GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

[£N50C1AL£1£VO^I Rationalisatie en Mechanisatie.

VIL

Het vraagstuk, dat ons in deze serie artikelen bezig heeft gehouden, staat in het middelpunt der belangstelling. De menschheid weet er eigenlijk geen raad mee. Zij is overtuigd van de zegenrijke werking der techniek — men vergelijke slechts het leven van honderd, van vijftig jaar geleden, met dat van den tegenwoordigen tijd. Welk een vooruitgang! Op het gebied der transportmiddelen, op het .gebied der energie-voorziening — men denke b.v. aan de toepassingen der electro-techniek — op het gebied der goederenproductie in het bijzonder, enzoovoorts. Maar zij beschouwt de machine ook als een gevaarlijke macht, die het bestaan van duizenden bedreigt.

Niets is gevaarlijker dan die zegeningen te verwerpen. Dat doet de mensch, die de romantische rebellie tegen de machine predikt; den terugkeer tot de natuur en het handwerk. Dat gevoelen is zoo oud als de machine zelf. Rousseau heeft het vertolkt, Tolstoï was zijn profeet, Gandhi hing het aan. ^) Wij kennen het allen wel.

Een oude gravure van een landschap aan den Rijn. De spoorweg is er nog niet, en de auto's jagen nog niet langs de straten. Alles ademt vrede. Wie verlangt niet deze streken in hun „ouden toestand" te genieten, zooals Goethe het deed, en Hölderlin, en Ernst Moritz Amdt, en Freiligrath niet te vergeten. Wie verlangt niet naar stilte, naar de „ongerepte natuur", naar de samenleving van bosch en dieren, van water en vogels, van weide en bloemen rumoer. Ieder zoekt haar, vlucht uit het

Maar de ellenden van dien „goeden ouden tijdf' zijn ons te goed bekend, dan dat wij daarin teruggeplaatst willen worden. Verwoestende epidemieën, hongersnooden, overstroomingen, vergeefsche worstelingen om het leven te behouden. Wij weten: dö mensch van vroeger vreesde de natuur, onderging haar als een gevaar, ontvluchtte haar waar hij kon. De techniek, die zooveel schoons vemieldei, heeft ook het genieten van de natuur mogelijk gemaakt, heeft werkelijk zegen gebracht.

Geen wonder, dat de redevoering van den heer Kuiper in de Tweede Kamer, die wij den vorigen keer aanhaalden, reacties uitlokte. Zoo bijvoorbeeld van Dr Ir B. Bölger in „De Ingenieur" van Vrijdag 10 Juni.

„Hebt gij", zoo schrijft deze deskundige, „er u wel eens een voorstelling van gemaakt, wat er van ons land en van ons volk zou zijn geworden, wanneer de technische ontwikkeling niet of in veel mindere mate zou hebben plaats gevonden? Denkt gij, dat hier dan acht millioen menschen in een betrekkelijk hooge welvaart zouden kunnen leven? "

„En zoo er dan al geen werkloosheid, in den zin zooals wij die thans kennen, zou zijn, dan zou dat slechts komen, omdat een kleine bevolking zich! in primitieve omstandigheden een sober bestaan zou moeten trachten te verwerven. In een zoodanige technisch-oeconomisch laag-ontwikkelde gemeenschap kent men inderdaad geen „werkloosheid", daar heerscht slechts armoede, gebrek en ontbering. Dank zij het onvermoeide streven onzer technici naar hooger en beter, dank zij de voortdurende uitvindingen en ontdekkingen op het gebied der natuurkundige en chemische wetenschappen, zijn er tal van nieuwe bronnen van bestaan geschapen, die niet alleen aan honderdduizendten en nog eens honderdduizenden werk hebben gegeven, doch die tevens het gemiddelde welvaartspeil, vooral van de arbeidersklasse, tot een hoogte hebben opgevoerd, waarover men vroeger niet heeft durven droomen. En dat alles kon gepaard gaan met een geleidelijke verkorting van den ar; beidstijd, met een voortdurende verbetering van dte sociale voorzorg en met een versterking van de rechtspositie van den arbeider, waardoor, in tegenstelling met vroeger — den z.g. goeden ouden tijd — tegenwoordig ook op den arbeider het begrip mensch toepasselijk is geworden."

„Dit is te danken aan het feit, dat de technici rusteloos hebben doorgewerkt aan vernieuwingen en verbeteringen; dat zij, gedrongen door den categorischen imperatief, nimmer neen hebben gezegd, doch steeds het beste wat in hen was hebben gegeven om nieuwe bronnen van bestaan aan 'te boren en nieuwe mogelijkheden voor arbeid en welvaart te scheppen".

