GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zelfbeproeving.

Is J. M. Spier handelt in „Geref. Kb. Hoeksche Waard" r de kwestie van het „zelfonderzoek". Hij tracht lig na te gaan, welke de beide meeningen zijn, waarer het gesprek loopt. We lezen:

Kort samengevat komen de beide standpunten op ket volgende neer.

fe ene partij in het gesprek beweert, dat het in de ïelfbeproeving gaat over de al- of niet-aanwezigheid 'M het g e 1 o o f z e 1 f.

Terwijl de andere partij staande houdt, dat het in ™ zelfbeproeving gaat over de aanwezigheid van 'ruchten des geloof s, of de gelovige ook waar- % in het verbond wandelt, waardiglijk der roe- Wig, met welke hij geroepen is.

•^e ene partij zegt dus dit: de vraag of ge een ge- ™ge zijt of niet, is pas te beantwoorden nadat 8" uzelf beproefd hebt. Vindt ge bij uzelf '^nnierken, dan moogt ge besluiten tot de aan- *f2igheid van het geloof. Vindt ge die kenmerken ""^t, dan zijt ge nog geen gelovige.

Oe andere partij daarentegen houdt vol: of ge ge-, , '»oft of niet gelooft, is uit kenmerken niet vast stellen. Dat weet ieder o n m i d d e 11 ij k. Als mijn] besef moest rusten op een redenering ^angaande kenmerken, dan stond het er met mij ••«urig voor Dan zou inderdaad t w ij f e 1 het laatste woord over den christen op de aarde moeten zijn. Want wie die weg van kenmerken opgaat, om daarop het bewustzijn van het geloof te bouwen, die komt nooit klaar. Die zal twijfelend moeten verder vragen: zijn die kenmerken wel echt? Dan heeft hij weer kenmerken voor de echtheid van z'n kenmerken nodig enz., een weg zonder einde; en zo zou de christen levenslang met zichzelf bezigblijven, en geen tijd over houden om voor den Heere te leven, hetgeen toch z'n enige roeping is.

, Of we geloven of niet geloven, dat weten we onmiddellijk. Het enige kenmerk van het geloof is — naar Gods Woord — het geloof zelf: geloof in den Heere Jezus Christus en ge zult zalig worden.

Geloven is leven.

Of we leven, weten we onmiddellijk. Wie een onderzoek zou instellen, of hij wel werkelijk leefde, door te gaan zien of z'n hart nog klopte en z'n ademhaling nog werkte, die zou zich belachelijk maken.

Maar een levend mens is geen wassen beeld. Het leven openbaart zich in levenstekenen en bewegingen. Zo moet ook het geloof vruchten dragen. En nu is zelfbeproeving noodzakelijk, om in de spiegel van Gods Woord te leren zien, waar bij ons gebrek is aan vruchten, gebrek aan dankbaarheid, opdat we weten op welke concrete punten we ons bekeren moeten en de strijd des geloofs te strij den hebben.

Zo zegt het ook het Avondmaalsformulier.

De waarachtige beproeving van onszelf bestaat in deze drie stukken:

1. of we onszelf over onze zonden mishagen en voor God verootmoedigen. En zoo niet, dan hebben we dit alsnog te doen zonder uitstel.

2. of we actief geloven Gods gewisse belofte van onze volkomen schuldvergeving om Christus' wil. Indien niet, doet het dan nu, weest niet langer ongehoorzaam.

3. of we gezind zijn met ons ganse leven den Heere dankbaarheid te bewijzen. Indien niet, dan is directe bekering de enige eis.

Dat de bewustheid van het geloof niet op zelfbeproeving kan worden opgebouwd, blijkt tenslotte duidelijk hieruit, dat zelfbeproeving het geloof onderstelt. Een ongelovige doet het niet, kan het niet, wil het niet, lacht erom. Het is alleen weggelegd voor Gods kinderen, tot wie de HEERE In Zijn Woord zich ook richt.

Ds J. J. Bouwman oordeelt in „Almelosche Kerkbode":

Het schijnt mij toe, dat men in deze zaak wel eerst precies mag aangeven, waarin men het met elkander eens is. Dan zal duidelijk kunnen worden waarin men van elkander verschilt en zal het wellicht niet zoo heel moeilijk vallen om tot overeenstemming te komen. Het wil mij tenminste voorkomen, dat men in de debatten soms langs elkander heen redeneert.

