GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIKALE KRONIEK

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wéér noodelooze „brabbeling"?

Uit de „Nieuwe Utrechtsche Courant" van 30 Juli knipten we het volgende:

„De Ned. Organisten-vereeniging heeft het plan opgevat een grondig onderzoek in te stellen naar de oorspronkelijke psalmmelodieën. Zij heeft daartoe een studie-commissie ingesteld onder den naam van Commissie tot herstel van de Psalmwijzen, en aan haar opdracht gegeven, na te gaan of het mogelijk is — en zoo ja op welke wijze — dat onze Psalmen in de godsdienstoefeningen weer kunnen gezongen worden, zooals ze op last van Calvijn werden getoonzet. Het ligt daarbij in de bedoeling den tekst zelf der psalmen als een historisch goed te respecteeren en deze buiten bemoeiing te laten.

Er is een secretariaat ingesteld, en zoodra hiervoor een geschikt functionaris gevonden is, kunnen de werkzaamheden een aanvang nemen. Het secretariaat zal bij voorkeur te Utrecht gevestigd zijn."

Over iets en nog wat in dit bericht moet men zich toch wel verwonderen, n.l. dat na al het werk van tal van onderzoekers, niet te vergeten hier in Nederland door een Prof. Acquoy, een J. W. Enschedé èn wat er verder door deze en gene nog meer gedaan is om de resultaten van hun grondig onderzoek naar de oorspronkelijke psalmmelodieën te publiceeren, dat nu weer, anno 1935, de Ned. Org. Ver. een aparte studiecommissie op hetzelfde moeizame werk wil loslaten om dan verder na te gaan „of het mogelijk is — en zoo ja op welke wijze — dat onze Psalmen in de godsdienstoefeningen weer kunnen gezongen worden, zooals ze op last van Calvijn werden getoonzet". (Of daar al niet jaren uit, tot in den treure aan gewerkt is!)

In gedachten komt als men zooiets leest: hoe destijds de, Groningsche Martinikerk-orgelisten, eerst Corn, de Jong in 1685 en daarna J. W. Lustig in 1738, gevaren zijn:

De eerste, schijnbaar gedrongen door den desolaten toestand waarin toenmaals over het geheel het 'kerkgezang verkeerde, in de eeuw, waarvan Huygens halverwege, in 1640, schreef: dat de dagelijksche kerkzang lui en slepend was, een langzamen tred had, moeizaam voortging als een schip tegen stroom in enz., deze Corn, de Jong. dan diende 16 Nov. 1685 een verzoekschrift bij Burgemeesteren en Raad in, waarbij hij te kennen gaf, om de disordre, dewelcke daer waer, in het singen der psalmen in de respective kercken alhier, en voornamentlyck in de ongewone voysen, so veel mogelyck te verbeteren".

Hij bood aan, zonder yets daer voor te genieten" wat hem in de vergadering van 4 Febr. 1686, waar zijn request overeenkomstig het advies eener rapporteerende commissie, toegestaan werd n.L:

„De psalmen an de respective voorsangers, schoolmeesters, Praeceptor Musicus en de meesters in de weeshuisen, nae de maete te leeren singen, mits dat sulx an de respective duitse en latijnsche discipelen alsmede an de weeskinderen op deselve maete sal worden geleert, waer toe Cornells de Jong alle weeken eenige dagen sal hebben bedispicieren, sullende wanneer de voorsangers, meesters en wesen genoegsaem sijn geinstrueert, alsdan 20 a 25 weeskinderen, daertoe bequaem, omtrent het Choor in Martinikerk worden gestelt om de voorsanger en het orgel 't assisteren en de gemeinte tot gehoor te brengen, dewelcke op dat de voisen van alle psalmen Davids wel magh leeren singen, sullen des Sondaegs en in de weecke voor de predicatien, alle de psalmen van het begin af tot het einde toe worden gesongen en iedermael niet minder als een volkomen pause. Welcke alles in staet synde gebraght, sal hier van kennisse gegeven worden an de Predicanten deser stadt, dewelcke alsdan sullen worden versoght om sulx an de gemeinte bekent te raaecken en van de predighstoel af te kundigen."

