GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bijbelsche Zeevaart.

III.

Schip van Alexandrlë.

Myra lag in Lycië. Een gedeelte van Klein Azië, dat sedert enkele jaren doior de Romeinen onder Keizer Glaudius (41—54) onderworpen was. De hoofdstad Patara lag 20 stadiën (31/2 K.M.) van Myra verwijderd. Volgens den Griekschen ge^ schiedschrijver Herodotus zijn de bewoners van oude tijden af aan als zeevaarders beroemd. 1) In de eerste eeuw na Ghr. was Myra een belangrijk centrum voor handel en scheepvaart. Volgens Barde liepen de schepen die van Italië op Egypte voeren het geregeld aan. ^)

Het eigenlijkei Myra was gelegen aan de Yalibaai.

De westkust van Klein Azië, evenals b.v. die van Bretagne in Frankrijk e.a., wordt door Rias doorsneden. R i a beteekent eigenlijk golf. Het zijn half verdronken rivierdalen aan een bergachtige kust. *) Ze vormen een tegenstelling met fjordleo, , die, naar dat zij verder het land snijden, veelal in diepte toenemen. Rias daarentegen worden „naar binnen" steeds ondieper.

De Yali-baai moet men als ©en ria beschouwen, Groote schepen konden Myra niet bereiken. Binnen het St. Elias-eiland en Ashilade, waar ruwe rotsgevaarten door lage bosschen bedekt steil uit de baai oprijzen, is voor schepen met weinig diepgang gelegeiiheid tot ankeren. Hoewel de Sailing Directions erbij vermelden dat de rotsigrond tot ankeren ongeschikt is en de schepen bij langer verblijf zouden moeten meeren. De eigenlijke haven van Myra was Andriaka of tegenwoordig Andraki. Volgens Zahn lag Andriaka diep tussdien de rotsen verscholen.*) Op dezelfde bladzijde') deelt Zahn mede, dat een zekere Lentulus den ketting doorvoer die de haven van Andriaka versperde.

Het is in de oudheid en ook daarna een voorgewend middel, ter verdediging van havens en rivieren, een ketting te spamien. We denken aan het beleg van Damiate in Egypte (1219)") en aan den tocht naar Ghattam onder De Ruyler in 1667'). Verschillende oude havens in de Middellandsche Zee waren zoo gebouwd, dat ze door een ketüng kondfen worden afgesloten. O.a. Givitia Vecchia in Italië. Duidelijk komt dit ook uit bij de oude Fransche haven La Roclielle aan de Golf van Biskaje. Deze ingang wordt ter weerszijden door vestingtorens beschermd, waartusschen een ketting kon gespannen worden.

De voorstelling bij Zahn van een ketting die de haven afsloot is dus zeer goed in te denken; .

Bij Andriaka komt het schip van Paulus ten anker. Ze zijn hier rechtstreeks naar toe gegaan. Zelfs hebben ze Seleusië, de belangrijkste haven van Syrië, laten liggen. Anders had Lucas het zeker vermeld. Men mag dan ook op goeden grond veronderstellen, dat in den regel Seleusië door de graanschepen van Aleixandrië niet werd aangedaan. Daarentegen Myra (Andriaka) wel. Ze moesten een schip hebben, „dat naar Italië voor". Er staat in vers 6 bij: „van Alexandlrië". Dat laatste is het belangrijkste. "Want een schip, „dat naar Italië voer" was nog wel te vinden. Mogelijk wei in Gaesarea. Maat ze moesten j, een schdlp ^van Alexandrië". De woorden „gevonden hebbende" in vers 6 duiden er dan ook op, dat er „gezocht" is. Waarschijnlijk zouden ze naar Pyraeus zijn doorgevaren, indien ze te Andriaka hun doel misten.