„Wanneer dan de menschheid door gebrekkige oeconomische organisatie of door tegenstellingen en onverdraagzaamheid van rassen en volken eens nietin staatis deze technische ontwikkeling bij te houden, waardoor tijdelij k voor een aantal hunner geen gelegenheid kan worden gevonden om aan het oeconomische productieproces deel te nemen, mag men dan, zoo vraag ik, der techniek het ver*wijt voor de voeten werpen, dat zij het is, die voor het grootste deel deze ramp heeft veroorzaakt? Is dat billijk? Vergeet men dan, verblind door den bc trekkelijken nood der werkloozen, dien men om zich heen ziet, niet de geweldige zegeningen, die deze techniek aan de wereld heeft gebracht en die ons zelfs nog in staat stellen om door middel van steunuitkeeringen de werkloozen althans een r e del ij k menschwaardig bestaan te waarborgen? " (Wij spatiëeren.)

Tot zoover de aanhaling van de beschouwingen, die Dr Bölger geeft. De lezer merkt, dat zij, wat het zakelijk gedeelte betreft, met de meeningen der in deze artikelenserie genoemde schrijvers, veel gemeen hebben. En we herhalen: veel van hetgeen zij over de „zegeningen der techniek" zeggen, moet onze instemming hebben.

Maar juist die lofrede van Dr Bölger maant tot bezinning. Dezelfde menschheid, die de techniek heeft geschapen — waarlijk lang niet altijd gedreven door den „categorischen imperatief" (laten we hier eenvoudig zeggen door een zedelijk gebod) dikwijls slechts door de begeerte „den concurrent" te overvleugelen; de geschiedenis van de ontwikkeling der techniek kent vele zwarte episodes — is door tegenstellingen verteerd en door onverdraagzaamheid gekenmerkt. „Zeker is het", schrijft iemand als Karl Mannheim in zijn „M e n s c h' und Ges e lis ch a ft", dat de mensch zich de nieuwste resultaten van den technischen geest der uitvinders toeeigent, om oeroude, primitieve impulsen en motieven te bevredigen", zeggen we het scherper: om aan zijn zondige begeerten te voldoen. Niet alleen in het toeëigenen, ook dikwijls in het uitvinden zelf.

Wanneer dan echter diezelfde schrijver — en hierin doet hij aan Dr Bölger denken — oordeelt, dat de „ontwikkeling van de technische natuurbeheersching mijlen ver van de ontwikkeling der zedelijke krachten en de menschelijke kennis van de ordening en beheersching der samenleving

V e r w ij d e r d is", waiiiieei- hij spreekt van een „onevenredige en ongel ij kmatige ontwikkeling der menschelijke capaciteiten", dan zien wij duidelijk het fundament dezer wereldbeschouwing.

„Onze tegenwoordige maatschappelijke ordening", spreekt Mannheim uit, „moet ineenstorten, wanneer de rationeele beheersching van den mensch en de zelfbeheersching niet gelijken tred met de technische ontwikkehng houdt". Hij verwacht tenslotte, dat dit mogelijk is. Hier getuigt het humanisme van zijn ongebroken geloof, ondanks alles.

Wij loopen gevaar den invloed dezer wereldbeschouwing te ondergaan, wanneer wij, geboeid door de zegeningen der techniek tot in het recente verleden toe, de meening uitspreken, dat de menschheid niet in staat is „deze technische ontwikkeling bij te houden" (zooals Dr Bölger doet), of dat wij al haar kwade gevolgen slechts als tijdelijke ziekteverschijnsielen zien, als groeistuipen bijvoorbeeld. („De overheid zal door zorgzame behandeling de genezing kunnen bevorderen" meenen sommigen.) Want in dat oordeel is de verwachting besloten, dat de mensch uit eigen kracht de moeilijkheden te boven zal komen. En dat kan hij niet, nu niet en nooit.

Die onmacht beteekent geenszins, dat hij den strijd tot verbetering niet voeren moet. Maar allereerst moet afgevraagd worden wat het uitgangspunt en het doel van dien strijd moet zijn. En daarvoor is onder meer grondige analyse van het tegenwoordige technische productiesysteem noodig.

