GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

LevensUefde en Hemelveriangen.

Een zuster, die bezig is te herstellen uit een zeer zware ziekte, zond mij de volgende vraag:

„Het is een zeer wonderlijk© gewaarwording, ais men mag herstellen van een doodelijk© ziektei; en de vraag komt dan op: Mag ik mij hierover verheugen? Zou het niet veel vromer zijn, als ik naar den dood verlangde, om daardoor in den hemel te komen?

Is hierin ook nog verschil tusschen jonge menschen, die nog zooveel van het leven verwachten en oude menschen, die langzamerhand alles verloren, wat hen aan dit leven bond?

In den Bijbel treffen wij ook verschillende uitlatingen aan.

Paulus: „Ik wenschte wel ontbonden en met Christus te zijn".

David: „In 'tstiUe graf zingt niemand 'sHeeren lof." Psalm 30:2:

Mijn God, Gij hebt mij op mijn klacht, Genezen en mijn smart verzacht. Gij hebt mijn ziel door angst beroerd, Als uit het graf weer opgevoerd. Gij hebt hel leven mij geschonken. Ik ben niet in den kuil gezonken —

Tot zoover de vraag.

Dat is een zeer teere vraag, die men niet anders dan met grooten schroom tegemoet mag treden.

Ik gevoel hier zoo het gevaar van of naar dezenof naar dien kant te véél te zeggen en daardoor iemand öf noodeloos te verontrusten of hem tegen te houden op den weg naar de volmaking.

Toch wil ik probeeren, naar mijn beste weten, een antwoord te geven, dat is naar het Woord van God en dat daardoor aan allen, die met deze vraag te worstelen hebben, het rechte pad wijst.

Zoolang deze bedeeling duurt is er voor de kinderen Gods tweeërlei levensvorm; de vorm van het leven hier op aarde en die van het lerven in den hemel. Bij beide die levensvormen is het mogelijk God te dienen, voor Hem te leven en in Hem zalig te zijn.

In overeenstemming met het onderscheid in levensvorm, is er ook groot verschil in de gestalte van den dienst van God en het zalig zijn in God, hier beneden en daarboven.

Hier beneden dienen wij God door in ons eigen leven de zonde te bestrijden, door de worsteling om heel ons bestaan te laten beheerschen door de Uefde tot God en den naaste; door het manhaftig pogen om heel de wereld te brengen aan de voeten van God.

Hier beneden bestaat onze zaligheid in een, door het geloot, rusten in de verzoening met God door Christus, in een, door het geloof ingaan tot de gemeenschap met God door Christus, in het aanschouwen van Zijn heerlijkheid in den spiegel Zijner openbaring in natuur en schriftuur, in een proeven van Zijne liefde, ook zooals die ons omkoestert in de natuurlijke gaven van spijs, drank, gezondheid, liefde, huwelijk, gezin, kunst en dergelijke.

Schaduwzijde van dit dienen van —j dit zalig zijn in God blijft altijd „de onvolkomenheid". Er kleeft zooveel zonde aan, het blijft zoo ver beneden het ideaal; het wordt zoo verbitterd door lijden en nood.

Geheel anders is het dienen van —, het zalig zijn in God, daarboven.

Daar is de worsteling weg, daar is het lichaam weg, daar is de zonde weg, daar is het lijden weg; daar heeft het geloof plaats gemaakt voor aanschouwing, daar zullen wij God zien, van aangezicht tot aangezicht.

Of, om het in één woord te zeggen, in den hemel zullen wij „met Christus zijn" (Philippenzen 1: 23), mei Christus, in Wien alle hemel-heil belichaamd is.

Tweeërlei levensvorm; en in ieder van die twee is het mogelijk Gode welgevallig te leven en in Hem zalig te zijn.

Dat geldt ook voor den aardschen levensvorm, als dat niet zoo was, zou God ieder menschenkind, dat wedergeboren wordt, onmiddelijk na die wedergeboorte in den hemel moeten zetten.

Ook de aardsche levensvorm is niet in strijd met den adel van een kind van God. Maar als God zoowel den éénen als den anderen levensvorm voor Zijn kind geschikt acht, dan kan er ook nooit zonde in schuilen dat een geloovige, voor zichzelf, aan één van die twee voorkeur geeft.

Paulus zegt wel: „ontbonden en met Christus te zijn is zeer verre het beste"; maar dat kan niet bedoeld zijn in absoluten zin.

