GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Brabant voor de Roomschen. De burgemeester vaa Zevenbergen.

In de „Zevenbergsche Courant" (12 Juni 1937, 27e jrg., no. 54), komt het volgende hoofdartikel voor (ik spatiëer hier en daar):

Brabantia Nostra, Brabant aan ons.

Brabant wete zich Katholiek, Brabants en Nederlands.

Katholiek!

Wie Brabant zegt, zegt Katholiek. Want eenmaal door Gods genade verworven, werd 't geloof als 'n zuurdeeg, dat 't gehele leven doortrekt.

Tot de hervorming kwam. De storm heeft 't Brabantse land gebeukt, en niet zonder scha. Want ontnam ze de kerken haar luister, 't volk haar kapellen en heiligen, kortom alles wat uiterlijk sprak van Brabant z'n geloof, erger was 't verbieden van elke geloofsmanifestatie, 't terugdringen in de schuilkerken, en uiteindelijk 't scheiden van geloof en leven, wat noodzakelijk volgen moest.

Goddank deze storm is voorbijgedreven en wij weten de kern, 't geloof, ongedeerd.

Maar na hen, die ons 't geloof tijdens de verdrukking bewaarden, is 't nu onze beurt 't te behouden, te behouden niet alleen maar er elk domein van 't leven, als ware 't 'n zon, van te laten doorstralen.

Herstel van de eenheid van geloof en leven!

Want nieuwe stormen waaien aan op 't Brabantse land, die meer dan weleer Brabant met totale vernietiging bedreigen.

Brabantia Nostra, Brabant aan ons!

Brabants en Nederlands!

't Brabantse volk is 'n deel van 't Nederlandse, 't Gaat niet aan dit te miskennen. En Brabant met haar eigen aard en traditie, neemt onder dit Nederlandse volk haar eigen plaats in. Men zal daarom niet zonder nadeel, ook voor 't geheel, de ontwikkeling van dat volk in Brabantse zin kunnen belemmeren. Want zoals alle verschillend geaarde Nederlandse volksgroepen ieder naar eigen aard werken aan 't ene doel, dat allen samenbindt, 't welzijn van 't geheel, zoo heeft Brabant haar taak op z'n Brabants te verwezenlijken.

Wij kunnen slechts goede Nederlanders zijn, als we goede Brabanders zijn

Miskent of negeert men 't eigen karakter van 't Brabantse volk en in verband daarmee haar rechten, dan vinden zij ons tegen zich. Aanvaardt men ons, zoals we zijn, dan kennen wij onze plicht.

Ieder Nederlander bepaalt dus door zijn houding tegenover Brabant de betekenis voor zichzelf van onze slagzin „Brabantia Nostra, Brabant aan ons".

Zo gezien hebben wij Brabanders te leven uit 't geloof, naar eigen aard en traditie, in Nederlands verband!

Katholiek, Brabants en Nederlands.

Brabantia Nostra belegt op 21 Juni 'n vergadering in de schone, grote zaal van St. Jan te Zevenbergen.

Dr P. C. de Brouwer zal U dan spreken over „Brabantia Nostra". Hij zal U aansporen, na U In haar streven inzicht gegeven te hebben, zelf U te verdiepen en beter te leren kennen Brabant, zoals 'twas en Is.

Dat is 't doel van deze vergadering. Maar al zal de invloed ervan groot zijn, en nawerken, er moet 'n middel zijn, dat ons samenhoudt, ons inzicht verheldert, ons in ons streven leiding geeft. Dat is 't tijdschrift van „Brabantia Nostra", dat dan ook dit als titel voert.

Muziek en voordracht van G. Bedeaux en N. van Beurden zal verder deze avond vullen.

Tot deze vergadering roepen wij op de Katholieken van Zevenbergen, Zevenbergsche Hoek, Moerdijk en Klundert, van wie wij mogen verwachten, dat zij nog belangstelling hebben voor 't goede, 't schone, maar vooral voor 't hier en nu zo actuele streven van „Brabantia Nostra".