Kenmetken.

Ds L. Hoorweg Jr schrijft in „Haarlemsch Kerkblad" en meditatie onder den titel: Liefde „het" kenmerk. e tekst is: 1 Joh. 4 : 7—10. We lezen — en het is het begin van het stuk:

Johannes is bezig „kenmerken" aan te wijzen voor het kindschap Gods.

Hij heeft er immers op gewezen, dat zich in deze wereld allerlei „geesten" openbaren. Niet slechts de Geest van God, die de gemeente brengt tot de verwonderde erkenning van de Vleeschwording des Woords. Maar ook de geest van den antichrist, die de vleeschwording ten eenenmale loochent. -

En nu heeft hij aangewezen, waaraan het bezit van den Heiligen Geest te herkennen valt. Daaraan bijvoorbeeld, dat de gemeente, aan welke Johannes schrijft, zóó heftig gereageerd heeft op de opkomende dwaalleer, dat de dwaalleeraars zich maar hebben „afgescheiden". Deze „overwinning" is een duidelijk kenteeken van de werking van den Heiligen Geest.

Ook aan het „hooren" kan men de menschen herkennen. Wié hoort naar u en naar wien hoort gij? Want dan zult ge altijd zien: de wereld hoort naar haar profeten, omdat die haar het evangelie „naar den mensch" verkondigen. Maar wie uit God is, buigt zich ootmoedig voor het woord der apostelen, en gelooft dus Gód op Zijn Woord, onvoorwaardelijk!

Ook het slot geven we door:

Maar dit leert u nu toch ook het karakter der schriftuurlijke „kenmerken" verstaan.

Nu weten wij bijvoorbeeld met volkomen zekerheid, dat de modernen zich in hun „liefdes-kenmerk" vergissen.

Ge weet wel, voor de modernen zijn deze enkele woorden „God is Liefde" eigenlijk „het" openbaringswoord van heel den Bijbel. Daar hebt ge nu het hart van het evangelie! Dat is nu het „wezen" van het Christendom!

Maar wilt ge weten, hóé weinig een moderne van deze woorden begrijpt? Zóó weinig, dat hij ze nota bene gebruiken wil, om ©r het zoen-offer van Jezus Christus mee overbodig te verklaren! Neen, dat heelt God niet kunnen doen: Zijn Zoon geven tot een z o e n- offer voor de zonden.

Maar ge begrijpt wel, als ze hierin de liefde Gods miskennen, dat ze ook niet kunnen verstaan, wat nu eigenlijk liefde is. Voor hun besef is dat menschlievendheid, humaniteit, filanthropie. Maar dat is toch een liefde, die geen ondank kan verdragen. Het is een liefde, waarbij de haatdragendheid van het natuurlijk hart kan blijven bestaan.

Maar we verstaan, wat „liefde" is, pas door het geloof!

Door. het persoonlijk geloof in Jezus Christus als onzen Zaligmaker.

Eerst als we ons Zijn eigendom mogen weten, weten we pas recht, wat Gods liefde is! Dan pas „ervaren" we haar. Dan pas wordt ze ons bewust. En dan gaan we ook pas in onszelf echte liefde van schijnliefde onderscheiden. Dan pas gaan we „leeren" het echte lief hebben!

347 En aan dié liefde herkennen we dan als aan een „vrucht" de echtheid van ons geloof.

Maar ge zult nu tegelijk zien, dat we die echtheid ook alleen maar zien kunnen door het geloof!

Als we echt in Jezus gelooven, dan kunnen we ook onze liefde keuren.

En als dat geloof in Jezus zou wegzinken, zien we ook de echtheid onzer liefde niet meer!

De nog eenige Gezangen.

Ds H. Thomas schrijft in „Leidsche Kerkbode":

Wie het „persnieuws", in dit blad, verzorgd door collega Wiersinga, gelezen heeft en ditmaal leest, begrijpt, wat ik met bovenstaanden uitroep bedoel.

Het gaat over de Gezangen in onze Kerken. De kerkeraad van Rijssen heeft voor de gemeente gegeven een schriftelijke verklaring en verdediging van het besluit der Generale Synode, Middelburg 1933, tot uitbreiding van de „Eenige Gezangen".

