GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Marnix van St. Aldegonde 1540--1598.

III.

Twee uitlatingen van Marnix zelf typeeren volledig zijn werkzaamheid als halsvriend en medestrijder van Vader Willem, in haar evidente breedheid èn in haar niet altijd even strakke beperJüng.

Kernachtig juist heeft hij getuigd: „ alsoe ick in alle getrouwicheyt met zijne Excellentie het scherpste van de spitze hebbe helpen nae mijn vermogen afbijten".

Als we dat lezen, zien we hem als staatsman, diplomaat, magistraat, pamflettist, redenaar, ontcijferaar van Spaansche codes, krijgsman.

In zijn willen sterker dan de Prins, beïnvloedt hij dezen zóó zeer, dat hij zich ^bijna in alles naar zijn raad schikt. ',

De beperking van zijn streven ligt in deze andei'e uiting: „ hebbende dit eenig doel, het behoud van de Kerken Gods".

Het Woord, de Kerk, daarop is voor hem de sti-ijd allereerst, en telkens, wanneer zijn levensgang zeer moeilijk wordt, alléén, gericht. Dan zet hij niets op het spel voor de bevrijding der Nederlanden, maar eischt toch met onverbiddelijke strengheid vrijheid van godsdienst.

De vijand acht hem dan ook een doortrapten ketter, met een duivelschen geest bezield. Requesens wil hem levend verbranden. Don Juan is zijn doodsvijand. Parma wil hem lijmen met zeer rijke belooningen, maar vindt hem niet baatzuchtig, „alleen uiterst hardnekkig aan zijn geloofsbegrippen verkleefd".

Voor de Kerk doet hij al aanstonds prachtig werk door de vluchtelingengemeente te mobiUseeren voor de Synode te Embden. (1571), die, nu de éénheidspogingen van het Convent van Wezel schipbreuk hebben geleden op de felle oppositie der Lutherschen, geheel in zijn geest het kerkverband hier te lande op een beslist calvinistischen grondslag plaatst door een bindende geloofsbelijdenis en kerkinrichting. Daarmee is in Holland en Zeeland het Calvinisme gestabiliseerd, en zijn tevens de grondslagen gelegd voor een Kerk, waarmee zich straks de nieuwe Staat verbinden zal.

Ook tot een anderen dienst aan de Kerk zet Marnix zich, op synodaal verzoek: het schrijven van een historie van de Reformatie in de Vaderlanden; maar libertijnsch verzet verhindert de voltooiing. „De dienaren (is predikanten) behoren eer naerstich te studeren om 'tvolck te leeren, dan bij de huyzen om te loopen en de vragen naer 't geen datter gebeurt es", .zoo redeneert er één, in casu de Leidsche magistraat...

Inzake het verzelsrecht trekt Marnix één lijn met den Prins, Op de Dordtsche Statenvergadering van 1572, waar dit officieel wordt geproclameerd, is hij als diens vertegenwoordiger aanwezig. In 1574, in Spaansche gevangenschap, twijfelt hij wel aan de rechtvaardigheid van de zaak van den opstand, en wil hij vrede, en ballingschap-omh et-Woord, liever dan dezen oorlog, — maar die inzinking duurt kort.

Den nood van zijn leven en dien van zijn tijd' niet vergetend, zien we hem, ook als staatsman, naast en tegenover den Prins, als getuige van het Woord.

Tegenover Oranje handhaaft hij de kerkelijke tucht ea weigert hij beslist, de godsdienstige verdraagzaamheid, waarop beiden de zelfstandigheid der Vereenigde Nederlanden willen fiuideeren, uit te breiden tot de spiritualisten, de geestdrijvers. Den Roomschen, die hij zoo fel bestreden heeft, , en ook in geschrifte bestrijden blijft, kent ook hij volledige vrijheid van godsdienst toe. Maar de geestdrijverij der valsche mystiek onderkent hij scherp als de gevaarlijkste tegenstandster van de Reformatie. Den strijd daartegen voert hij, laster en hoon ten spijt, met taaie volharding, tot aan zijn dood. Die strijd stempelt, in zijn consequenties, Marnix' leven.

