GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De grond voor ons weten.

III.

Waar Dr Hepp verzuimd heeft eenigen grondslag aan zijn stelling te geven, zouden we geneigd zijn te zeggen: het testimonium generale, het algemeene getuigenis aan de zijde van het subject als zekerheidSigroiiid voor ons weten, is een fictie gebouwd op een fictie.

Het verwondert ons dan ooki niet d'at het den schrijver niet gelukt, het groote belang ervan aan ons duidelijk te maken.

De stelling, waarmee heel zijn betoog staat of valt vind ik op blz. 116 in dit woord:

„Noch bet subject, noch het object kan ons dea laatsten grond voo'r onze zekeiiieid bieden".

Enkele regels verdeir voegt hij' hieiraan toe: „de „fundamenten onzer zekerheid worden niet ge- „vonden binnen de ^grenzen van het geschapene', „maar liggen dieper".

Volgens Dr Hepp ligt de grond van onze zekerheid dus in het algemeene getuigenis des Heiligen Geestes in het hart van ieder mensch, hetwelk „aanzegt, dat de getuigenissen (van de dingen buiten ons tot ons komende) waar zijn".

Dit getuigenis ligt niet in 't geschapene (het object) doch is in het subject, den mensch, maar is toch niet het subject zelf. Dr Hepp zegt hiervan (pag. 133): „Dat de zekerheid zelf iets subjecüefs „is, 'daarovör bestaat geen verschil van gevoelen. „Maar daarom behoeft de gronjd van die zeker- „heid nog niet subjectief te wezen; zelfs mag hij „dit niet zijn, anders wordt de zekerheid in plaats „van subjectief subjectivistisch. Omdat elk deel „van mijn lichaam, tot mijn voetzolen toe, tot „mijzelf behoort, daarom behoeft de gtrond waar- „op ik sta, nog niet tot mijzelve te behooren".

De voorstelling is dus deze: Er is Iemand aan den kant van het subject, die üi dat subject getuigt: het objectieve getuigenis dat van buiten tot u komt, is waar! Dit getuigenis aan de zijde van het subject nu is niet subjectief, maar het is de grond in mij, waarop ik welbewust (zekerheid is toch bewust) sta.

Hiermee is dan volgens Dr Hepp het subjectivisme en ook het idealisme en het so'lipsisme 1) afgesneden. Ook de zelfgenoegzaamheid van het menschelijk denken.

Wij verstaan, dat we hier de uiterste voorzichtigheid in acht hebben te nemen. Maar de hdhg, heid van de zaak is tegelijk een aansporing tot nauwkeurig onderzoek. Temeer waar de kwestie voor het menschelijk kennen van 'tgrootste gewicht is. (Joh. 17:3.)

Dr Hepp legt dus den grond voor het menschelijk kennen in het subject, in den mensch, die kent. Toch is het, volgens hem, niet subjectief, want het is het getuigenis van Go'd in het subject. "Wanneer dit nu beantwoordt aan den term „testimonium"; dan is het een getuigenis der waarheid, dat ieder mensch in zich waarneemt.

„Ieder mensch heeft althans eenige onmiddellij'ke „zekerheid. Nooit kan een mensch zoo'ver weg- „ztnken, dat de Geest hem zijn testimonium gene- „rale en daarmee aUe zekerheid ten eenenm'ale „onthoudt. Dan zou hij ook noadzakelijk ophou- „den mensch te zijn. Reeds in den prillen kinder- „leefüjd is het aanwezig".

Toch is het niet de bedoehng van den schrijver, dat de mensch dit getuigenis in zich hoort of waarneemt, of zelfs bewustheid daarvan heeft, zoodat hij door overtuiging van binnen uit zeker wordt. In dat geval toch zou het testimor nium een inhoud hebben, die het aan het subject openbaart, en dus zou het in zekeren zin toch weer als iets objectiefs worden waargenomen, al komt het dan ook niet uit het geschapene. Waar we hier heen moeten met het woord van den schrijver, dat het testimonium „aanzegt", dat de externe, van buiten af tot ons komende, getuigenissen waar zijn, weet ik niet.

De term „getuigenis" is dus niet goed. De Geest werkt op een andere manier dan door overtuiging de zekerheid in het menschelijk subject. Er is geen bewuste waarneming daarvan ini het subject.

