GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Evangelisatie-motieven uit de werken van  Mevrouw Boshoom-Toussaint.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Evangelisatie-motieven uit de werken van Mevrouw Boshoom-Toussaint.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alles tevergeefs!

II.

Van Aelst had Geertje zitten aanhooren met zeker verbeten ongeduld. Hij was haar onafgewend blijven aanzien, alsof hij bezig was een studie te maken van haar physionomie. GUmlachend, wees hij met spotternij haar woorden af.

„Eerzame en welwijze Geertje Keters! gij zult mij, hoop ik, getuigenis geven, dat ik naar uw sermoen heb zitten luisteren met de aandacht van mijn catechisatiejaren, en ik ben ten volle overtuigd, dat gij een uitnemende theologante zijt, en een bekwame doctoresse voor dezulken die aan zielskwalen lijden en tevens met zwakke hersenen zijn bezocht "

„Maar mijn beste meester Willem!" viel Geertje il), half geërgerd half droevig, „daar is hier ganschelijk geen kwestie van theologie; wat ik zeide raakt der ziele dierbaarste belangen."

„De mijne zal u dan toch niet dierbaarder zijn dan zij mij zelf is, " viel hij in met koude ironie; „en nu ik ontsla u van alle zorg en moeite te dier behoeve; ik verlang alleen van u dat gijmij zult informeeren van 't geen uw voormalige meesteresse belangt."

Geertje overhandigde hem nu een pakje, beva.ttende de vermaiing, die zij aan van Aelst had nagelaten. Met gejaagde hand werd het door hem geopend, 't Was een dagboek, het dagboek van Maria van Oosterwijk, met het opschrift: D^agboekvan zijnproefjaar.

Inplaats van het kalm en aandachtig te lezen, bladerde hij er alleen wat in rond, met bevenden zenuwachtigen vingergreep de pa.gina's omslaande, eindelijk, bij de laatste bladzijde, schudde hij het hoofd en fronste de wenkbrauwen, en sloeg daarop het boek weer dicht, het van zich schuivende als met zekeren onwil, terwijl hij tot Geertje zeide:

„Daar komen wel wat veel bijbel termen en schriftuurplaatsen in, die het voor' mij 'bnverstaaiibaar en ongenietbaar maken."

Toen hij durfde verklaren, hoe de inhottd van het dagboek getuigde dat Maria's hoofd in verwarring gebracht en zij tot ziekelijke dweeperij vervallen was, schudde Geertje het hoofd met onverholen misnoegen. Zij sloeg als in smartelijke verbazing de handen ineen, terwijl haar zwarte oogen fonkelden van verontwaardiging.

„Meester Willem, meester Willem, meester Willem, hoe kunt gij zoo van de juffrouw spreken, en nog zeggen, dat zij u lief is geweest Wel verre van verward of bekrompen te zijn geworden op het laatst van haar leven, zooals gij schijnt te onderstellen, is zij frisch en helder van hoofd gebleven tot in de uiterste ure; ik heb het u immers meegedeeld, hoe zij zacht en kalm is ingeslapen met een glimlach op de lippen en een gebed in het hart hebt gij dat dan niet verstaan? "

„Och jawel, die simpelheid van 'tgeloove, die geestdrijvende overspanning die ze gebed noemen, schijnt dat vermogen te hebben de luiden zoetelijk om te voeren in hersenschimmen, waarbij' ze al dommelend het leven verlaten zonder de doodsvreeze te kennen. Ik heb dat meer hooren zeggen."

„Dat is dan een bedwelming die wèl lang aanhoudt, want de juffrouw heeft er mee geleefd en gewerkt sinds ik haar heb gekend, en dat is vaai haar twintigste jaar tot in de zestig! en in de laatste maanden toen zij al teerder en zwakker werd en het duidelijk voelde, dat zij de hutte der sterfelijkheid ging aileggen, had zij nog de kloekheid van geest om met mij alles te bespreken van wat zij wilde dat bij haar sterven en na haar dood zoude geschieden — een zulke toestand is door de luiden, die gezond HoUandsch spreken en verstaan nimmer beschreven geworden als een staat van bedwelming, verwarring of geestdrijverij".