De Prins, en velen met hem, verwachten er „magtigo afbreuk van de kerken", „een nieuwe Monnikerij", „een nieuwe heerschappij en jok van kerkelijke jurisdictie" van. Marnix volhardt en geeft zich alle moeite „om te doen gelooven, dat hij niets bestrijdt, noch verdoemt, dan 't geen des Heeren wet, in Zijn Woord voorgeschreven, , verdoemt, en in de rest Christelijke vrijheid geJbruikt". In 1576 voor de Kerk in dezen optredend bij Oranje, krijgt hij een scherp, afwijzend, antwoord. In 1577 schrijft hij wel een verhandeling tegen een verwerper van den kinderdoop, maar tot uitga^ve van zijn geschrift tegen de Wederdoopers komt hij niet. In 1580 verlangt hij van anderen een dergelijk werk. Een jaar later vraagt de nationale synode te Middelburg hem, eigen werk toch te voltooien. Men wil blijkbaar front maken tegen het standpunt van den Prins. Toch gaat Marnix pas in 1595 tot publicatie over. Dan verschijnt zijn „Ondersoeckinge en de grondelyc he Wederleggin ge der Geestdr ij vische Leere".

Heeft hij de al genoegzaam beid van het Woord verdedigd tegenover de Roomschen, hier verdedigt hij de onmisbaarheid van het Woord tegenover de spiritualisten, die het inwendige woord, de innerlijke verlichting van den geloovige door Gods geest, de hoogste openbgLring achten, Kerk en Staat ondermijnen en de wettige Overheid negeeren. Nieuwe laster is zijn loon. Men noemt hem ketter jager en zoekt zijn heil in een aantastend twistgeschrijf. Vlak voor zijn dood nog verdedigt Marnix zich. Hij heeft er bij de herinnering aan al den laster, zijn laatste krachten mee verteerd. Een nieuwe Inquisitie begeert hij niet. Slechts gezonde Schriftverklaring, en placcaten tegen de ergste liberüjnsche geschriften. Halsrecht alleen, indien de Doopers in politiek en sociaal fanatisme weer zouden vervallen tot Munstersche practijken. Éérste voorwaarde blijft het argumenteeren en overreden uit een zorgvuldig uitgelegden Bijbel. De „Ondersoeckinge" besluit dan ook met een stuk hermeneutiek, dat ook los van het geheel, in latijnsche en duitsche vertaling, zijn weg nog vinden gaat.

Staat Marnix in dézen strijd alleen, in groote zelfverloochening voert hij, nu samen mét den Prins, in wezen denze 1 f den s trij d tegen de door doopersche invloeden misleide Calvinisten, die hun beider levensideaal verstooren gaan door verzet tegen hun godsdienstige tolerantie en francophiele politiek.

De Pacificatie van Gent brengt in 1576 de vereeniging van alle Nederlanden, niet den godsdienstvrede. Ze is tot stand kunnen komen, doordat Marnix door het ontcijferen van brieven den vijand geheime plannen ontfutseld heeft. Na een reeks anonyme pamfletten geschreven te hebben tegen het veld winnend defaitisme, opent hij nu een tweede serie, tegen Don Juans' beide idealen: instandhouding van het Katholicisme in de Nederlanden en herstel van het koninklijk gezag aldaar. En hier is niet de Prins, maar Marnix zelf de leidende figuur. Maar in de stad zelf, waar de Pacificatie tot stand is gekomen, groeit een campagne tegen de Bevrediging, wanneer die bij de op initiatief van Marnix gesloten' tweede Unie van' Brussel (eind '77) een duidelijke zwenking ten gunste van de Calvinisten heeft gekregen door het besluit, dat de aanhangers van den ouden en die van den nieuwen godsdienst elkander zullen beschermen. Onder aanvoering van Datheen gaan de Calvinisten, die sedert begin 1578 onbeperkt heersclien üa Gent, daar de uitoefening van den Roomschen eeredienst verhüideren en de Roomsche kerken plunderen. Echt doopersche minachting voor de liooge Overheid teekent het verzet. Met geweld worden andere Vlaamsche steden, o.a. leperen, calvinistisch, en van Gent afliankelijk gemaakt. De doopersche actie vreet voort. Uitbanning der Papisten en bero o ving-van-burgerrechten der „afgodendienaars" staan op het politiek program barer drijvers. Het gevolg is een sterke reactie van roomsche zijde in de Waalsche gewesten. Enkele leiders eener ultra-roomsche beweging stellen zich via trouw gebleven edelen in verbinding met Don Juan. Dat is het resiütaat van Dathijns ijver voor Christus' Rijk in de Nederlanden! Minstens vijfmaal gaat Marnix, tusschen het begin van het verzet en den zomer van 1580, naar Gent, onder meer met Oranjes' voorstel tot vrije uitoefening van beider godsdiensten, overal, waar honderd gezinnen er om vragen.

