GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ehen-Haëzer.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ehen-Haëzer.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Dit Hebreeuwsclie woord is in Christelijke kringen zoo ingeburgerd, dat iedereen weet wat het beteekent. Men ziet het vaak als wandversiering met zilveren letters op fluweel prijken in de huizen als gedachtenis aan het zilveren of gouden huwelijksfeest. Eben-Haëzer: tot hiertoe heeft de Heere ons geholpen!

Nu is het zeker wel te eerbiedigen, dat onder ons bij zulke gelegenheden gedacht wordt aan den bijstand des Heeren in de nooden en zorgen vau het huisgezin. Bij het sluiten van een huwelijk onderwijst het huwelijksformulier ons, dat de Heere zijn hulp aan de getrouwden wil verleenen — en als we dan terugzien en die hulp mogen opmerken, dan mogen we zeker wel den Heere loven en zeggen: „Tot hiertoe heeft ons de Heere geholpen".

En ter gedachtenis aan die gunst mogen we zeker ook dat woord bevestigen aan onzen kamerwand.

Toch zou ik dan liever niet het woord Eben-Haëzer gebruiken, want dat woord heeft in de Heilige Schrift een geheel andere beteekenis.

Eben-Haëzer is in de Heilige Schrift niet de dankbare herdenking van gehuwden, dat God „den getrouwden hulp en bijstand heeft verleend, ook toen zij het 't minst verwachtten" — maar het is een woord vaii de kerk, van Oud-Israël. En 'tis geen welvoldane dank voor de goede verzorging met spijs en kleeding, maar het is een kreet van uitkomst na een zeer hangen tijd van onderdrukking door de Filistijnen, 't Is de gedachtenis aan den groeten donder des Heeren over de vijanden. Nog hijgende van de achtervolging dezer vijanden heeft Israël dezen steen opgericht tot een gedachtenis aan de verlossing.

Eben-Haëzer beteekent:

tot hiertoe dat is, zo'oals nu de strijdfronten staan, heeft de HEERE de Verbondsgoa, ons dat is de kerk, geholpen... dat is met een grooten donder de vijanden verschrikt, zoodat de kerk haar juk kon verbreken en de Filisr tijnen kon verslaan en vervolgen tot over de grenzen.

Wanneer ik nu het woord Eben-Haëzer heb gekozen als opschrift voor dit artikel, dan heb ik het niet bedoeld in den zin van de welvoldane gedachtenis aan onze goede verzorging van Godswege, maar zeer bepaald in den Bijbelschen zin als een woord van de redding der kerk uit bam'gen nood vanwege de vijanden.

Eben-Haëzer is een woord van de kerk.

En er komen vijanden bij te pas.

En er is strijdgerucht bij.

En dit woord looft niet een „Onzen Lieven Heere" die er is om voor de menschen te zorgen —-maar het looft dien God, die Zijn vijanden verschrikte en Zijn volk verloste.

't Is ook geen woord van vriendelijken dank aan een God die altijd helpt, want de Heere had juist Zijn volk langen - tijd in de macht der Filistijnen gegeven en zelfs de Ark des Verbonds laten ontvoeren.

't Is ook geen woord voor alle tijden; er was ook een tijd aan voorafgega-an, dat een stervende moeder kreet: Ikabod! de eere is weg!

En 'tis ook geen woord voor elke toekomst, want later overstroomden de Filistijnsche legers 't gebergte Gilboa en de omstreken. Toen liep in vreeselijken angst een voedster met den kleinen Mephibosetli (Jonathans zoon) in de armen en viel, zoodat de kleine voor zijn leven ongelukkig werd. Zijn Vader en Grootvader en Ooms — het gansche koningshuis van Israël — lagen ia hun bloed op de bergen. Toen hielp de Heere Zqn volk niet meer.

Ik wil hier spreken over een E b e n-H a ë z e r in Bijbelschen zin voor ónzen tijd.

Dus van de kerk van onze dagen.

Ik wilde iets doen zien van de groote onderdrukking, die over de kerk is geweest in de 186 eeuw door de vijanden.

En doen herdenken de verlossingen des Heeren in de 19e eeuw.

En u opwekken tot gebed, dat de Heere moge doorgaan ons van deze Filistijnen te verlossen.

Eben-Haëzer daar komen vijanden bij te pas, vijanden van de kerk.

De kerk heeft vele vijanden gehad en iedere nieuwe tijd doet weer andere opkomen. Maar er is een zeer groot verschil tusschen de vijanden der kerk in Samuels tijd en die in onze dagen. Toen waren het vijanden, die met de sabel en de spies in den Naam des Heeren moesten neergeslagen worden. David zingt er van in Psalm 118: 't is in den Naam des Heeren dat ik ze verbouwen heb" en denkt dan zeer bepaald aan neergesabelde Kanaanieten. (Vgl. Ps. 18:38, 39.)

Maar als we Paulus bezig zien den goeden strijd te strijden, heeft hij niet eens een Overheidszwaard bij zich om ook maar iemand kwaad te doen. En ook in onzen tijd denkt geen Gereformeerde er aan om met wapengeweld van soldaten of politie tegen de vijanden der kerk op te trekken. Dat is alleen maar de consequentie van degenen, die doen alsof de Nederlandsche Staat gelijk aan Israël is en onze Koningin dezelfde plaats bekleedt als b.v. Koning David.