Dat deze zang ver betering, rhythmisch, op heele en halve noten „pertinent nae de maete" zooals Cornelis de Jong het bij zijn verzoek uitdrukte, hoe methodisch en instructief voorbereid en toegepast, weinig of geen effect had, blijkt uit wat een opvolger van Corn, de Jong aan de Martinikerk: J. W. Lustig schreef, een halve eeuw later:

Bij mijn komst (1728) alhier vond een desperaat kerkzang, bij mijnen voorzaat Havinga ingevoerd, luidende omtrent, alsof men t' elkens één achtendeel aansloeg en drie achtendeelen pauseerde. Toen reets in Hamburg, mijne geboorteplaats, eenigen tijd in de zogenaamde HoUandsche Gereformeerde Kerk en vijf jaaren bij een Luthersche nevenkerk als Organist gefungeerd hebbende, liet ik (het zij zonder dwaaze eigeliefde verhaalt) bij het Psalmspel het Orgel zingen, de Vooisen altijd doorstraalen boven de ondersteunende Harmonie en de zangleidingen tusschen de regelen op een zagt luidender clavier voortkomen. Dit vond algêmeene goedkeuring bij kundige inwoonders en uitheemschen, die teffens den zin der gezongen woorden opmerkend gade sloegen.

„Tien jaar daar na (1738) scheen eenige Liefhebberen der Musiek het psalmzang met geheele en halve nooten raadzaam. Ik probeerde het verschelde maanden achter-een, onder getrouwen bijstand des Voorsangers; maar het wilde niet gelukken; en nog-minst 's Zondags, daar de quaalijk en in ieder weeshuis verschillend onderweezene, schreeuwende stemmen dier kinderen daar tegen aandruischten. Dies stapte van die brabbeling wederom af en voor altoos. "Want, genomen, dat die geheele en halve nooten hier recht naar behooren waren gesteld, te weeten a. op woorden, die den nadruk van het gezeg insluiten en b. op lettergreepen, die volgens het taalgebruik meerder lengte hebben, 't welk echter niet is en in Lierzangen, daar naamlijk verschelde vaarzen op een zelfde voois gaan, zonder bovenmenschelijke neerstigheit niet kan weezen, wie zal ooit aan het onkundig en onoplettend gros der kerkzangeren die oplettendheid instorten, dat een ijgelijk daar op gestadig acht geeve en nooten met staarten korter dan die zonder staart uitgalme? "

Dat men nu nóg niet geleerd heeft, als wijlen Lustig van „die brabbeling" af te stappen en „voor altoos", is iets, waarover men eigenlijk stom verwonderd moet staan. Wiant waar is ooit één rhythmische zangavond, kerkzangverbeteringspoging geweest, die blijvende, voortgezette resultaten ten gevolge heeft gehad? Geen een is er tot nog toe in geslaagd, ook maar iets te winnen op de practijk van het gelijke, vlakke notenzingen; of men leest van Amsterdamsche Hervormde jeugddiensten wier eindverslag luidde: spontaan begonnen, maar na zooveel en zooveel probeersels stopgezet vanwege den terugval in de gewone manier, of dat men hetzelfde constateert bij weer andere pronoten-met-en-zonder-staart-propagandisten.

Dat het allemaal zoo falikant uitkomt, komt omdat de een met den ander vergeet, dat rhythmisch zingen in Calvijns tijd in de verste verte niet lijkt op wat wij daaronder verstaan; dat zulk zingen nog te veel liep aan den leiband van het half-kunstige, half-ongekunstelde; dat het scherpgemarkeerde, gepuncteerde maatzingen van thans leen beletsel is, zich in dien ouden zingtrant te bewegen.

Rhythmisch zingen van zestienhonderd-om trent is een verouderd iets, dat voor het tegenwoordige en voor de toekomst geen cent practische t> eteekenis meer heeft, en de moeite niet waard is, er zich voor uit te slooven, zooals het Utrechtsche lu-antenbericht meldt, door er een aparte studiecommissie, met een secretariaat op een bepaalde plaats voor op te richten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1935

De Reformatie | 8 Pagina's