Tevergeefs. De tegenstellingen worden er te scherper door. Zoo wordt de politiek, die de Prins en Marnix in „christelijke vrijheid" voeren tegen een tyrannieke overheid belemmerd, door

wie hun het naast moeten staan. Eerst een speelbal van de Gentsche volksmenners, wordt Datheen tenslotte het slachtoffer van de bedriegerijen van den geestdrijver David Joris en diens „Wonderboeck". Te laat bekeert hij zich, onder tranen, om de eenmaal bloeiende Gereformeerde kerken in Vlaanderen en Brabant nog te redden. Het verlies der Nederlandsche gewesten in het Zuiden is mede een gevolg van zijn kerkelijke politiek, die naar eigen, te laat, inzicht den burgeroorlog voorstaat op grond van niet gezonde Schriftverklaring. — Want niet alleen inzake de godsdienstige tolerantie moet Marnix Datheen en zijn aanhangers bestrijden. Ook waar het gaat om zijn francophiele politiek. En het is weer dezelfde Doopersche lijn, die zich ür het verzet der predikanten aftéekent.

Echt christelijke vrijheid brengt Marnix tot het inzicht, dat een Staatkundig verbond met een Roomsch vorst niet af te keuren is, en dat, in geval een tj'ran wordt afgezet, er niet beslist een van Gereformeerde religie voor in de plaats behoeft te treden. Ook een Roomsch vorst is acceptabel als souverein, mits hij rehgievrijheid garandeert en de rechten en vrijheden van het volk handhaaft. Kan men zulk een soiiverein vinden^ dan moet die aangenomen worden: dit is de consequentie van het verzet.

De overweging, nu, dat geen andere staat zulk een geduchte macht tegenover Spanje kan stellen, als Frankrijk, doet hem niet uitsluitend, maar wel in de allereerste plaats aansluiting zoeken bij die Roomsche macht. Hij bewerkt het huwelijk van "Willem van Oranje met Charlotte do

Bourbon mede om die reden, en verliest er voor een goed deel zijn populariteit mee. Zijn ingespannen en volhardend streven om A n j o u souverein te maken, doet hem die geheel verliezen. Zelf stelt hij de ontwerp-overeenkomst op. Gelijke bescherming van Calvinisten en Roomschen is één der punten. Het wordt een lijdenshistorie, die tenslotte uitloopt op de Fransche furie (1583): Anjous' poging tot overrompeling van Antwerpen. De Calvinisten, die van den aanvang af, door mannen als Datheen geleid, deze politiek gedwarsboomd hebben, worden er schijnbaar door in het gelijk gesteld. Oranje, die zich' geen illusies heeft gemaakt, zet zijn politiek doelbewust voort. Marnix is er kapot van. Bij vi-iend en vijand verdacht, belasterd en gesmaad, laat hij uit moedeloosheid het publieke leven in den steek.

Hier ligt het begin van de tragedie van Antwerpen. Nog vóór het einde van datzelfde jaar, na een zeer acute ziekte, wordt hij door den Prins geroepen tot het eerste-burgemeesterschap dier stad. Maar de volksgunst is omgeslagen in vijandschap. Hij staat er aan het hoofd van een hem slecht gezinde, calvinistische, regeering en een moedelooze, verdeelde, burgerij. Na den dood van Anjou volhardt hij in zijn francophiele politiek, ook al staart hij zich daarop niet blind. Als de Prins door moord zijn volk ontvalt en Parma de stad bedreigt, roept hij in een pamflet de koningen en vorsten van Europa, en vooral de Duitsche, tegen Spanje in 't geweer. Maar alle hulp blijft uit. Vreezend, dat stad na stad zal vallen, begint hij onderhandelingen met Parma over een algeme en en vrede op voor wa arde van volledige vrij heid van godsdienst! En als gebrek aan voedsel dreigen gaat, geeft hij de stad tenslotte over, om de burgerij Ie sparen. Antwerpen, de eersteling der Reformatie! Verraden aan Parma, lastei'en de Antwerpsche calvinistische predikanten in de publieke preek, en in een officieele publicatie. De beschuldiging vindt gehoor. Men keert zich af van den \errader. Dit is het einde in verwarfing.

