GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gods weg leeren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods weg leeren.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Leer mij, Heere, Uwen weg. Ps. 86:11a.

Wij kunnen niet leven als wij den weg niet zien. God heeft ons gemaakt, opdat wij als Zijn beelddragers welbewust ons leven zouden koersen naar het van Hem gestelde doel.

En de ellende van ons bestaan is, dat wij naar het van God gestelde doel niet vragen en daarom ook van God den weg niet willen leeren.

Dan stellen wij ons zelf een doel, en maken onzen eigen weg.

Of —• wat nog erger is — wij geven in het geheel ons van een doel geen rekenschap «n hebben dan ook geen behoefte aan een weg.

Daarin komt onze smaad wel op het diepste uit.

Gij kent ook wel iets van dat vreugdeloos bestaan. Dat ge u maar glijden laat, óp z'n best plukkende de bloemen, die bloeien voor uw voet. Maar daarin is de eere des levens weg. En nooit komt deze oneer schrikkelijker uit dan daar, waar jonge harten aan het hopen zijn ontwend en doodig zich gewennen aan de nuchtere practijk van het alledaagsch bestaan. Hoe schoon komt hier te; gencver uit de adel van het hart, dat door het ideaal gegrepen is, en dat de bereiking daarvan zoekt met ins-panning van alle kracht. Dat daaroni zoekt naar wegen en middelen.

Maar ook hier in de beminnelijkheid van het jeugdig idealisme treedt de tragedie van het zondebestaan aan den dag. Want dan wordt het ideaal geboren uit eigen overlegging, en dan zijn wij gevangen in den waan, dat wij zelve de wegen wél banen kunnen. En dan eindigt het jeugdig idealisme in de droeve levensteleurstelling. En dat kan ook niet anders, wanneer het gebed niet leeft, om Gods weg te mogen kennen.

Dat gebed wordt telkens weer geboren in de zjelen van Gods kinderen. Natuurlijk. Want die zielen zijn levendgemaakt. En levendgemaakte zielen hunkeren naar levensgenieting. En levende zielen moeten die levensgenieting maar al te dikwijls missen. Die oorzaak ligt ongetwijfeld in hun zonde. In het gesloten zijn humier zielsoogen.

David, de zanger in dezen psalm, wist dat ook zeer wel.

Maar juist daarom kunnen Gods kinderen in dezen toestand van zieledonkerheid niet berusten. Maar zij moeten hun droefheid voor het oor des Heeren uitklagen. Heere, neig uw oor, verhoor mij, want ik ben ellendig en nooddruftig. Bewaar mijn ziel, want ik ben uw gunstgenoot; o God, mijn God, verloiS uw knecht, die op u betrouwt. Wees mij genadig, Heere, want ik roep tot U den ganschen dag.

Daarin is het belijden van de zonde, maar daar is ook de worsteling om levensgenieting. En de belijdenis, dat die levensgenieting ontbreekt.

O die benauwing, als wij den weg niet zien!

Als wij slechts de omstandigheden zien. De warreling der gebeurtenissen rondom ons. Waarlijk het is een teeken van genade als wij het daaronder niet kunnen uithouden. Als wij hunkeren met heel ons zielsverlangen om daarin een weg te zien. Als wij niet rusten kunnen aleer wij verstaan waar dat heengaat, en wat daarvan de bedoeling is. Als wij kermen van ellende, omdat wij ons gevoelen als een speelbal van de golven. O waarlijk, het geluk des lev^ens ligt niet in uiterlijk voorspoedige omstandigheden. Maar alle levensvreugde moet wel sterven als de weg niet wordt gezien.

En dan heft David zijn ziel op tot Zijn God.

Dan zoekt hij biddend Hemj die in majesteitelijke rust hoog boven het gewoel der wereld is verheven. Gij zijt groot en doet wonderwerken. Gij alleen zijt God.

En die hooge God heeft hier in deze wereld een weg.

God gaat door de wereld, door de geschiedenis, door de gebeurtenissen in ons eigen leven.

En nu komt het er maar op aan, dat wij dat zien.

Dan keert onze ziel tot hare ruste weder.

Neen dat beteekent niet, dat wij dan in elke gebeurtenis Gods bedoelen verstaan.

Het kind, dat met den vader op den weg wandelt, begrijpt ook niet de bedoeling van den vader in het kiezen van vele paden.

Maar het is aan 's vaders hand.

Het vertrouwt op 's vaders wijsheid.

En dat geeft rust.

Dat is het ook wat wij noodig hebben in dit aardsch bestaan.

Dat wij vasthouden aan dien God, die alle dingen in Zijn hand heeft.

Die in het bereiken van Zijn doel door geenerlei gebeuren hier in de wereld wordt belemmerd. Maar die het alles leidt naar Zijn wil.

Die majesteitelijk in de eeuwige rust verheven is boven de woeling van het aardsch gebeuren.

En wiens weg daarom hooger is dan de wegen der menschen.

Dat is het kenmerk van Gods weg.

Dat die gaat door de zee.

En dat Hij daar voor Zijn volk een pad bereidt.

Zoo hebben de heiligen geleefd.

Als Abraham uitging in den weg des Heeren, niet wetende, waar hij komen zou.

Hier is het kenmerk des geloofs.

Tegenover de uitrekening van het vleeschelijk overleg.

Dat wil waarlijk niet zeggen, dat wij de middelen in onze hand hebben.

Maar dat wil zeggen, dat God de middelen heeft.

Dat God het doet. Diat Hij alleen het doet.

En dat dan niets tegen Zijn wil zich kan roeren of bewegen.

O, dat te • zien, dat vast te houden, dat te gelooven, geeft zielerust.

En daarom leert God Zijn kinderen bidden:

Leer mij Heere, uw weg!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Gods weg leeren.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's