GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Scherpe „polemiek".

Prof. Grosheide schrijft in „N.-H. Kbl." iets over de vraag, waarom dit blad gezwegen, heeft over wat (blijkbaar) te Drachten geschied is. Hij geeft vier redenen aan; hier is de vierde:

In de vierde plaats, omdat de meeningsverschillen, die op dit oogenblik onder ons bestaan, zich van elke zaak meester maken. Vrienden 'worden, verdedigd. Alle zaken worden gebruikt om hen, met wie men het niet eens meent te kunnen zijn, te bestrijden. Zoo is het oordeel weinig objectief.

Daarom hebhen we gezwegen.

We weten niet, op wie de schrijver het oog heeft. Er wordt niets concreets beweerd. Wèl weten we, dat óók dit stukje bewijst, dat de „polemiek" van Prof. Grosheide soms de scherpste wezen kan uit den gereformeerden kring. Als de hoogleeraar bewijzen kan wat hij zegt, doet hij daarmee een dienst. In 't andere geval het tegendeel. Volgens onze meening ligt dit stukje in dezelfde lijn als de beweringen, die de „neutrale" pers zich verloorloofd heeft inzake den achtergrond der Drachtster moeilijkheden. En is het even lichtvaardig.

„Op de vlakte" blijven.

„Friesch Kerkblad", dat bij monde van Ds Veldkamp destijds verklaarde, zeer benieuwd te zijn, wat tegen Prof. Hepp's algemeene-genade-brochure ingebracht zou worden, maar sinds deze nieuwsgierigheid ruimschoots bevredigd werd, zich èl maar „op de vlakte hield" (wat het blad trouwens in meer kwesties gewoon is) schrijft deze week, thans bij monde van den anderen redacteur. Ds J. Douma te Britsum:

In „De Reformatie" van 19 Aug. plaatst de hoofdredacteur onder een breed citaat van Dr Brillenburg Wurth over: „Christelijke Kultuurbesohouwing" het volgende onderschrift:

„Tot zoover Dr Wurth.

We zijn dankbaar, dat hij dit artikel geschreven heeft. Blijkbaar behoort Dr Wurth niet tot degenen, die het maar beter vinden zich „op de vlakte te houden". Dat zijn de menschen, die altijd te laat komen in het zoeken van den vrede".

Dit onderschrift deed mij even denken aan het bekende spreekwoord uit Luk. 4. Want m.i. houdt Prof. Schilder zichzelf op de vlakte, waar de nieuwere „Calvinistische Wijsbegeerte" aan de orde komt. Wel laat hij de lezers van „De Reformatie" weten, dat hij lof heeft voor het ernstig pogen om tot een eigen Calvinistische wijsbegeerte te komen. Wie zou dien lof niet 'hebben? Ook neemt hij hen die daarnaar trachten, geregeld onder zijn hoede, bizonder tegen het tweespan „de professoren Kuyper en Hepp". En zoodoende wekt hij wel bij „Reformatie"-l6zers den indruk, dat hij het met die nieuwere wijsbegeerte eens is. Maar de opmerkzame lezer moet toch tot de conclusie komen: Prof. Schilder houdt zich op de vlakte. Ik neig er persoonlijk zelfs toe te gelooven, dat hij het met veel wat van die zijde gepubliceerd wordt, niet eens kan zijn. Aan zijn exegetische securiteit, die hem als jong predikant reeds sierde, bewaar ik te sterke herinneringen.

Gaarne zag ik daarom, dat Prof. Schilder zich in philosophicis eens uitsprak. Hij doceert volgens het laatste Curatorenverslag de geschiedenis der Wijsbegeerte, en is dus alleszins tot oordeelen bevoegd. Boeken als van Janse, van Ds Spier en van dien mijnheer uit Haarlem, die over de ziel schreef — zijn naam ben ik vergeten — moest hij eens onder de loupe nemen, zooals hij dat kan, en zijn lezers eens duidelijk laten weten, hoe hij over de daar verkondigde, gepopulariseerde ideeën denkt. Zich hier bestendig „op de vlakte houden", zou hem met zijn eigen onderschrift in botsing brengen.

Ik antwoord daarop:

a. Mijn opmerking inzake Dr B. Wurth betrof, blijkens de eigen woorden, die Ds Douma citeert, kwesties, waarbij „de vrede" te zoeken is. Kwesties dus, waarover geschil gerezen is. Nu is er inderdaad zoo iets als een „oorlog" geweest inzake meeningen van de nieuwere calvinistische wijsbegeerte, met haar vereeniging, waarvan wel b.v. Prof. Dijk lid, ja, bestuurslid is, maar ondergeteekende nooit lid geweest is.