De Alexandrijnsche schepen zoowel als hun bemanningen hadden een zeer goeden na-am. Als koning Agrippa — de kleinzoon van Hérodus — van Rome naar Judea terugkeert, raadt de Keizer hem af over Brindisi te reizen. Hij adviseert hem „een schip van Alexandrië" te nemen. Naar het woord des Keizers waren het „voortreffelijke zeilers met beproefde stuurlieden. De gebieder der toenmaüge wereld vergelijkt ze met paarden in de renbaan die onder besturing van wagenmenners steeds langs den juisten weg hun einddoel berdken 8)

Wat was wel het bijzondere van deze schepen?

Een „schip van Alexandrië" was niet ©en tireme (drie-riems-galei), maar een vaartuig, dat uitsluitend door zeilen voortbewogen werd. Behalve de stuurriemen had bet mogelijk nog enkele aan boord om bij het manoeuvreeren in de haven dienst te doen.

Het schip behoorde tot de grootste van zijn tijd. Zoo waren met Paulus meegerekend 276 man aan boord. De Joodsche geschiedschrijver Flavius Josephus bevindt zich dienzelfden tijd op een sohip met 600 man.»)

Van een dezer schepen, de „Isis", worden de volgende bijzonderheden vermeld i°):

Lengte (over alles) 180 voet; breedte 45 voet; diepte - ISVa voet.")

Merkwaardige verhoudingen.

Over hel algemeen bouwde men tot het midden den 19di& eeuw n. Ghr. korte, breede schepen.

Daarentegen vertoont het schipt van Koning Ptolomeus Philopater in afmetingen meer overeenstemming met schepien uit onzen tijd^. Lengte 420 voel; breedte 56 voet. i^)

De Romeinen kenden de scheepsmeting. Ze onderscheidden daarbij maat en gewicht. Biedoelden zij het gewicht aan lading, dan drukten zij dit in talenten uit. Eén talent was ruim 26 K.G.

Bij ruimte werd vaii amphoren gesiproken. Ook kenden zij, speciaal voor het vervoer van graan, de modius.

Een schipi als waarmede Paulus naar Italië voer, had ongeveer 400.000 modii graan in. i3)

Zahn") citeert van Lucian het volgende:

„Ein für Italiën bestimmtes riesengrosizes (reusachtig) Alexandriniscihes Kornschiff wird durch die imgünstigen Passat Winde his nach Sidon versohlagen und kommt dann duroh dem pamphylisohe, lycisc'he und agaische Meer erst um 70 Tage nach der Abfarht von Alexandrien im Piraus an.. ..".

Merkwaardig, dat Lucian hierin van „Passat Winde" spreekt.

Passaten tooh zijn luchtstroomingen boven de Oceanen. Men kent de N.O. en Z.O. passaat.

Het is een constante wind, terwijl de stormen in het oostelijk bekken der Middel^ landsch© Zee v e r a n der 1 ij k© winden zijn.

Opvallend is nog. in het citaat bij Zahn de uitdrukking r i e s e n g r o s z e s, wijzeaid naar de korenschepen.

Ook Hand. 27:38 bevestigt dat „een schip van Alexandrië" ©en graanboot was.

Barde 15) geeft ©en citaat van Hackett, waarin deze beweert, „dat de Alexandrijnsche schepen met koren geladen voor het Noorden, heden hun reizen nog doen in Augustus, omdat de was van den Nijl het in dezen tijd gemakkelijk maakt in groole schuiten de vracht aan te voeren".

Thans is de graanexport van Alexandrië niet van die beteekenis als vroeger. De markten van Roemenië (de Donau) en Z.-Amerika (de Plata-rivier) hebben het Egyptische koren verdrongen.

Maar in den Romeinsdhen keizertijdi was het Mjlkoren zeer gevraagd.

Do Duitsche scheepvaartliistoricus A. Koster 'heelt over de graanvaart een klein, belangrijk boekje gesclTLreven, getiteld: „Ostia, dlie Hafenstadt Roms".

