GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, het'welk is een tegenbeeld van het ware, maar in den hemel zelven. Hebreen 9:24.

Het ware heiligdom.

„In den hemel zelven"; — het is duidelijk, dat hier het ware heiligdom wordt aangewezen in onderscheiding van het niet-echte, het schaduwachtige heiligdom, gelijk Israels tabernakel dit deed zien.

In den voorhof van dien tabernakel stond de menigte van Israël. En het hart der vromen trok naar het binnenste heiligdom, waar God ti-oonde op de ark. Daarheen, naar de gemeenschap met den God des Verbonds, ging het Ic'S'cn hunner ziel. Zélf mochten zij tot den Hcere niet komen. Als een onheilig volk werden ze teruggehouden in den voorhof. Slechts één hunner werd toegelaten; één, dien God verkoren had om hun vertegenwoordiger te zijn. "Maar in dien ééne gingen zij dan toch binnen. In den Hoogepriester verscheen heel het volk voor Gods aangezicht, en werd de begeerte der vromen vervuld.

Dit na was de schaduw.

Het echte is gekomen in Christus Jezus. Hij ging het ware heiligdom binnen, den hemel zelven. Naar dat ware heiligdom gaat de begeerte der ziel' van allen, die de gunst des Heeren zoeken en een oprecht verlangen hebben om in de vTceze Zijns Naams te wandelen. Gelijk de vrome Israëliet met zijn ziel leefde achter het voorhangsel, zoo heffen wij in onze beste oogenblikken onze harten opwaarts naar den hemel, naar God; want daar is toch het leven en de blijdschap der ziel; daar is het ware, daar is eigenlijk de werkelijkheid.

En nu zijn wij op deze aarde, — in den voorhof. En wij kunnen niet ingaan. Wie zal verkeeren, groote God, in Uwe tent!? Het antwoord ligt in onzen Heere Jezus Christus. Hij, onze Vertegenwoordiger, in onze natuur en onzer één geworden. Hij gaat vanuit ons midden, vanuit den kring Zijner discipelen, gelijk de Hoogepriester vanuit Israël, het ware heiligdom binnen. Christus gaat voor ons tot God. Maar dan is Zijn Gemeente ook eigenlijk reeds daarboven. Dan is haar leven reeds in den hemel zelven. Gods kinderen worden niet gerekend naar zichzelven, maar naar Clu-istus. In Hem zijn zij de werkelijkheid ingegaan. Al toeven zij nog op aarde, zij zijn eigenlijk reeds in den hemel zelven. Hun leven is met Christus verborgen in God.

Doch dan ligt hier voor ons een belangrijke gevolgtrekking.

Wij kunnen wel het conflict bij de Jodenchristenen tusschen schaduw en werkelijkheid ons niet goed voorstellen, maar wij staan voor een veel ernstiger conflict. Want als daarboven voor ons hel ware heiligdom is en de eigenlijke werkelijkheid, is dit dan de volle levensovertuiging waaruit wij denken en handelen? In den hemel is het echte. Daar leven wij wezenlijk en werkelijk. En er zijn ook ideale tijden, waarin geloof en hope en liefde samenwerken, en wij gevoelen dat onze wandel in de hemelen is, en wij hier op aarde leven als burgers van den hemel. Maar laat ons oprecht zijn; — is dit niet juist het conflict van de Gemeente des Heeren, dat zij, — al leeft ze niet meer in de zonde, — toch practisch de zaken omkeert. Immers, het eigenlijke ligt voor haar zoo veelszins op de aarde. En de hemel, en de hemelsche dingen, — het is voor haar besef dikwijls een schaduwrijk. Het echte en ware, dat is toch maar hier beneden. En de hemel, daar hopen we naar toe te gaan als we sterven. En dat sterven moet liefst zoo lang mogelijk wegblijven. Dat sterven is een ramp. Want dan gaan wij van het echte af; dan moeten we het ware loslaten. En zeker, de hemel, ja, daar is alles wel schoon en heerlijk, maar eigenlijk is het een asyl voor dakloozen. OnS echte huis is op aarde.

En nu is het onze leer, .— de leer die niemand onder ons tegenspreekt, — dat Christus ingegaan is in den hemel zelven, en dal daarboven nu voor ons de werkelijkheid ligt, en het ware heiligdom, en dat wij nu daar wezenlijk zijn en leven. Maainu — ons leven. En dan komt d'e gebrokenheid. Dan komt de inconsequentie. Dan zoeken wij practisch op aarde veelszins het echte en ware, en de hemel wordt een supplement. Moesten we niet iets gansch anders laten zien? Moesten we niet de hemelvaart van Christus laten zien? en in Hem de hemelvaart van óns? en dat nu ons echte leven en de ware werkelijkheid daarboven ligt? Moesten we niet consequent zijn?

En laat nu niemand meenen, dat wij dus hier op aarde maar met droog brood tevreden moeten zijn, en maar slil zijn, want later krijgen we het beter; in den hemel wordt het pas goed. Neen, die zoo denkt heeft het niet verstaan. Hier wordt niet de hemel pas na dit leven voorgehouden, doch de hemel heden en in idit leven. Nu moet ons leven daarboven zijn, nü onze ziel vol van de waarachtige dingen. En vanuit dat standpunt moet dan onze strijd gevoerd; onze strijd tegen de zonde en de wereld; onze strijd voor den wil Gods in ons en buiten ons, onze strijd om zalig te worden. Dan zouden wij voor hetzelfde strijden, maar we dedten het anders; want we waren anders, en wc leefden anders; en onze strijd zovi hooger geadeld en gewijd zijn. Maar nu doen we het half. We verdeelen het. We zijn niet consequent. We breken onze eigen kracht; voor onszelven en voor Gods Koninkrijk.

Dal is onze schuld tegen de hemelvaart van Jezus Christus. De Jodenchristenen verloochenden Christus' hemelvaart door vast te houden aan het heiligdom, dat met handen gemaakt was. En wij verloochenen eveneens die hemelvaart, door óók vast te houden aan een heiligdom, dat met handen gemaakt is, — nog wel met onze eigen handen.

Kwamo er daji inzicht, en verootmoediging, .en bekeering. Het zou een goede voorbereiding zijn voor hemelvaartsdag; de dag, die wijding en kracht Ie geven laeeft aan ons aardsche leven; de da| die ons zegt, dal Christus inging in den hemel zelven, en dat nu daar de werkelijkheid is en het ware heiligdom, en dat wij van daaruit hier op aarde hebben te leven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1938

De Reformatie | 8 Pagina's