Daarom is onze oproep te dringender, te hartstochtelijker, omdat wij beseffen, dat ieder Brabander dit

streven kennen moet, om bezield door die ene gedachte eendrachtig de vernielende krachten af te wenden, die haar nu bedreigen. „Brabantia Nostra", Brabant aan ons!

Comité van aanbeveling:

ZEVENBERGEN:

J. J. VAN AKEN, Burgemeester. H. HENS, Kapelaan. L. VAN ROEY, Secr. Coöp. Suikerfabriek. A. C. M. KOCK, Arts. JOH. A. VAN SCHENDEL, Hoofd der school. A. M. GREVEN, Drukker-Uitgever. JAQUES AARDEN. ZEVENBERGSCHE HOEK: O. SCHELLEKENS, Kapelaan. O. VERHAAK, Arts. P. W. VAN LAARHOVEN, Hoofd der school. KLUNDERT: Ir G. J. HEYMEYER, Rentm. d. Domeinen. MOERDIJK: H. P. MATTHEE, Oud-Ind. Ambtenaar.

Werkcomité: GERARD WIJNE, Zevenbergen. RINUS HENDRIKX, Zevenbergen. MARIJN VAN GILS, Zevenbergsche Hoek.

OOR HERMUS, Moerdijk. Dit stuk heeft de aandacht getrokken — begrijpelijkerwijs — van de protestanten. Er zijn er in Zevenbergen, er zijn er meer in andere plaatsen van Brabant. Geen wonder, dat er reactie kwam. De Ned. Herv. predikant van Zevenbergen kwam in verzet, blijkens onderstaande melding:

Naar aanleiding van een voor de Protestantsche bevolking van Nederland kwetsend artikel in de „Zevenbergsche Courant" van 12 Juni 1937, onder het opschrift „Brabantia Nostra" (Brabant aan ons), hetwelk mede werd onderteekend door den Burgemeester van Zevenbergen met „Comité van aanbeveling, J. J. van Aken, BURGEMEESTER", heeft Ds Jac. J. H. Pop, Ned. Herv. Predikant te Zevenbergen, Zondag j.l. in de Ned. Herv. Kerk het volgende aan den Burgemeester gezonden protest voorgelezen:

Zevenbergen, 13 Juni 1937.

Aan den Edelachtbaren Heer J. J. van Aken, Burgemeester der gemeente Zevenbergen.

Edelachtbare Heer,

Niet alleen met groote verbazing, maar ook, en vooral met diepe verontwaardiging, heeft ondergeteekende, en met hem vele Protestantsche ingezetenen van Uw gemeente, kennis genomen van den inhoud van een artikel in de „Zevenbergsche Courant" van 12 Juni 1937, onder het opschrift „Brabantia Nostra" (Brabant aan ons). Ondergeteekende leest daarin:

Ie. dat het gezegende werk der kerkhervorming, waardoor het oude apostolische evangelie van Gods genade in Christus aan ons volk teruggegeven, genoemd wordt „een storm, waardoor Brabant werd gebeukt, en niet zonder schade, want ontnam ze de kerken haar luister, het volk haar kapellen en heiligen, kortom alles wat uiterlijk sprak van Brabants geloof, erger was het verbieden van elke geloofsmanifestatie, het terugdringen in de schuilkerken en uiteindelijk het scheiden van geloof en leven, wat noodzakelijk volgen moest";

2e. dat de hervormingstijd een tijd van verdrukking genoemd wordt;

3e. dat daarin beweerd wordt: „Wij kunnen slechts goede Nederlanders zijn, als wij goede Brabanders zijn"; onder „Goede Brabanders" worden dan Katholieke Brabanders verstaan.

Aldus het bewuste artikel.

Ondergeteekende gevoelt zich verplicht, tegen bovenvermelde uitlatingen met ernst te protesteeren.

In de eerste plaats, merkt hij op, dat de Kerkhervorming geen storm was, waardoor waardevolle geestelijke goederen werden vernietigd, maar terugkeer tot het oude apostolische evangelie, dat in de middeleeuwen geheel was verduisterd.

