GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bernard van Bergen: Wat eeuwig zeker is.... — J. H. Kok, N. V., Kampen. 1935.

De roman van een student.

De litteratum- van na 18S0 bezag den mensch meestal als individu, los van de gemeenschap. Het leven en denken en doen van den hoofdpersoon vormde thema en inhoud van den psychológischen roman.

Pas langzamerhand begon men den mensch te beschrijven in zijn milieu, als sociaal wezen. Nog later, in onzen tijd, gaat ook' de streek waar hij geboren is en leeft, een belangrijke plaats innemen. De roman wordt daardoor gecompliceerder en belangwekkender. "Wel werden ook vroeger soms bepaalde streken of milieu's besclireven, maar de hoofdpersoon van het boek was dan veelal een type, met vasle eigenschappen. Zulk een „type" was ook de student geworden.

In de vorige eeuw schreef Klikspaan zijn Studententypen. Deze ©enigszins moraliseerende schetsen beschreven het type student van verschillende kanten. Een student was wat raar, had iets over zich, waar wijze menschen hun hoofd lachend over schudden^ zoo iets studentikoosachtigs. Wat dit woord precies beteekende, wist niemand, doch de vage gevoelswaarden van: excentriek, verschoonbaar-dwaas, rumoerig geestig waren er ongetwijfeld aan verbonden.

Uit vroegeren tijd, toen de studenten een aparte kaste vormden, met eigen rechtspraak, gewoonten en gebruiken, was nog overgebleven een uitzonderlijke positie van den student. Wel is in Nederland zijn sociale beteekenis nooit zoo groot geweest, als b.v. in Duitschland, maar toch werd ook bij ons den student veel toegestaan, wat in een ander zou worden afgekeurd. Ondanks den nivelleerenden tijd, waarin we leven, heeft het studentenleven voor den buitenstaander iets aparts behouden en de studentencorpora trachten dit angstvallig te bewaren. De toegang tot de studentenmaatschappij wordt niet verleend door het officièele diploma, liewijsstuk van een met gunstig resultaat afgelegd examen, maar het ontgroenen met zijn deels geheime en geheimzinnige ceremoniën is de poort, waardoor de nieuweling huiverend binnentreedt. Hioewel de waarde van deze inwijding door velen wordt ontkend, en verschillende corpora 't woord ontgroenen vervingen door verplichte kennismaking, zonder den inhoud ervan veel te wijzigen, bleef de opneming in het studentenleven zich onderscheiden van het lid worden eener vereeniging. Een waas van geheimzinnigheid bleef er om hangen, als om de vi-ijmetselaarsloges. Een werk dat belooft den sluier te zullen oplichten, mag rekenen op een goede ontvangst.

Het boek van Bernard van Bergen kondigt zich aiui als „'n roman over 't studentenleven aan de V.U." Op den omslag ziet de lezer een gebouw, voorzien van het nummer 162 en met het opschrift: Vrije Universiteit. Hierbinnen zal ons de schrijver dus rondleiden; we zullen nu eens wat te zien en te hooren krijgen, dat ons nog nauwer aan de V. U. zal verbinden, dan de werken der professoren en de door ons betaalde contributies of donateursgelden. Eilacy, de argelooze lezer vermoedt niet, dat de omslag symbolisch bedoeld is. Pas wanneer hjj het boek uit heeft en nog eens weer kijkt naar den gevel van het gebouw, ziet hij dat de deur dicht is en de vensters alle ingluren beletten. Onze gids heeft ons op straat laten staan, en is alleen zelf tweemaal naar binnengeglipt, om ons een stukje van een college te kunnen vertellen.

