GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Oprecht berouw over de zonde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oprecht berouw over de zonde.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

In ons vorig nummer heb ik de verschillende vragen en overwegingen, *die een onzer lezers me, in verband met zijn hoofdvraag naar de mogelijkheid van oprecht berouw over de zonde voorlei, wat gerangschikt.

Gelijk ik reeds zeij deed ik dat niet, oan, één voor één, al die vragen te beantwoorden, en al die overwegingen te weerleggen. Daarvoor zou ik heel een boek ol voor het minst een boekje moeten schrijven. Het was me er daarmee enkel om te doen vrager zélf duidelijk te doen zien, wat bedenkelijken achtergrond, naar zijn eigen weinig doorzichtige toelichting, zijn hoofdvraag wel heeft.

Tot beantwoording van die hoofdvraag bepaal ik me nu, al zal ik daarbij af en toe ook op het bijkomstige letten, en ten slotte aan een en ander daarvan ook nog even opzettelijk aandacht geven.

Maar bij mijn beantwoording volg ik vrager niet op den weg, waarin hij zelf het antwoord op zijn vraag tevergeefs heeft' gezocht. En ik meen hem hel best te dienen door vóór alles duidelijk te zeggen, waaróm ik dat niet doe. Want daarmee kom ik aan de strik — en het is een zeer gevaarlijke! — waarin hij blijkbaar verward raakte, en waaruit ik hem zoo graag zou willen helpen loskomen.

Met zijn vragen, overwegingen en twijfelingen ging hij den weg op van het rationalisme^ of, zoo-, als hij zelf het noemt van „verstandelijk en logisch redeneeren". En zijn moeilijkheid was juist, dat hij daarbij dan stuitte op allerlei, dat de mogelijkheid van oprecht schuldbesef en diep zonde-berouw onmogelijk schijnt te maken.

Op dien weg nu ga ik niet met hem mee^, omdat het een w^g is die doodloopt.

Van God en goddelijke dingen: van wie en wat God is, van Zijn volmaaktheden, van Zijn Raad, van Zijn voorzienigheid en van de verhouding, waarin wij, meuschen, tot Hem staan en behóóren te staan, " met name ook tot Hem staan in ons zedelijk handelen, komen we met „verstandelijk en logisch redeneeren" nooit tot een klare en zuivere kennis. „Den Almachtige, dien kunnen we niet uitvinden". „God is groot, en wij begrijpen het niet".

Dit zou ook buiten de zonde zoo zijn. Ook dan zou het eindige schepsel den Oneindige nooit kimnen omvatten en doorschouwen. Ook dan zouden we nooit meer van onzen God weten dan het Hem beliefde ons van zich te openbaren.

Hoeveel te minder kunnen we het, nu we, gelijk de Schrift zegt, „verduisterd zijn in het verstand" en „vervreemd van de kennis Gods".

Alle pogen daartoe, buiten hetgeen de Heere ons van Zichzelven in Zijn Woord openbaarde, moet daaroan onverbiddelijk doodloopen en liep dan ook, blijkens de ervaring van al de eeuwen die achter ons liggen, altijd weer dood. Ook inzender kwam er niet door tot een oplossing van zijn vraagstukken. Met allen die deden als hij, deed hij de teleurstellende ervaring op, dat we met een verstand, dat onverstand is geworden, en met onze logica, die door-en-door onlogisch werd, in plaats van op één vraag een afdoend antwoord te vinden^ ons in altoos nieuwe vragen verwarren. Hoevele groeiden er ook bij hem al uit de ééne die hem begon bezig te houden.

Daarbij komt, dat de weg, dien hij koos ook een zeer gevaarlijke blijkt.

In allerlei opzicht, maar vooral omdat hij er ons toe brengt — en Bat is het grootste gevaar van alle! — eer we het weten de oneindige majesteit en volmaaktheid des Allerhoogsten aan te tasten.

Ook dat is de ervaring van onzen inzender. Want al denkend en redeneerend kwamen er vragen bij Hem op als deze: of God wel rechtvaardig is, of Hij wel liefde is, en of Hij wel recht heeft van óns rechtvaardigheid en liefde te eischen.

Vragen, die hij wel niet omzette in beweringen en waartegen hij wel bleef inwo^rstelen, maar die toch zooveel ruimte bij hem vonden, dat hij ze als vragen stellen ging, en die hem daarom reeds schuldig stelden voor God.

En gevaarlijk ook — laat me ook dit onder vragers aandacht brengen — omdat wie den eersten voet zet op dezen weg van „verstandelijk en z.g.n. logisch re'deneeren", daarmee al aanstonds wegwerpt het eenige wapen van verweer tegen de verzoekingen en aanvechtingen van den vader der leugenen. Want dat eenige wapen is, gelijk Christus het ons toonde bij zijn verzoekingen im d© woestijn, het Woord onzes Gods, het „daar staat geschreven".