Maar dan kan Dr Hepp dit getuigenis in geen geval den grond noemen, waaropi wij staan.

't Is niet buiten het subject. "Maar 'tis in het subject. Hij mag het testimonium van den Heiligen Geest dan wUlen blijven ondersicheiden van „het testimonium spiritus nostri", het getuigenis van onzen geest, het bhjft toch altijd binnen het subject.

Wanneer Dr Hepp ons nu verzekert, „dat de „grond van de zekerheid nog niet subjectief be- „hoeft te wezen" (Mz. 133), en: „omdat elk deel „van mijn lichaam tot mijn voetzolen toe tot mij- „zelf behoort, daarom behoeft de grond waarop „ik sta, nog niet tot mijzelve te behooren", dan kunnen - wij antwoorden: het algemeene getuigenis aan de zijde van het subject, dat ge bepleit, wordt nimmer als de grond, waarop gij staat, een zaak buiten het subject. Het mag dan onder het subject of in 't verlengde van het subject gedacht worden, het blijft steedte behooren tot het subject. Al neemt Dr Hepp nog zooveel nieuwe voetzolen, ze worden nooit de grond, waarop hij staat.

Men zal er, op flit standpunt, ook onmogehjk aan kunnen ontkomen om in het menschehj'k subject iets absoluuts te denken. Dat Dr Hepp onder de eigenschappen van zijn testimonium gen^erale opneemt b.v. de transcendentie, de onfeilbaarheid en 'de onwederstandelij'kheid, Ujkt mij dan ook nieit gièheel zonder bedenking. Men kan ook nooit weten, wat een oorspronkelijkheidszieke epigoon in later tijd hiervan maakt.

Dr Hepp heeft den grond der menscbelijke kennis buiten bet subject en buiten het object pogen te vinden, buiten welke twee geen derde is. 2) I)us is hij in het subjectieve blijven hangen.

Voor den goeden lezer heeft hij evenwel duidelijk aan het licht gebracht, dat die grond daar niet te vinden is.

Derhalve blijft ovör, dat, wanneer er een grond voor ons weten bestaat, deze allereerst gezocht moet worden in het o b j e c t. Geen kenzekerheid, tenzij op objectieven grond. De negatieve stelling van Dr Hepp: „de fundamenten onzer zekerheid worden niet gevonden binnen de grenzen van het geschapene" moet worden omgekeerd.

De waarheid is: het geschapene is fundament onzer zekerheid. het

Alvorens hierover nu te gaan handelen, stel ik voorop, dat „verzekerdheid" een betere term is orn „subjectieve zekerheid" aan te duiden dan „zekerheid".

Dit woord voorkomt ook verwarring met „objectieve zekerheid", die men „zekerheid" kan blijlven noemen. Het gaat hier dus over: den grond onzer verzekerdheid.

Dit is ook het vraagstuk, waarover de dissertatie van Dr Hepp handelt.

Ook merk ik op, dat de menscbelijke verzekerdheid hebt te hoog wordt aangeslagen, en dat rekening moet worden gehouden met het feit, dat verschillende menschen vast verzekerd kunnen zijn van tegengestelde zaken, , dat er veel verzekerdheid 'is, die met de waarheid niet overeenstemt, dat die „subjectieve zekerheid" altijd relatief en gebrekkig is, en dat een bennen volkomen adaequaat aan de objectieve waarheid, bij menschen niet voorkomt.

Dr Hepp nu heeft groot bezwaar tegen den objectieven grond onzer verzekerdheid.

Hij' zegt op blz. 148: „Het testimonium exter- „num, (het getuigenis dat uit de wereld buiten ons „tot ons komt. P.) is onmachtig, ons de waarheid „te verzekeren, het openbaart haar aUeen. Wan- „neer de openbarin, g ons tevens zekerheid moest „schenken, zou ze dit moeten doen door de dingicn „om ons heen, die we om hunszelfs wille zouden „moeten gelooven. Neen, de dingen zijn slechta „de gezanten van den H. Geest Zij doen mij Zijn „getuigenis hooren. Maar absolute zekerheid be- „kom ik eerst dan, wanneer ide H. Geest mij buiten „die gezanten om, te gelooven geeft dat hun open- „baring waarheid is. En dat heeft plaats in het „testimonium generale internum".

