niet. Laten de kerken toch meer dan tot nu toe het geval is, zich de zorg voor de jeugdigen aantrekken. Zijn deze cijfers ook aanleiding te vragen of de jeugdarbeid speciaalwerk moet zijn? Ik denk aan hulppredikers en jeugdouderlingen. (Dit laatste instituut onder bepaalde beperkingen 1)

Toch meene men niet, dat in onze jeugdbeweging geen groei zit.

Ik wees er reeds op, dat ik verwacht, dat de groote-meisjesbond zeker nog een 5000 leden groeien zal. En de „kleine" mag hier niet achter blijven.

Maar ook de knapenorganisatie staat niet stil. In 1927 telde ze 9238 leden. Thans 10182. Dat is 1000 meer. Een groei van 21/2 pCt. 's jaars.

De kleine meisjes klommen van 3404 leden tot 5440. Dat is 2000 vermeerdering of 15 pCt. 's jaars.

Het getal aangesloten jongelingen neemt nog jaarlijks toe.

In 1928 telden de Geref. Kerken in Nederland 545218 leden. In 1929 5B2131 en volgens het laatste iaarboekje 1931 569145. Wij groeien dus jaarlijks nog 11/2 pCt. Met dit procent moet dus de jeugdbeweging nog minstens gelijken tred houden willen we niet proportioneel achteruitgaan.

De groeicijfers van de J. V. en M. V. staan mij niet ten dienste, maar ik heb hoop dat ook deze meer dan I1/2 pCt. zijn^). Van de M. V. zeer zeker verre er bovenuit*).

De statistiek leert ons dat er meer reden" 'dan ooit is met man en macht de geestelijk-zedelijk vormende bonden te sterken. Alle bijwerk, dat van de bondsidee afwijkt, schaadt de hoofdzaak. Ik meen dit ook te kunnen constateeren in de groote steden. Neem b.v. Amsterdam. Een percentage van 25 pCt. is beslist beneden peil. Maar ik vraag me af: Zijn daar niet te veel vereenigingen naast de geestelijk-zedelijke, die b.v. van Patrimonium uitgaan?

Allerlei turnclubs, slöjdvereenigingen enz. zijn wel interessant, maar we moeten ons nooit laten leiden door de gedachte: Wat vindt de jeugd prettig, als we niet eerst gevraagd hebben, wat eischt de Gereformeerde opvoeding. Niet het kind stelt de normen. Dat doen de leiders aan de hand van Gods Woord.

Nog een paar opmerkingen. In Amsterdam blijken de knapen en meisjes bijzonder slecht georganiseerd te zijn. Wat mag daarvan de oorzaak zgn?

In Den Haag daarentegen zijn 286 jongelingen tegen 383 knapen.

Dat is een verkeerde verhouding. Het totaalbondscijfer geeft 2 maal zooveel jongelingen als knapen. Dat zou dus 750 worden.

Rotterdam spant van de drie de kroon. Nu is daar de organisatie altijd goed geweest. Maar komt dit ook door het meer doorgevoerde parochiestelsel ?

Utrecht is nog wel 10 pCt. beneden het gemiddelde, maar behoeft zich niet te schamen. Ik heb er den tijd gekend, dat er één J. V. en (misschien één K.V.) bestond. Dat is nog maar 20 jaar geleden.

Tenslotte. Ieder moet voor zijn provincie maar conclusies trekken. Ik adviseer ook plaatselijk deze maatstaven eens aan te leggen. Als men ook hier 2/5 van het aantal doopleden neemt zal men niet ver van het maximum af zgn.

En nu maar met kracht de propaganda aangepakt. Dan heb ik deze berekeningen niet vergeefs gemaakt.


") J.v. = Jongelingsvereen. M.V. = meisjes 17 j. en ouder. K.V. = Knapenvergaderingeu. m.v. = meisjes van 12—16 j.

°) De ondercijfers zijn niet aangesloten bij den Bond. °) In 3 jaar tijds klom — naar ik in het Jaarboekje Bond van J. V. op G. G. vond — de J. V. van 21511 op 22528. Dat is 1000 in 3 jaar of ruim VA %.

') In 1924 had de M.V. (groote) 9000 leden. Thans bijna 16000!!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

De Gereformeerde Jeugdbeweging.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1931

De Reformatie | 8 Pagina's