Het spreekt vanzelf, dat zulk een analyse zich niet tevreden mag stellen met de opsomming van het nut, dat de techniek tot nu toe gebracht heeft. Ook is het niet haar voornaamste taak zich te verdiepen in den (denkbeeldigen) toestand eener maatschappij, die den zegen der techniek mist. Allemaal beschouwingen, welke verdienste hebben, en wier resultaten menschen, die zich rebellisch tegenover „de machine" gedragen, zeker tot nadenken kunnen brengen. Maar die niet bevredigen.

Voor alles moet de ontleding van het technische stelsel de basis blootleggen, waarop het rust, en de factoren onderzoeken, die zijn ontwikkeling beheerschen. Nu en in het verleden. Dan pas zal met eenige zekerheid geoordeeld kunnen worden of er grond is voor de verwachting, dat de huidige moeilijkheden slechts van tijdelijken aard zijn. Wie daarbij zijn hoop bouwt op een geleidelijke of sprongsgewijze evolutie der „menschelijke moraal", wie meent dat de „zedelijke ontwikkeling" bij de technische eenige tempo's ten achter is, (zooals Mannheim), moet bedrogen uitkomen. Zulk een oordeel is onschriftuurlijk, strijdt geheel met (Ie Christelijke levensbeschouwing. En toch ontmoeten wij het maar al te vaak.

Het vraagstuk der rationalisatie en mechanisatie omvat dus veel meer dan de kwestie der kostprijsverlaging. Tenslotte mag dat onderdeel ook niet den doorslag geven bij het nemen eener beslissing. Verschillende methodes, die drukking der kosten zouden veroorzaken, worden door ons absoluut verworpen. Niemand van ons denkt bijvoorbeeld aan een verlaging der „sociale lasten", niemand wenscht de slechte arbeidsvoorwaarden terug, die in bet verleden het arbeidersgezin de wanhoop nabij brachten. Zelfs de meest conservatieve werkgever spreekt over dat laatste niet. Maar op „verlaging der sociale lasten" wordt in menigen kring sterk aangedrongen. Dat teekent den toestand.

Een grondige analyse van 't bedoelde productiestelsel en zijn werking op de samenleving, zal ons ook behoeden voor het oordeel dat de „werkloozen het nog zoo slecht niet hebben", althans „het veel slechter konden treffen". Dr Bölger spreekt van een „betrekkelijken nood", en meent zelfs, dat mede dank zij de rationalisatie (die arbeiders uitstoot) zulke steunuitkeeringen gedaan kunnen worden als thans geschiedt. Men zij voorzichtig met dergelijke uitspraken. Noch het „nette huisje", nocli de „verzorging" zijn in staat de ellende van het werkloos-zijn weg te nemen.

We erkennen: in ons land staat een bedrijf dikwijls voor de vraag öf rationalisatie öf stopzetten (dus allen ontslaan). Noodgedwongen volgt het den eersten weg. Maar daarom behoeven we het systeem als zoodanig nog niet goed te keuren. Heel de wereld lijdt daaronder.

Het is niet de eerste maal in de geschiedenis, dat een productiestelsel, hetwelk aanvankelijk en langen lijd zegeningen bracht, tenslotte zoovele gebreken toonde, dat ingrijpende wijziging niet uit kon blijven.

De recente ontwikkeling van de techniek laat duidelijk fouten zien. We noemen slechts het streven naar autarkie, de tegenwoordige eliminatie van menschelijke arbeidskrachten, de arbeidsverdeeling en het arbeidstempo. Deze gevolgen en zoovele andere, leggen een zwaren druk op het menschdom.

In een wereld met vrij handelsverkeer zou de techniek zich wellicht „gunstiger" ontwikkeld hebben. Het is merkwaardig, dat dezelfde macht, die dit verkeer tot grooten bloei bracht, thans deze organisatie tegenwerkt. In elk land. Groote werk­ loosheid eischt industrialisatie. Deze op haar beurt protectie.

Zoo plaatst de techniek ons voor een complex van vraagstukken, alle even moeilijk op te lossen. De wetten, die haar groei in het verleden be^ heerschten, hebben thans een deel van hun geldigheid verloren.

Wij hebben in deze artikelen slechts enkele algemeene opmerkingen kunnen maken. Wij hopen later op enkele onderdeden uitvoeriger terug te komen. Daarbij willen we ook gaarne aandacht vragen voor het werk van den socioloog Mannheim, in dit stuk genoemd.


1) Tijdens het corrigeeren van de drukproef van dit artikel, verscheen het stuk: „De onmisbare machine" in „De Standaard" (28 Juni in hoofdartikel). We vestigen gaarne de aandacht op de daarin gegeven beschouwingen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1938

De Reformatie | 8 Pagina's