GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hoe groot is Uw goed.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe groot is Uw goed.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

o, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen, die U vreezen, dat Gij gewrocht hebt voor degenen, die op U betrouwen. Psalm 31:20.

Een uitroep van bewondering, van aanbidding, uit den mond van een door God begenadigde van den ouden dag. Bewondering en aanbidding vai» de grootheid van Gods trouw en goedheid, betoond in de uitredding uit een groot gevaar.

Uit een groot gevaar!

Want het volk, welks God d© Heere is, wandelt hier niet steeds op effen baan. Voor het uiterlijke staat dat volk soms zelfs ten achter bij hen, die hun goed in deze wereld zoeken en leven naar helt goeddunkeai van hun hart.

Zoo is het naar de ervaring, maar ook naar de Heilige Schrift.

„Veel wederwaardighêen, veel rampen zijn des vromen lot".

Ook David, de man naar Gods hart, weet van zorg, verdriet, en jammerlijke kwalen, die beurt om beurt zijn ziel ternederdrukken.

Hij kent de tijden, dat hij' zijn tranen heeft in zijn fcla.gen tot zijn spijze dag 'en nacht.

Ook de een en dertigste Psalm herinnert er aan, hoe Saul, zijn doodvijandj hem naar het leven staat.

Toch is het, in moeilijke tijden, oogenblikken, aLs David te doorwoTstelen had, bij Gods kinderen geheel anders gesteld, dan bij de goddeloozen.

Zij, Gods kinderen, zij kennen psalmen in denj nacht, en zingen zelfs lofzangen in het aangezicht van den dood, terwijl de wereld in tegenspoedenj slechts jammerklachten slaakt.

Geen wonder, "dat da vijanden des Heeren en van Gods volk soms wenschon te sterven met de oprechten, al willen ze hun metgezellen en volgelingen niet zijn op den smallen weg des levens.

Denk maar aan Bileam, ons geteekend in het Woord van God.

Vanwaar dit onderscheid en zijn zoo verschillende waardeering?

Omdat de kinderen des Heeren vaak arm en ellendig zijn naar de wereld, maar rijk in hun God, ten dage van het gevaar en in de ure der beslissing.

Zij zijn in het bezit van een schat, die een bron van troost blijkt in den nood, en zaligheid brengt in de ure van den dood.

Ook David pul levensmoed en stervenskracht uit dien schat, als wolken van donkerheid boven zijn hoofd zijn saamgepakt, en het zwaard des vijands zijn leven bedreigt.

Van zijn r ij k d o m gewaagt hij zelfs in dezen Psalm. i

David immers spreekt van een groot goed, dat hij bezit, dat weggelegd is bij zijn God.

Wat wij van God ontvangen. Hij voor ons bewaart, om het ons te geven ter bestemder tijd, dat is een wezenlijk goed, iets dat den bezitters heil aanbrengt. Ja, daarom is het grootl

Het is niet in de eerste plaats van stoffelijken, veeleer van geestelijken aard, dit goed, dat God de Heere geeft.

Toen David deze wooiden sprak had hij aan het stoffelijk goed niet veel. Het had veel van zijn beteekenis voor hem verloren. Het zag er immers naar het uiterlijke treurig met hem uit.

Zijn leven is verteerd van droefenis. En nü juist voelt hij zich rijk in ©en goed, dat voor hem is weggelegd bij, maar ook gewrocht door 'God.

Neen, hij heeft in bezit. dat goed nog niet ten volle

Maar, het zal hem niet ontgaan. 't Is weggelegd bij God.

Daar is het veihg bewaard.

En God zelf heeft het gewrocht, gemaakt, voor hem bestemd.

Gróót is dat goed, dat God heeft weggelegd, voor die Hem vreezen, en gewrocht voor die ojj Hèm betrouwen.

Immers, zij mogen zich verheugen in de vergeving der zonden, in hun aanneming tot kinderen, zoodat zij zich onvoorwaardelijk aan Zijn leiding kunnen overgeven.

Niet is de vreugde hierover altijd ongestoord, omdat de christen onvolmaakt is, onvolmaakt ^jn vreeze des Heeren, onvolkomen ook zijn Godsvertrouwen, en de macht en het geweld zijner vijanden groot.

Vaak onthoudt de Heere bovendien den Zijnen, wat de wereld bezit, om hen des te begeieriger te maken naar het eeuwig goed, voor hen weggelegd in den hemel.

Wat geeft nu recht op dit groote goed?

Welke is de grond van het betrouwen in den nood?

Is het door Gods kinderen verdiend'

O, neenl

David spreekt dan ook van UW goed, waarmee hij God als Eigenaar er van aanduidt, gelijk hij den Heere ook ^en Bewerker ervan noemt.

Wat de geloovigen bezitten, hier in hope, hiernamaals in volle realiteit, het is het eigendom des Heeren, dat Hij niet uit verdienste meedeelt, maar enkel uit genade aan de Zijnen schenkt.

Het genadegoed van 's Heeren volk bestaat in de weldaden van het Genadeverbond, waarvan Jezus Christus Hoofd en Middelaar is.

Noch David, noch eenig ander mensch heeft aanspraak op het groote goed, dat God heeft weggelegd voor die Hem vreezen.

Alles wat de geloovigen ontvangen, en nog verwachten, is vrucht van Christus' verdiensten, toegepast door Zijnen Heiligen Geest.

Het is Gods goed. Het blijft ook Gods goed, waarvoor Hij altoos wordt gedankt, verheerlijkt.

O, hoe groot is U w goed, dat G ij weggelegd hebt voor degenen, die U vreezen, dat Gij gewrocht hebt voor degenen, die op Ü betrouwen.

De zanger geeft hier echter tevens, in dat vreezen en betrouwen den weg aan, in welken dit goed het deel wordt en blijft van die het bezitten zullen.

Nu, in deze woorden wordt het geloof schreven.

Zij, die gelooven v reezen den Heere, èn betrouwen op Hem.

Het geloof is het van God verordende middel om te deelen in de heilsweldaden, door Christus voor Zijn volk verworven.

Er is een nauw verband tusschen het geloof èn het ervaren van de genade Gods.

Naarmate het geloof helder is en zich klaar op Christus richt, naar die mate is er ook de ervaring van het geestelijk heil.

Dat geloof is voor ontwikkeling en verheldering vatbaar.

Helaas ook voor verachtering en verdonkering.

Hieruit , zijn te verklaren de afwisselende toestanden in het leven der geloovigen.

Voortdurend is het geloof aan bestrijding onderhevig, totdat het bij het sterven triumfeert, en in aanschouwing overgaat.

Onuitsprekelijk voorrecht ook in onzen tijd. wie als David deel mag hebben aan dit grootei goed, door het geloof.

Het werpt rijke vruchten af op de reize door de woestijn van het leven.

Het stemt tot dank en aanbidding van den Heere, en tot tóewijding van alle krachten aan God eai aan Zijn dienst.

Het doet in tegenspoed geduldig zijn.

Immers, een Vaderhand leidt. God weet, wat goed is voor de zijnen, en Zijn kracht schiet nooit te kort, om uitkomst te geven.

Het .doet de toekomst vertrouwend tegengaan.

Hoe. donker ook Gods weg mag wezen.

Hij ziet in gunst op die Hem vreezen.

Ten slotte zullen alle dingen medewerken teai goede, dengenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn.

Die op Hem betrouwen worden niet beschaamd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juli 1933

De Reformatie | 4 Pagina's

Hoe groot is Uw goed.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juli 1933

De Reformatie | 4 Pagina's