In de tweede plaats constateert hij met nadruk, dat er bij de Hervorming geen sprake was van „Scheiding van geloof en leven", maar dat met name het Gereformeerd Protestantisme juist den nadruk heeft gelegd op het nieuwe leven als vrucht van de gemeenschap met Christus, zoo sterk zelfs, dat Calvijn van rigorisme in dit opzicht werd beschuldigd.

In de derde plaats kan hij U de verzekering geven, dat het op den Protestant een zeer eigenaardigen indruk maakt, wanneer de Katholieke Kerk, die door middel van de Inquisitie duizende en nog een duizende Protestanten heeft vermoord, nog durft spreken van „verdrukking", aangezien deze zeer lichte verdrukking onder het regiem van de Republiek niets is, vergeleken bij bovenvermelde vervolging.

In de vierde plaats wijst hij met nadruk af, dat wij alleen dan goede Nederlanders zouden zijn, als wij goede (n.l. Katholieke) Brabanders zijn. Hij beweert daarentegen, dat wij, krachtens de historie van het ontstaan van onzen Nederlandschen Staat, dan pas goede Nederlanders zijn, als ons geloofsleven geworteld is in de beginselen van hen, die mede door hun geloofsstrijd de stichting van den Nederlandschen Staat hebben mogelijk gemaakt.

Na dit ernstig protest geeft ondergeteekende te kennen, met groote teleurstelling te hebben gezien, dat bovenvermeld artikel mede onderteekend werd door den Edelachtbaren Heer J. J. van Aken, Burgemeester van deze Gemeente, door welke onderteekening nota bene ruim 20 procent van zijn Gemeente als een minderwaardige groep wordt gedisqualificeerd.

Dit protest werd voorgelezen van den kansel der Ned. Herv. Kerk te Zevenbergen op Zondag 13 Juni 1937.

't Welk doende,

(w.g.) Ds JAC. J. H. POP,

Ned. Herv. Predikant.

Het zou daar in Brabant raar kunnen worden als de niet-roomsche burgemeesters in Brabant het voorbeeld van den Zevenbergschen collega volgden.

De „philosophia defoimata" van Dr H. Steen.

Ds S. J. Popma schrijft in „Amersfoortsche Kerkbode":

Dr S. meent wel, dat bij de beoordeeling van een gedachtenbouw „het criterium aan het te beoordeelen systeem zelf ontleend moet wezen. Dat eischt de objectiviteit" (pag. 111). Had Dr S. zich daar zelf aan gehouden, dan zouden we slechts vernomen hebben van door hem ontdekte innerlijke tegenstrijdigheden bij Prof. V., waardoor diens wijsgeerig huis, als tegen zich zelf verdeeld, niet zoude kunnen bestaan.

Gelukkig heeft hij zelf zich aan z'n eigen stelling niet gehouden. En heeft hij getracht 't criterium der beoordeeling te ontleenen aan de Heilige Schrift. D.w.z. ook hij heeft gezocht naar Schriftuurlijke grondmotieven voor wijsgeerig denken.

Hoe zien die er bij Dr S. uit? 'kWil ze trachten te geven met de noodige reserves. Want Ie. moet ik ze opsporen te midden van voortdurende guerilla's met z'n tegenstander en voor mijn besef is Dr S.'s betoog allerminst rustig en harmonisch. En 2e. wil ik uitdrukkelijk de mogelijkheid open laten, dat 't mij ontbroken heeft aan „geduld en zachtmoedigheid", twee eigenschappen, die Dr S. noodig acht om z'n opponent te weerleggen en waartoe ik mij dwingen moest om Dr S. te lezen.

'k Kan slechts verzekeren eerlijk m'n best gedaan te hebben.

De hoofdonderscheiding, die Prof. V. maakt, komt uit in de eerste vraag, die hij stelt: hoe is de ver­

houding van God en kosmos? Zijn antwoord luidt: God is de souvereine Schepper en alle schepsel is Zijn onderdaan. Al 't geschapene staat onder de wet. God Zelf staat boven de wet, niet als een God van willekeur, maar als de Wetgever, die zich in Zijn verhouding tot de schepselen houdt aan Zijn eens gestelde wetten.