Dat wil zeggen: „inzóóverre is dat hemelleven zeer verre het beste, als daar van geen lijden en zonde sprake is; maar daarmee is niet gezegd, dat het leven op aarde niet even Godverheerlijkend kan zijn, als het leven in den hemel.

Van God uit gezien zijn die beide even goed en daarom kan het nooit zonde zijn, als een geloovige als hij voor een keus uit die beide gezet wordt zegt: „ik geef de voorkeur aan dit"; of: „ik prefereer dat".

Als een moeder aan haar kind de keus geeft uit twee geschenken, die zij beide voor haar kind geschikt acht, dan kan het toch nooit verkeerd zijn als dat kind zegt: „wel moeder ik zou dat liever hebben dan dit"?

Niet anders is het hier.

Als (en hiermee geef ik antwoord op de tweede vraag) als een jongmensch, in wien het jonge leven klopt, dat van het leven nog veel verwacht, waarin het de liefde Gods zal kunnen proeven; dat in het leven nog veel voor God hoopt te kunnen doen, als zulk een jong mensch liever in dit leven God wil dienen en genieten dan in den hemel, dan is dat géén zonde; zelfs niet een geringere graad van vroomheid.

Als de kinderen Gods onder den Ouden dag (Psalm 30), die nog zoo weinig inzicht hadden in het leven aan de overzijde, liever op aarde God wilden dienen en genieten dan aan de overzijde van het graf, dan was daarin geen tekort in Godsvrucht.

Maar evenmin mag het worden veroordeeld, dat een ander kind des Heeren er de voorkeur aan geeft om in den hemel den Heere te leven.

Wat wel zonde is, dat is dit, dat een mensch zich in dezen niet zou willen onderwerpen aan de beschikking Gods.

God is het. Die heeft uit te maken wat voor ons de meest geschikte levensvorm is, de hemelsche of de aardsche.

Het is geen zonde, dat een mensch liever wil blijven leven dan te moeten sterven; zonde zou het zijn als hij zei: „ik wil niet sterveiij want als ik uit dezen levensvorm moet uitgaan, dan kan ik niet zalig zijn; daarom wil ik niet sterven, o Heere, ik wil leven".

Het is geen zonde, dat iemand aan den hemel de voorkeur geeft boven de aarde; maar wel zonde zou het zijn, dat iemand tegen God zou zeggen: „Heere, ik wil, ik kan niet langer leven, ik wil sterven, neem mij weg óf ik kan geen vrede, geen vreugde meer hebben".

Het is geen zonde, wanneer iemand vraagt te mogen blijven óf Ie mogen sterven; zonde wordt dat eerst als dat gebed niet gedragen zou worden door de eenswillendheid, die zeggen doet: „niet mijn wil, maar de Uwe geschiede".

Trekken wij nu uit hel gezegde de conclusie, dan zal die deze moeten zijn:

„Als daar een kind van God ligt aan den rand van het graf, zwevende tusschen den aardschen en den hemelschen levensvorm, dan moet hij bereid zijn om te blijven leven, zoowel als om te sterven;

dan mag hij er de voorkeur wel aan geven om hier beneden te blijven;

dan mag hij bidden om genezing;

en als dan God zijn bede verhoort, zou hij dan niet blij mogen zijn en met dankbare vreugde hel rijke leven weer ingaan?

Die vreugde is even goed Gode welgevallig als de blijdschap van hem, die gaarne naar den hemel wil gaan en nu ook, in dezen, zijn wenscli verkrijgt.

Daarom mag nooit een kind van God hard gevallen worden over de vreugde, waarmee hij van het ziekbed opstaat en het leven weer ingaat.

Niemand heeft het recht om eigen „voorkeur" maatgevend op te leggen aan een ander.

Wie oud is geworden, het leven achter zich heeft, geen banden meer op aarde heeft en daardoor liever naar den hemel wil gaan, mag diezelfde zielsgestalte niet eischen bij den jongeren, levenslustigen mensch.

Als de begeerte om te blijven leven maar niet rust in de hefde tot het leven, los van God, en de begeerte om te sterven maar niet voortkomt uit: graag van het lijden af te willen wezen en niet uit het verlangen naar God en Christus, dan is die beiderlei begeerte goed en heilig en mag de mensch dankbaar wezen als hem zijn begeerte wordt geschonken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's