We zitten met onze gezangenkwestie in een leelijk moeras. Sommigen zitten er tot aan den hals in. En nu schijnt mij toe, dat wat Rijssen deed, en ik hoop, vóórdeed, dè manier is om uit dat moeras op den vasten grond te komen. We zien er dan dadelijk wel niet zoo bijzonder aantrekkelijk uit, maar eenmaal gered, is wasschen en verschoonen het werk van eenige uren.

Dit is dè manier. Onderrichten. Argumenten leveren. Op de Schrift zich beroepen. Zoo krijgen wij een discussie op hoog peil.

Het is niet voldoende, om de bezwaarde broeders te wijzen op hun inconsequentie, om wel te zingen berijmde psalmen, die niet altijd Gods Woord zelf zijn, eij af te wijzen een gezang, dat letterlijk bijna de Schrift weergeeft, om wel mee te zingen Gezang 9, maar de lippen op elkaar te doen, als Gezang 10 werd opgegeven.

„Stroomingen"? „Groepen"?

Ds W. W. Meynen schrijft in „Geref. Kb. Dordrecht":

Volgens de mededeeling van Prof. Schilder in „De Reformatie" is voor 't eerst sedert jaren op de Theol. Schooldag te Kampen een onaangename klank vernomen.

En dit onaangename lag in het spreken over een strooming, een richting, een groep, zonder dat daarvoor werkelijke aanleiding is.

En tevens beklaagt zich in hetzelfde nummer Ds v. d. Born over het onrecht, dat bij de besprekingen den jongeren is aangedaan.

Ds Meynen vervolgt dan:

Wij, voor ons, achten dergelijke uitingen zeer verkeerd en willen daartegen, zooveel dit mogelijk is, waarschuwen.

Wij moeten waken tegen het vormen van groepen in ons gereformeerd kerkelijk leven, en tegen de daarmee in verband staande verdeeldheid.

Wij mogen dankbaar zijn, dat 't onder ons niet is „de dood in de pot", maar een zoeken om de waarheden der Heilige Schrift zich eigen te maken en in te denken en zoo zuiver mogelijk te formuleeren, en over allerlei punten, als die in deze dagen aan de orde worden gesteld, van gedachten te wisselen. Dit kan, als het op de rechte wijze geschiedt, niet anders dan nuttig zijn, want dit drijft als vanzelf tot onderzoek. En onderzoek en studie verhelderen en verrijken.

Bij dit alles moet de éénheid bewaard, de éénheid des geloofs en van het belijden, die ons saambindt. Vindt evenwel de gedachte van groepsvorming ingang en gaat men de menschen in bepaalde kringen indeden, die men dan naar een bepaald persoon noemt, dan doet men aan het kerkelijk saamleven onberekenbare schade.

In gelijk verband sprekende, merkt Ds J. M. Spier in „Gerei. Kb. Hoeksche Waard" op:

Jammer is, dat ook in dit gesprek een enkele wanklank wordt gehoord. Bijv. als Prof. den Hartogh degenen, die het met hem niet eens zijn, zonder enig bewijs beschuldigt van afwijking van de belijdenis en van een verkeerd inzicht in het verbond; of ook als Dr Impeta van Kampen, blijkbaar heet van de naald, een brochure schrijft onder de al te haastig bedachte titel: „Zelfonderzoek noodzakelijk". Alsof er onder ons zijn, die alle zelfbeproeving eenvoudigweg ontkennen. Zo staan de zaken niet. Het gaat tussen de beidfe partijen in het gesprek over de vraag: waarin de zelfbeproeving, die beiden noodzakelijk achten, die beiden ook in het avondmaalsformulier belijden, bestaat.

Schroevers' paedagogie.

Dezer dagen maakte ik voor 't eerst van mijn leven kennis met het orgaan „Schroevers' Koerier". Druk en typografische verzorging herinnerden me zeer sterk aan „De Telegraaf". Ziehier een opschrift:

IN HET LICHT VAN MORGEN

HET GAAT DAGEN

JONGEREN VAN ALLERLEI GEZINDTEN ZOEKEN NAAR EEN UITWEG.

HET BEGIN LIGT IN HET IK

Schroevers is ook paedagoog:

De „Schroevers Koerier" heeft er altijd een eer in gesteld, zonder enig voorbehoud — dan alleen ten opzichte van de politiek — voor alle jongeren zonder onderscheid een vrije tribune te zijn.