Het Zuiden is verloren, voor de Reformatie, èn voor een vrijen Staat van alle Nederlanden! De beschuldiging der predikanten werpt Marnix verl-e van zich. Hoor, hoe hij, een jaar voor dei catastrophe over het drijven der calvinisten oordeelt, ineen brief aan den historieschrijver van Meteren: ., De Ministers aldaar (de predikanten te Gent) hebben zich te vele met de Regeeringe willen moeyen, daer sy niet vele verstants van en hadden. Hier voren was 'tal papen uit, papen uit, wij vertrouwen op God; nu isser geen helpe voor- Jianden, even off God dood waere. Wij moeten vrede maecken met den vyant, dies koste, wat liet kosten kan. Zij hebben alle de andere in 'tpapenet gebracht ende nu zijn zij' de eerste die afvallen. So pleget te gaen met de gene, die een yver sonder wetenschap hebben ende haer selven in den s'trick brengen met Gott te versoecken ende liaere beroepinge te overtreden".

Het eind van deze politiek heeft hij met smart voorzien; het heeft hem machteloos gemaakt, temeer, waar hij alleen stond nu.

Geboycot en gelasterd trekt hij zich terug uit den politieken strijd en zoekt hij verpoozing in de genietingen van zijn kweektuin, zijn schilderijenverzameling (waarbij hij echte Dürers telt) en zijn uitgebreide boekerij. In 1589 schrijft hij de ontroerende „Trouwe Vermaninge" aan de kerken in het Zuiden „beyde die noch onder 'tcruyce sitten, ende die buyten 'slants geweken syn", . Een oproep tot trouw en verootmoediging over de volkszonden.

Maurits is hem trouw gebleven en zoo komt er eerherstel. In 1590 ontcijfert hij brieven van Philips II en waarschuwt hij Hendrik III en Elisabeth voor diens plannen. In 1594 wordt zijn rehabilitatie volledig, als de Staten-Generaal hem verzoeken den Bijbel opnieuw uit den grondtekst te vertalen: 'Het is zijn laatste dienst aan de Kerk. Hij werkt er aan tot zijn dood in 1598, maar helaas mag hij die niet voltooien. Genesis, de Psalmen, en eenige Lofzangen vormen de gezamenlijke oogst, die later de Statenvertaling van 1637 ten goede komt. Eep scherp linguist en fijn taaiproever zien we ook hier: we denken b.v. aan zijn vertaling van Jehovah: „Ik zal zijn. Die Ik zijn zal", door „de Selfwesighe".

'Marnix gaat heen, als op den drempel van de Gouden Eeuw, die de luisterrijke bekrooning zal zien van zijn politiek. Hij heeft Philips II dan overleefd, Maurits' zege begroet, en de Nederlanden, zij het niet alle, gezegend gezien met het Woord en een vaderlandsche Kerk, waarin hij hl ballingschap geloofd heeft en op de institueering waarvan hij steeds heeft aangedrongen.

Literatuuropgave: J. Wille — Marnix' Biëncorf (1919). A. A. van Schelven — Willem van Oranje (1933). A. A. van Schelven —• Marnix van St. Aldegonde (1939). W. A. P. Smit — Dichters der Reformatie in de 16e Eeuw

(1939). F. L. Rutgers — Calvijn's invloed op de Reformatie in de Nederlanden.

]• J. van Toorenenbergen •— Marnix van St. Aldegonde, Godsdienstige en Kerkelijke Geschriften. Tjalma —• Marnix van St. Aldegonde.

Alb. Elkan — Marnix van St. Aldegonde (art. in Nw. KI. Biogr. Wb.).

J. van Ham e.a. — Marnix van St. Aldegonde (Elkerlycboekje no. 1). J. C. H. de Pater — Marnix van St. Aldegonde (art. in „Neerlandia", Oct. 1937).

Th. Ruys — Petrus Dathenus. J. Postmus — Het Wilhelmus. P. N. van Eyck — Het Wilhelmus (in „Wilhelmus van Nassouwe", Gedenkboek 1933).

Dirc Coster — De Nederlandsche Poëzie in honderd verzen. Gerard Brom — Het Wilhelmus (in Nieuwe Taalgids 1932).

Rectificatie: In het eerste artikel van 2 Aug. j.l. zijn eenige zetfouten blijven staan.

In de 2e alinea, regel 3, staat: noemde; leesi: noemden.

En in het tweede art. van 9 Aug. j.l: in de eerste kolom, regel 19, slaat: verklaart; lees: verklaard; In de tweede kolom, regel 44, staat: den koning; lees: de koning.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1940

De Reformatie | 8 Pagina's