We nemen dus maar afscheid van de Keizersgracht en begeven ons met onzen drukpratenden gids op weg, om iets van het leven der studenten te zien. Werkelijk komen we een paar kamerzoekende studs tegen, en zien we een heerlijk gedekte tafel, waaraan na ons vertrek de heeren zullen plaatsnemen. Ondertusschen praat onze gids maar voort. Hij heeft het over de voor- en nadeelen van 't ontgroenen, en verheimelijkt niet, dat daar wel eens onaangename dingen Jaij gebeuren voor den groen. In vertrouwen deelt hij ons zelfs mee, dat hij zelf daarbij ervaringen heeft opgedaan, die hem tot een uitstekend ontgroener hebben gemaakt, één, waaraan die jonge menschen wat hadden. Uit dankbaarheid daarvoor zien we maar over 't hoofd, dat onze gids zoo slordig spreekt. Misschien is dit nog een rest van zijn studententaal, want hij kruidt zijn gesprekken ook nog steeds met de echt studentikooze woorden: zeg, eenig, reuze enz.

Het leven van den student zit vol spanning, zegt de gids, en goedig verklaart hij ons dit woord „Wat is eigenlijk spanning? Dit is, je weet, het antwoord moet komen ja of nee, geen derde. Spanning 'is vroeg of laat. Spanning is er altijd tusschen twee uitersten, tusschen twee contrasten, en hoe grooter nu het contrast is, des te heftiger is de spanning. Je wilt bijvoorbeeld om vier uur uit met je fiets, om twee uur motregen, je kunt niet. Spanning, 't kan gaan spoelen, en 't kan gaan opknappen. Maar wat is dat vergeleken bij ecu examen-uitslag bijvoorbeeld, dat was onherroepelijk ja of nee", (blz. 13). Het is ons duidelijk dat het studentenleven voor ons een gesloten boek zal blijven, want deze taal komt ons zoo vreemd voor, ze wijkt zoo zeer af van gewoon Nederlandsch, dat we vermoeden hier met „ingewijden-taal" te doen te hebben.

Gelukkig houdt de gids nu op met het geven van een totaal-inzicht en gaat hij vertellen het leven van één student. Dat is te volgen. Er volgt nu namelijk een weliswaar niet mooi, maar toch veel beter gestyleerd verhaal over de moeilijkheden van ©en student, met een zwaartillend karakter. Telkens wordt hij voor de vraag gesteld, of hij wel roeping heeft voor het heerlijk ambt, waarvoor hij studeert. En hoewel de schrijver hinderlijk veel redeneert, en de handeling telkens in een grooten woordenvloed dreigt te verzinken, geeft hij toch enkele goede momenten, b.v. het sterven van Truce. De toon van het tweede gedeelte is heel anders dan van het eerste. Het is een stuk dat opzichzelf een verhaal had kunnen vormen, en nu ingelascht wordt in het onbeholpen verslag van het studentenleven.

Het leven aan de V. U., de groobe beteekenis van de V. U. voor het gereformeerde leven, komt niet uit de grondverf. Alle voorvallen die direct met de universiteit te maken hebben, worden in enkele zinnen afgedaan. De opzet wordt niet uitgewerkt, van compositie is geen sprake. Er wordt veel gesproken over spanning, maar deze ontbreekt in het boek zelf geheel. De oplossing heeft de schrijver van te voren al kant en 'klaar. Het probleem groeit niet in den hoofdpersoon, hij komt er niet worstelend mee klaar, zoodat een gevoel van bevrijding opkomt, maar aan de hand van den pratenden auteur komt hij terecht, waar deze hem wilde brengen.

Onbewust behandelt de schrijver hier een ander probleem: dat van de roeping tot schrijven. Voelde de heer Van Bergen werkelijk roeping, om in een boek publiek te spreken over een kwestie van groot belang? Heeft hij werkelijk de overtuiging, dat hij door dit werk een weloverdacht, diepdoorvoeld probleem tot klaarheid heeft gebracht? Meent hij, dat hij hiermee de V. U. en de christelijke litteratuur of lectuur een dienst heeft bewezen? Zoo ja, dan is het zeer gewenscht, dat hij zich opnieuw bezint over de roeping van een schrijver. Misschien dat hij dan het christelijk volksdeel later nog kan dienen in „het heerlijk ambacht", zooals Kees het deed in „het moeilijke ambt".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 februari 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 februari 1936

De Reformatie | 8 Pagina's