Derhalve wil Schroevers getuigen voor „practisch christendom". Het orgaan verklaart:

Wij aarzelen geen ogenblik, de beschikbare ruimte af te staan aan deze jongemensen, die zo dapper en zo sterk van jong geloof de hand aan de ploeg willen slaan.

Wij zijn er van overtuigd, dat ook al de andere jongeren, die tegenover dit alles nog vreemd, of terug-

houdend of zelfs afwijzend staan, respect zullen tonen voor anderer overtuiging. Daarvoor zijn zij echte: Jongeren.

We weten nu, wat „jongeren" zijn. Alsmede wat zij •willen:

Van een radio-spreker van de V.P.R.O. hoorde ik eens de uitdrukking „Eenheid in verscheidenheid". Prachtig is dit, zo moet het zijn en zo kan het. Er is begrijpen voor nodig en een eerbiediging van elkanders overtuiging, mits die overtuiging als basis heeft de Christelijke leer, en daarbij een groot onderling vertrouwen, wat Scriptor zo terecht opmerkt.

„Eenheid in verscheidenheid". Erasmus zegt: „Waar toe die onnutte haarkloverijen? Laten we naar de bronnen teruggaan. Stelt daarom op zo weinig mogelijk punten definities op, en laat in vele dingen aan ieder zijn oordeel vrij".

Erasmus is voorstander van een B ij b e 1 s, eenvoudig, practisch Christendom.

Laten we vooral, allen, wie vidj ook zijn, met daden onze „good-will" tonen, zodat wij ook hen bereiken, voor wie alle Christendom vreemd is. Want ook zij zijn nodig om het Licht van Morgen, met Zijn Hulp, te doen schijnen.

Tenslotte handelt „Schroevers' Koerier" nog over „Eenheid in verscheidenheid". Een motto, om van te smullen.

Als niet Christen, of beter, niet als Christen in de zin van: horend tot een bepaalde Christelijke secte, heb ik de overtuiging, dat in de mensheid de drang naar een nieuwe en betere samenleving niet alleen aanwezig is, maar ook dat deze samenleving pas te bereiken is als we ten volle de consequenties van onze overtuiging aanvaarden. Positief Christendom kan ons die samenleving brengen, juist, maar niet alleen positief Christendom kan dat, ook „positief" Socialisme, Communisme en vele andere „ismes" zullen dit kunnen. Alle theorie is grauw, zolang niet de practische toepassing de verwezenlijking van die theorie brengt.

De schrijver is zeer vroolijk:

Ik ben blij, dat Scriptor in de volledige aanvaarding en practische toepassing van de leer van Christus, de absoluut enige kans ziet om tot een nieuwe gemeenschap te raken. Dat ik dit niet ten volle kan onderschrijven, doet hier niets ter zake, in één ding zullen we het samen eens zijn, n.l. dat wij beiden, hij als Christen en ik als Socialist, hebben te streven naar een betere samenleving, en dat we om dit te bereiken, ons desnoods hebben te offeren. Zwaar is b.v. de oorlogsdreiging die boven Europa hangt. Is onze hoop op vreedzame regeling tevergeefs, het zij zo, laat ons dan nog slechts hopen, dat wij de kracht mogen bezitten om in dat geval de consequenties van onze idealen te kunnen dragen.

We citeeren maar niet meer. Ik las eens een artikel over: „zich opdringende paedagogen". Gedoeld werd op allerlei leveranciers, die reclamestukken in uw bus werpen, waarin over alles en nog wat „geboomd" en alles en nog wat gepropageerd wordt. Ge hebt petrolic of bruine boonen noodig, en krijgt daarenboven een krant. Want niet ieder kent de souvereiniteit in eigen kring.

Het thema van deze „zich opdringende paedagogen" intusschen verdient aller belangstelling. Menig onnoozel ouderpaar denkt: ons kind moet schrijfmachine-werk leeren; derhalve: naar Schroevers. Maar dan komt er behalve de schrijfmachine nog zoo'n „koerier". Een ongeroepen paedagoog van comme ca.

Wij isoleeren ons zelf niet.

Maar we worden geïsoleerd.

En het is nuchter, daarmee te rekenen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1936

De Reformatie | 8 Pagina's