Er is groot onderscheid tusschen den politiekkerkelijken strijd van Israël tegen de omliggende vijanden — en den geestelijken strijd der Nieuw-Testamentische kerk tegen haar geestelijke vijanden.

In het Oude Testament was het een van God verordende strijd tegen menschen van vleesch en bloed tegen Amalekieten en Kanaanieten én Filistijnen, die het kerk-volk Israël in zijn gansche bestaan bedreigden. Davids bloedige overwinningen waren type van de overwinning van Christus over al zijn vijanden. Een overwiiming die ten slotte niet minder bloedig zal zijn dan die van David.

Maai' in het Nieuwe Verbond is de kerk van karakter veranderd. Zij draagt geen Overheidsmacht als kerk. De kerk heeft geen aardsche macht meer en draagt geen zwaard van staal en vergiet geen bloed. Wij hebben — schreef de Apostel Paulus — den strijd niet tegen vleesch en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. (Ef. 6:12.)

Elders noemt hij den vijand: e eeuw dezer wereld, de overste van de macht der lucht, de geest die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid. (Ef. 2:12.)

En in 2 Oor. 4:3 en 4 noemt Paulus hem de god dezer eeuw, die de zinnen der ongeloovigen verblindt, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie. In zulke menschen heeft de god dezer eeuw het Evangelie bedekt, zegt Paulus.

En Johannes noemt denzelfden geest: e geest van den .\nti-Christ, de geest der dwaling, 1 Joh. 4:1—6, de geest der valsche profeten, der verleiders (2 Joh. : 7).

En indien een leeraar zich vervoegde bij-de gemeente, die de leer van Christus niet bracht, maar deze dwaalleer, dan moest de huis-gemieente hem niet in haar huis ontvangen. Zóó scherp sprak de Apostel der liefde zich uit tegen den vijand der Nieuw-Testamentische kerk. (2 Joh. VS. 10, 11.)

En Paulus schreef over twee van deze verleiders, Hymeneüs en Philetns, dat hun woord zou voorteten als de kanker. En hun gevaarlijkheid lag daarin, dat ze van de waarheid waren afgeweken, zeggende dat de opstanding aireede geschied was, waardoor zij sommiger geloof verkeerden. (2 Timotheüs 2:17, 18.)

Uit deze teksten blijkt, dat we onder het Nieuwe 'iestameut den vijand der kerk voornamelijk hebben te zoeken in wat we thans noemen: den geest des tijds", of wat we vaak noemen: DE GEESTES, - STROOMINGEN. Onze vaderen spraken hier zeer terecht van de „leer".

„Deze „leer", deze geest des tijds is het, die in de hand van den Overste der wereld een middel is om den menschen de zinnen te verblinden en het Evangelie te bedekken en de komst van den Anti-Christ voor te bereiden en de gemeente te vervolgen.

Wat in Samuel's tijd de vijanden van vleesch en bloed waren, dat zijn onder het Nieuwe Testament geweest de geesten van den Anti-Christ, de leugengeesten, die duizenden hebben verleid en geheele tijdperken hebben geheerscht over de kerk. Wat de menschen in de kerkgeschiedenis verleidt, dat is een „leer", een „richting", de leer van den Anti-Christ ten slotte.

Zooals de Filistijnen soms heer waren over Israël, zoo heeft de Heere menigmaal de Christenen in massa overgegeven aan den geest dereeuw. En het is vanwege de goedertierenheid des, Heeren en vanwege Zijn trouw aan Zijn Verbond — dat de kerk des Heeren niet geheel vernield is door deze geweldige geestelijke boosheden in de lucht. Als een stortvloed hadden zij de kerk van de late Middeleeuwen bedekt. Toen hadden de Christenen Gods Verbond verlaten. Zijn Woord was verdrongen door ijdele philosophie en eigenwillige godsdienst. Toen heeft de Heere de kerk verlaten en haar overgegeven in de madit van de dwaling. Toen is het een tijd geweest voor de kerk als vroeger voor Israël.

Toen hebben vrome kinderen Gods, wegterende door de schrale geestelijke voeding en weggestooten door de bokken en geslagen door de kwade herders tot God geschreid. Ikabod.

En de Heere heeft gehoord. De Reformatie-tijd kwam.

Een oud martelaarsboek zegt: „Toen heeft God sonnnige arme, ellendighe, verbijsterde, verdwaelde, magere, verhongerde schapen, door de predicatie zijns heylsamen Woorts, in de cracht zijns heyligen Gheestes, uit de handen der trouwelooser Herderen, ende uyt de Kaken der rytender Wolven verlost, ende ghevoert uit de dorre onvruchtbare Weyden der menschelijker leeringhe ende gh e boden, in die groene vette Weyden op den Berg Israels, ende geset onder de hant ende bewaringe haers eenigen end© eewigen Herders Jesu Christi, die haer met zijn roode ende dierbare bloedt tot eenen vrijen eygendom aangenomen, gereynicht ende geoocht heeft".

Toen paste wel in den mond der kerk het woord: Eben-Haëzer.

A. JANSE.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 mei 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Ehen-Haëzer.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 mei 1932

De Reformatie | 8 Pagina's