In dien zin is de wet de grens tusschen God en schepping. Dit grensbegrip drukt dus niet een ruimtelijke grenslijn uit ergens in 't heelal, maar slechts het qualitief verschil tusschen God en schepsel.

Deze gedachte nu acht Dr S. onjuist.

In de eerste plaats, zegt hij (pag. 46, 47) kan ik me een kosmos denken, niet onder de wet staande. Dat blijft dan verder rusten.

Natuurlijk, want de vraag is niet, wat ik zoo al niet denken kan, maar wat ik met de Schrift in de hand, denken moet.

Tegen de formule: „de grens tusschen God en kosmos is de wet", heb ik eenig bezwaar. Maar tegen wat Dr Steen hier zegt, heb ik principieel bezwaar.

Ds Popma vervolgt:

Ook wordt hier even gezegd, maar uitgewerkt wordt 't niet: men kan niet zonder meer zeggen, dat God boven Zijn wet voor de kosmos staat, want „Gods wet is tenslotte de immanente God".

Hier wordt dus voorzienigheid gelijk gesteld aan Gods wet. Maar Dr S. zal 't met mij eens zijn, dat dit bezwaar verdwijnt, wanneer we scherper formuleeren dan hij 't deed, n.l. de almogende en alomtegenwoordige kracht Gods, waarmee Hij alle dingen onderhoudt en regeert, houdt zich aan de wetten, die God voor al het geschapene stelde.

Op pag. 61 wordt het betoog van Dr S. concreter: van den mensch kunnen we niet zonder meer beweren, dat hij alleen maar onderdaan is. „Subject aan God (onderworpen) moge al het geschapene zijn, maar de mensch kan zich stellen tegenover God". Wil Dr S. hiermee alleen maar de ook door Prof. V. met kracht gehandhaafde stelling poneeren, dat niet alle wetten voor de kosmos natuurwetten zijn? Dat sommigen het karakter van normen dragen en een beroep doen op den menschelijken vormingswil?

Ik vermoed, dat hij iets anders bedoelt.

Het grond-onderscheid is volgens hem, dat tusschen ik en niet-ik. Dat ik, op 't beeld Gods, is iets, dat zich van al 't geschapene principieel onderscheidt. Al 't andere, ook bij een mensch, hoort bij de „natuur", 't lagere; dat „ik" is het hoogere (pag. 113) en 't heet ddarom „hooger", omdat 't niet zonder meer onder Gods wet staat. Dr S. zegt er dadelijk bij, dat dit niet beteekent, dat dit hoogere „de souvereiniteit met God deelt". Wat 't wel beteekent, hooren we niet.

Ook 't voorbeeld, dat Dr S. geeft, maakt voor mij niets duidelijk. Hij zegt: „in het gezin is het kind deel van zijn Vader; wezenlijk, wil men substantieel. Maar daarmee is niet gezegd, dat de Vader nu met dat kind z'n souvereiniteit moet deelen". Immers „een wezenverhouding is nog niet een juridische".

Wat Dr S. een wezenverhouding noemt, kunnen we beter een biologische noemen, een verhouding van afstamming, een bloedsband. Tusschen vader en kind is die heel merkwaardige ethische verhouding (liefde), die gefundeerd is in de verhouding van afstamming. (Kinderliefde is iets anders dan kameraadschap b.v.)

Wanneer Dr S. dat bedoelt te zeggen, is er geen sterveling, die zal meenen, dat vader en kind de souvereiniteit moeten deelen. Maar wanneer hij bedoelt, dat feitelijk vader en kind één zijn, dan zal hij aan de conclusie, die hij niet wil, niet kunnen ontkomen.

De mensch als beeld Gods, naar zijn wezen, naar zijn ik, is in elk geval volgens Dr S. wel schepsel, maar niet onderdaan Gods.

Hoe we dit verstaan moeten, wordt niet duidelijk.

't Wachten is dus op een thetische uiteenzetting van zijn hand. 't Hoofdpunt van debat moet daarbij zijn: hebben we 't recht te spreken van schepselen, die niet aan Gods wet onderworpen zijn en zoo ja, in welken zin.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juni 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juni 1937

De Reformatie | 8 Pagina's