Wat verder tusschen hen beiden verwisseld werd, toont op ontzettende wijze, welke argumenten, voorwendsels en uitvluchten personen van dit gehalte in den regel aangrijpen, om zich van den voor hen lastigen aandrang te ontslaan. Zij verweren zich veelal met dwaze taal en ongerijmde beschuldigingen tegen de zoogenaamde „fijnen".

Het leven van „wilde Willem" werd, terwijl hij pochte op zijn geld en praalde met zijn schatten, innerlijk hoe langer hoe killer en kouder. Vol hoUe onbevredigdheid, was hij' naar Delft teruggekeerd, om, zooals hij het noemde, nog wat goed te maken, van wat hij' in zijn jeugd misdaan had. Doch al zijn voornemens waren ni^ts dan grijsaardsfantasieën, die uiteenspatten als de zeepbellen der kindsheid bij de aanraking der werkelijkheid. De bloemschilderes, die hij den rug toegekeerd had, was reeds vijf jaar overleden. Hier viel dus niets meer goed te maken. En de familie, welke hij door zedelooze daden diep had gegriefd, weigerde het bloedgeld, dat hij hooghartig wilde offreeren, aan te nemen.

Gramstorig de onmacht verwenschend, dat hij met zijn geld niet eens kon doen, wat hij wilde, boog hij het hoofd en het als in zijn handen verbergend, mompelde hij halfluid: „Ja, ja! zij heeft gelijk, maar al te zeer gelijk; ik ben ellendig!"

Met den ernst van een diep mededoogen sprat Geertje: „Als gij u dus gevoelt, moet gij toch behoefte hebben aan de lafenis, die gij nu afwijst, dan zult gij eenmaal behoefte gevoelen aan hetgeen gij nu roekeloos bespot. Och, waarom wilt gij niet aannemen wat u nu nog ten goede zon kunnen ko-men? "

„Wat zou mij nog ten goede kunnen komen? " riep hij, het hoofd O'pheffende en naar haar op^ ziende met de verbittering der uiterste moedeloOiSheid „O Geertje Pieters, Geertje Pieters! gij kmit niet raden wat ik tors onder dit blinkend© statiegewaad, waarmee ik mijn ellende omkleed".

Weldra trok hij af, de ongelukkige. Ofschoon hij het gezelschap der menschen haatte, toch moest hij, om zichzelf te ontvluchten, zich werpen te midden van hun rumoer. Hij keerde zich af van die het wèl met hem meenden, altijd omringd en achtervolgd door zijn bedienden, „lage kneclitelijke zielen, aan hem gehecht, zooals de landman gehecht is aan de koe, die hem van melk en boter voorziet".

Schril contrast met de liefdevolle vrouwengestalten, die zijn geld afwezen, doch met niet aflatende trouw steeds het goede voor hem bedoelden en zochten.

Zelfs toen zij gehoord hadden, dat hij zijns weegs was gegaan, om aan uitspattingen met jonge bentgenooten zich over te geven, lieten zij hem nóg niet los. Zij hadden alle steeds gepoogd tot zijn terechtbrenging, maar helaas, zonder te slagen. W'at zij ook zeiden, vermaanden, verzekerden, de ongelukkige bleek niet meer in staat de diepste beteekenis er ook maar eenigszins vam te verstaan. „Wie den weg der verharding kiest boven dien der boetvaardigheid, kan het er ontzettend ver in brengen". Wilde Willem was voO'r lederen geestehjken indruk ten eenenmale onvatbaar geworden. Elk© gedachte aan godsdienst had hij verdrongen. Oudwijvenpraat was het hem en anders niet. ledere klopping van zijn geweten dempte hij. „Wat zal men zich de korte levensdagen, die er nog resten, bang en lastig maken, voor hetgeen ondersteld wordt na dezen te zullen gebeuren, en waarop niemand met zekerheid iets weet te zeggen".

't Was dus alles tevergeefs.

J. P. TAZELAAR.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Evangelisatie-motieven uit de werken van  Mevrouw Boshoom-Toussaint.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1932

De Reformatie | 8 Pagina's