Op blz. 3 en 4 vertelt Koster van de korenschepen. „Een schip van Alexandrië" werd niet zoo genoemd omdat het in Alexandrië thuishoorde, maar omdat het ingedeeld was bij de bijzondere vloot van groote koopvaardijsdhepen, de „classis Alexandrina". Zij vervoerden vooral tarwe van Egypte naar Rome.

Een andere groep van schepen, de „classis „Africaua", voor 'het transport van Afrikaansich koren, werd later georganiseerd.

In 22 V. Ghr. had de IMzer zelf controle op de levensmiddelentoevoer. Later van 8 tot 14 n. Ghr. werd een „Procurator Annonde" met ©en staf van ambtenaren daarvoor aangesteld. Tijdens Paulus schijnt de leiding bij den Keizer weder te berusten. Althans onder Glaudius.

Hebben we zooeven iets gezegd over de grootte en de afmetingen van „een schip van Alexandrië", tenslotte willen we nog iets vertellen van hun bouw.

Men moet de schepen der „classis Alexandrina" niet verwarren met die van Keizer Gialigula, door Mussolini uit het Nemi-meer drooggelegd.

Deze keizerlijke jachten waren geen zeeschepen. Het feit, dat ze na eeuwen onder water gelegen te hebben, niet lekten door de naden, is een bewijs vanden voortreff'elijken scheepsbouw uit die tijden. De vaartuigen van keizer Gahgula zijn aan den onderkant met zink beslagen, tegen invretai. In lateren tijd koperde men de buik.

Eeai bewijsstuk van den grooten graantijd vinden we in het z.g. Torionia-relief uit de 2e eeuw n. Ghr. 36)

Dit relief is in 1866 te Ostia door gevonden. Assman

Nauwkeurige bestudeering van het relief geeft vei-r assen de uitkomstenen brengt den scheepsbouw van die tijden dichter bij ons.

Een ander model van ©en groot Romeinsch koopvaardijschip is dat van Dr Jules Sottas i').

Het zou ons te ver voeren de modellen te behandelen, waarom wij slechts volstaan met ze te noemen en naar eenige lectuur te yerwijzen.


1) Lycië. Real Encyklopadie für protestantische Theologie und Kirche.

2) Barde, Kommentaar op de Handelingen der Apost., blz. 537.

3) C. L. van Balen en M. J. Wiersema, De Aarde, blz. 51.

4) Kommentar zum N. Testament. Apost. Gesch. V, II. Halfte, S. S21.

5) Idem, noot 58, S. 821.

6) Backer Dirks, Gesch. der Ned. Zeemacht, dl I, blz. 39.

7) Idem, dl II, blz. 223.

8) Breusing, Die Nautik der Alten, S. 156.

9) Idem, S. 157.

10) Idem, S. 157. Ook Koster in Das alle Seewesen geeft deze bijzonderheden.

11) Breusing, S. 157.

12) Piet Marée, Schepen uit de Oudheid, opgenomen in „Hou je roer recht", blz. 165. 2820 zeelieden voor de navigatie, behalve de 4000 roeiers is sterk overdreven.

13) A. Koster, Das alte Seewesen, zie zijn artikel over scheepsmeting. Zie ook Prof. Dr A. Sizoo in Quo Vadis, 5e jaargang, no. 3, (overgenomen uit het Calvinistisch Weekblad).

14) Zahn, Apost. Gesch., S. 821, noot 58 a.

15) Barde, Kommentaar Hand. der Apost., . blz. 537, . - .

16) Pauly Wissowa, Encyclopadie der classischen Altertums Wissenschaft. A. Koster, Ostia die Hafenstadt Roms. A. Koster, Das alte Seewesen. J. Oderwald, De scheepvaart uit vroegere tijden in nieuwe belichting. Ons Zeewezen, Juni 1936. W. E. V. Popta, Een getuigenis op een graanschip (propagandageschriftje van de Ned. Christen Zeeheden Ver.).

17) Anderson, The Sailing Ship, Page 49. Navire et Marins, deel I. Ons Zeewezen, Juni 1936.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1937

De Reformatie | 8 Pagina's