Een oogenbhk later bewijst Dr Heppi, dat hij •van die „absolute" zekerheid, die het testimo^ nium generale internum geeft, zelf toch niet absoluut zeker is. Want hij zegt er van: „Het is al- „leen zijn roeping het inwendige getuigenis te „bevestigen, voor ons onwankelbaar vast te mia- „ken; van de waarheid ons zóó te doordringen, „dat geen ernstige 'diepe twijfel bij ons. rijzen kan." Dus wèl twijfel!

Maar géén ernstige, diepe.

De dingen om ons heen schenken ons, volgens Dr Hepp, geen zekere kennis van hun bestaan.

Hij 'feegt: „Tegen den objectieven zekerheids- „grond kunnen minstens zooveel bezwaren worden „ingebracht als tegen de subjectieve. Het voert „tot onderwerping aan de natuur, d.i. fatalisme".

Verder: „Die zich tot het object wendd'en, kwa- „men er loe een objectieve evidentie aan te ne- „men. Dit wordt objectieve dlwang, waardoor de „mensch onder de natuur komt te staan".

„Sklav der Sinnenwelt", Fichte.

Volgens Dr Hepp is dit zich wenden tot liet object om zekerheid „in strijd met de waarde „van den mensch als beelddrager Gods. Als heer- „scher over Gods werken staat hij vrij en sou- „verein tegenover de natuur".

Mogelijk is het mijn onnoozelheid, dat ik van al deze bezwaren in 't geheel niets kan 'zien. Ik vraag: Hoe heb ik het nu toch? Staat de mensch niet vrij omdat hij de objectieve waarheden buiten zich moet erkennen?

Geven die hem geen zekerheid? Voert dit tot fatalisme? Sta ik onder de dingen, omdat ik zo ken?

Dr Hepp noemt dezen „objectieven dwang" de „Achilleshiel van den ol> jectieven zekerheidsgrond".

Maar deze objectieve dwang bestaat dan toch in geen geval voor degenen, die de objectieve wereld beschouwen als het geschapene, en die dus God als den Schepper van die wereld erkennen !

Misschien zie ik het al te simpel. Maar de kwestie is voor mij eenvoudig. De objectieve wereld heeft de zekerheid van haar bestaan en waarheid in zichzelf. Zij biedt zich aan den met rede begaafden mensch tot onderzoek aan. De dingen zijn alle naar hun aard in zichzelf zelseir. De mensch kan zich hiervan vergewissen. Zóó krijgt hij subjectieve zekerheid overeenkomstig de waarheid. Hij kent de dingen.

Nu kan hij met een halve kennis tevreden zijn. Hij kan de dingen in een valsch licht zien, hij kan bevooroordeeld tot de dingen komen. Hij kan zich vergissen, en niettemin zeer verzekerd worden.

Wil hij zekerheid overeenkomstig de waarheid hebben, dan mo'et hij zuiver o b - j e c t i e f waarnemen. Hoe beter hij zich weet te onderwerpen aan het objectieve, des te meer is zijn kennis ware kennis, des te krachtiger ondervindt hij, dat de eenige grond) voor zeker weten gelegen is in de objectieve wereld.

Dit is altijd een vrij willig zich schikken van den mensch naar de waarheid, die van hem onafhankelijk is. Het wordt nooit dwang van de zijde van het object. Het is het opvangen van het testimonium externum (het getuigenis van buitenaf) aangaande den Maker, zooals ook menschelijk maaksel van den menschelijken maker getuigt.

Wanneer we den grond voor ons weten in het object zoeken, loopen we dus nooit gevaar voor fatalisme.

Zóó alleen is de wetenschap bezielend en vrij­


1) Idealisme en solipsisme liggen in dezelfde lijn en zijn beide subjectivistisch. Het ideahsme (Berkeley, Fichte e.a.) voert tot 'de ontkenning van de wereld buiten ons, om alleen ue idee in het subject als werkelijk over te houden,

lu S' ^°^'P^'^™e is de consequentie hiervan, de leer van het: iK ben er alleen. Het woord is samengesteld uit „ipse", ^««, en „solus", alleen.

2) Deze tegenstelling tusschen subject en object wordt alleen zoo scherp gebezigd onder restrictie van hetgeen in noot 1 bij het eerste artikel hierover is gezegd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1937

De Reformatie | 8 Pagina's