De strijd daartegen is door Prof. Hepp geopend, en Prof. Kuyper heeft gezegd: onze dogmaticus zal 't nu wel eens vertellen. Welnu, heb ik me soms op die punten, die deze broeders aan de orde stelden, op de vlakte gehouden? Ik heb de feitelijke aanvallen onderzocht, en te licht bevonden. „Friesch Kerkblad" hield zich daarbij „op de vlakte" (enkele onjuiste uitvallen daargelaten), al deed ik daarmee de V.U. een dienst.

b. Indien nu Ds Douma meent, dat er nog meer punten te behandelen zijn, dan het door hem genoemde „tweespan" aan de orde stelde, en behandeling daarvan broodnoodig is, om „den vrede te zoeken", laat hij het dan vrij-uit zeggen. Hij schijnt het aan de V.U. nog altijd erg te vinden. Laat hij het dan ronduit zeggen; als ik het doe, wordt er soms een onvriendelijkheid tegen de V.U. achter gezocht. Ik gevoel er niets voor, in dezen tijd ter zake van de filosofie, die aan de V.U. gedoceerd wordt, nog meer „kwesties" te maken, gelijk op bepaalde punten misschien mogelijk zou zijn. Want wie den strijd geopend hebben, moeten maar eens eerst hiin zaken afgewikkeld zien. Men kan dan nagaan, wie in 1936 gelijk hadden. Laat mij Ds Douma mogen verzekeren, dat ik geen oogenblik geloof, dat de V.U. de Professoren VoUenhoven en Dooyeweerd bemoeilijken zal in hun ambtelijke positie, evenmin als de Curatoren van Kampen Prof. Dijk zullen verzoeken, ontslag te nemen als bestuurslid der Ver. v. Calv. Wijsbeg. En i k zou dan, door de aangevallenen nóg eens in disputen te verwikkelen, den hoogleeraren Kuyper en Hepp in hun actie tegemoet moeten komen? Ik denk er niet over; ik acht dat niet noodig, en ook hebben ze mij nu niet bepaald daartoe liefelijk uitgenoodigd. Ik geloof trouwens, dat, indien ik over sommige opinies der nieuwere wijsbegeerte me uitsprak, anders, dan de Professoren Kuyper en Hepp zouden willen (en Ds Douma schijnt het er op te willen wagen), „Friesch Kerkblad" zich weer „op de vlakte" zou houden.

c. Inderdaad geloof ik, dat over verscheiden punten in die filosofie te praten valt. Ook over exegetische. Ik heb immers al eens met één van haar woordvoerders op de prettigste manier den degen gekruist; „Friesch Kerkblad" bleef toen „op de vlakte". Ook heb ik onlangs inzake de kerk van een afwijkende meening blijk gegeven; „Friesch Kbl." bleef weer „op de vlakte". Omgekeerd heeft op de jongste conferentie van Lunteren Prof. Dooyeweerd blijk gegeven, het met mij niet eens te zijn op een bepaald punt. Maar wat hindert dat? We waardeeren elkaar er niet minder om, Meeningsgeschillen? Ook exegetische? Och, die heb ik naar veel kanten. Ik wijk b.v. af van exegetische en andere opinies van Prof. Waterink; ik vind Prof. Hepp's ontwikkeling van een „genadeBEGRIP conform de Schrift" nog al biblicistisch; ik heb, evenals onze exegeten, op sommige plaatsen bezwaar tegen bepaalde gevallen van „Schriftbewijs" van vroegere dogmatici, van het Kort Begrip, enz. Maar dat allemaal is voor mij geen reden, om oorlog te verklaren. Net zoo min, als anderen zulke reden zien in gevallen, waarin ze van mij verschillen. Er komt erg veel vanzelf in orde in de wereld.

d. Waar heb ik gezegd, dat men over alles en nog wat zich uitspreken móet, op straffe van anders de man te moeten heeten, die zich „op de vlakte houdt"? Nergens. Waarom verlangt nu „Friesch Kerkblad", dat ik tegen de V.U. zal vechten, als 't niet is ter steunverleening aan de twee genoemde hoogleeraren? Heeft dit blad niet zelf zich „op de vlakte gehouden", toen bij herhaling aangetoond werd, dat Prof. Hepp „zich op de vlakte hield", zoodra het punt, waar alles op vast zit, aan de orde komen moest in zijn brochures?

e. Op de vragen, dig Ds Douma thans stelt, heb ik allang uitvoerig geantwoord, in verband met Dr Steen („Ref." Z Juli '37). „Friesch Kerkblad" hield zich evenwel toen „op de vlakte"; misschien komt het daarvan, dat het blad thans vraagt naar den bekenden weg.

f. Waarom wil Ds D. nu persé, dat ik een bekende commissie het werk uit handen nemen zal? Ik liet dat aan Prof. Hepp over, gelijk aan „Friesch Kerkblad" om daarbij, eventjes, te jubelen. Mijnerzijds heb ik alleen geantwoord op punten, die anderen eerst voor het volk brachten; zoo nog onlangs in betrekking tot Dr Thijs in „De Heraut". Ds Douma moet goed begrijpen, dat een discussie over bepaalde punten, voorzoover ze v a n mijn eigen wil afhankelijk is, komt, als ik zelf den tijd er voor gekomen acht, niet eerder. En dat ik zijn blad, als het zoo belangstellend is voor mijn meening, stof genoeg gegeven heb, om door te geven; ook stof, waarnaar het orgaan zelf verklaarde „benieuwd" uit te zien. Voorshands heeft de pers werk genoeg, om na te gaan, welke argumenten de Professoren Hepp en Kuyper hebben gehad ter rechtvaardiging van hun teekening van de situatie in de Gereformeerde Kerken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1938

De Reformatie | 8 Pagina's