En daarmee treedt tegelijk nog een andere zonde bij wie zijn verstand hier tot zijn gids maakt, in het licht. Déze zonde, dat hij de openbaring, dat hij het Woord Gods opzij zet; dat hij tot God zegt: niet wat Gij van Uzelven hebt geopenbaard, maar wat in, ijn verstand door logische redeneeruig aangaande U concludeert — zal voor mij gelden als waarheid. Dat hij als rechter gaat zitten over Gods Woord, en daarmee over God-zelven. Men versla mij goed. Ik weet dat onze inzender dit niet bedoelde, dit niet zou durven, ook niet wilde. Maar het moet hem toch duidelijk worden, dat deze God-tergende aanmatiging toch de slangenkop is, die zich op den donkeren bodem onzer ziel in dit verstand met zijn logisch redeneeren, roorzichtig opheft.

Als inzender me vraagt, of dan de Heilige Geest, als Hij ons van zonde overtuigt, ons verstand geheel of gedeeltelijk opzij zet, moet het antwoord, zooals uit het bovenstaande reeds blijkt, zeer nadrukkelijk ontkennend luiden.

Bij zijn zaligmakend werk in het hart van een zondaar stelt de Heilige 'Geest zich in zoo'n zondaar tegen niets dan tegen de zonde. Niets van al wat krachtens schepping tot onze natuur behoort vernietigt of verdringt Hij, of doet Hij ook maar geweld aan.

Al wat Hij in ons doet staat in het teeken der wedergeboorte, der vernieuwing, der heiliging. En daarom is het in plaats van vernietiging of onderdrukking, juist omgekeerd verlossing, vrijmaking, herstelling.

Het is de zonde en de zonde alléén. die onze natuur geweld aandoet, onderdrukt en verderft. En die zonde terug te dringen en uit te bamnen om onze natuur te herstellen naar het beeld Gods waarnaar ze eenmaal geschapen werd. Dat en dat alléén is het heerlijk doel waarop de arbeid des Geestes in ons gericht is.

Gehéél onze natuur, zooals héél onze natuur door de zonde verdorven werd. D.w.z. niet alleen ons gevoel en onze wil, maar ook ons verstand. Een onderscheiding, waarbij we immers ook niet te doen hebben met drie aparte, elk op zichzelf werkende vermogens, maar met drieërlei werking van het ééne en ondeelbare leven onzer ziel. En zooals de wedergeboorte naar Jezus' woord tot Nicodemus een wedergeboorte is vair heel den mensch, en daarom haar vrucht bij den Apostel Paulus altoos weer „de nieuwe mensch" heet, doordringt het wederbarend werk des Geestes van uit zijn kern, heel ons zieleleven, in zijn volle diepte en over zijn volle breedte.

Neen, Hij zet ons verstand niet opzij, maar Hij zet het weer op zijn plaats. Hij maakt het weer in plaats van een ingebeelde zon, bij wier licht we wandelen, tot een bescheiden oog, dat het licht Gods zoekt op te vangen. En Hij stelt het in staal: om dat te doen. Hij maakt het gevoelig voor het licht dat van God uitgaat in Zijn Woord, vatbaar voor de macht der waarheid die ons in de Schriften is geopenbaard, bekwaam om haar als waarheid te onderscheiden en te erkennen, en overreedt het langs dien weg zich aan de waarheid Gods te onderwerpen en over te geven.

Of dit dan zeggen wil, dat daarmee voor den geloovige alle vragen beantwoord zijn?

Natuurlijk niet.

De verlichting dooT Geest en Woord toch reikt nooit verder dan de openbaring in het Woord reikt. Wat boven die openbaring uitgaat, of liever - want hier is geen hooger of lager - wat buiten haar inhoud ligt, blijft ook voor den gelooivige een verborgenheid.

Zelfs de Apostel Paulus beleed, dat hij slechts „ten deele" kende.

Dit brengt mede, dat er ook voor wie gelooft, altoos schijn-tegenstrijdigheden in het ons geopenbaarde overblijven. Ten deele ook omdat zijn verstand, zoomin als zijn wil, zoomin als hijzelf in dit leven ooit van de zonde geheel bevrijd is, en liet oog daarom nooit in staat is heel het samenstel der geopenbaarde waarheid te doorschouwen. Doch vooral, omdat, zoolang er nog eene verboirgen-

heid ons niet geopenbaard werd, we niet in staat zijn de volmaafct-hamionisclie eenlieid van alle deelen der waarheid te aanschouwen.

Doch voor het geloof is dit geen ergernis, omdat het geloof, omdat het vertrouwen in-, en omdat het onderwerping aan God is.

En het heeft daarbij een kostelijken steun in wat het, binnen den kring van het geopenbaarde reeds aan goddelijke harmonie mag bewonderen.

En zooals dit geldt in 't algemeen, geldt het ook ten aanzien van de dingen waarom zich de vraag van inzender beweegt.

Daarover, zoo de Heere wil, in een volgend nummer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Oprecht berouw over de zonde.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1931

De Reformatie | 8 Pagina's