GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

mice frater, •

Wij zouden ons gesprek over de beteekenis van de annen der groote reformatie der zestiende eeuw oortzetten. Maar de zorg voor de Calvinistische jeugd' n haar organisaties noopt mij thans te wijzen op de umanistische poging heel de jeugdactie, nationaal en nternationaal, in den greep eener eenheid of eendracht e brengen, die naar mijn innige meening buitengeeen gevaarlijk is.

Het humanisme in onze dagen draagt een mystiek arakter. Wij worden sterk herinnerd aan de dooperche actie in de dagen van de reformatie der zestiene- eeuw. ..Zelfs Luther liet zich door het bekende oekje „Theologia Deutsch" op een dwaalspoor brenen. Calvijn en Marnix van St. Aldegonde hadden het irect door.

De mystieke beweging van die dagen was spirituaistisch, vol. van paganistische mystiek, die zich kleede in het gewaad der Schrift. De Satan kwam als engel

es lichts. Laat ons maar eens denken aan het feit, dat athenus onder de bekoring geraakte van dien bedrieer David Joris, en aan dat andere: hoe vele eenvouige vromen zich lieten pakken door de schijnbaar chriftuurlijke taal van Jacob Boehme. De man, die n de vorige eeuw door Dostojewsky weer gevolgd erd, in wiens romans duizenden een getuigenis voor den Christus meenden te vinden. Het Barthianisme is oor dezen Russischen schrijver sterk beïnvloed.

Wat bedoelen deze spiritualisten, als zij van God en hristus spreken? Niets anders dan een hoogere geesteijke functie van den mensch. •

Laat men maar eens lezen, hoe Boehme gewaagt an God als den „Urgrund" of oergrond aller dingen n hoe onze vrijzinnigen spreken over het „diepste in nze ziel".

Wie ooit met de humanisten van onze dagen wil edewerken moet beginnen hun de vraag te stellen: at bedoelt gij als gij den Naam Gods noemt?

Zij bedoelen feitelijk den mensch. Misschien zullen ij hier tegen opkomen, maar het is en blijft waar, ant de natuurlijke mensch kent zich zelve niet. Het s als een moderne schrijver, Schestow, die verheeriiker van Nietzsche, zegt: wij weten niet wat '--'i illen. En is Berdjajew, die spiritualist en symbolist • men denkt bij hem nu eens aan Origines en dan eer aan Boehme of zelfs Eckhardt, die door den ationaal-socialist Rosenberg als groote leeraar voor et Duitsche volk werd aangeprezen — niet een veelezocht schrijver in humansitischen kring?

Wij kunnen waarlijk niet te voorzichtig zijn, vooral iet als de mystiek weer een groote rol gaat spelen.

Het humanisme^ blaast thans weer hoog van den oren. Het spreel£t van Christendom, maar stelt zich elf als gelijkwaardig daarnevens. Het roept van democratie" en meermalen is dat niets anders dan ocialisme of communisme.

Het doet nu ook een greep naar de jeugd. Alles met este bedoelingen, o, zeker, maar niettemin algeheel fdwalend van den Drieëenigen God en van Zijn oord.

Er is een jeugdgemeenschap, een samenwerking van llerlei jeugdorganisaties over heel de wereld in ording. Wereldcongressen zijn gehouden in Zwitserand en in Denemarken op het laatstgenoemde conres ^ing het dan voornamelijk over de jeugdherberen, want de jeugd van den nieuwen tijd zal "trekken", eel de wereld door, ver van ouders en geestelijke eiders, samenwonend met jeugd van allerlei geesteijke pluimage. En dat in den gevaarliik=: ten leeftiid.

In Londen is een „World Youth Conference" — een ereldieugdcongres — gehouden in de maand Septemer. Daar waren afgevaardigden uit 63 landen tegenoordig, mannen en vrouwen, die zeiden de jeugd uit un landen te vertegenwoordigen. Een revolutionair ient zich, naar men weet, direct aan als de verte.genoordiger van zijn volk. Zulke comedie heben wij al zoo vaak beleefd. Ik denk aan de dagen an den oorlog tusschen Japan en Rusland, toen in russel een socialistische conferentie werd gehouden, aar een Rus aanwezig was en een Japanner. En die eide quibussen vielen elkander toen in de armen en eel het congres jubelde over de verzoening van beide assen.

Men is heel gauw klaar met zulke vertooning. En et congres in Londen was een vertooning van dien ard. Churchill begreep het wel en hij wilde al die: fgevaardigden die op kosten van hun regeeringen eisden, liever niet in Londen zien, maar toen de

oppervlakkige Atlee aan het bewind kwam, was het pad vrij.

Ook uit ons land was een delegatie aanwezig. Ook al van overheidswege gezonden.

Welnu — het meerendeel van de congresleden waren brutale communisten uit Rusland en van den Balkan, en uit het Oosten en uit Zuid-Amerika. Sir Strafford Crips, van wiens hand ik ook reeds een artikeltje zag opgenomen in het Gereformeerd Jongelinêsblad, hield er een rede. President Truman en Lord Halifax gaven hun zegen. En vele staatslieden meer. Maar de Russen hadden de leiding. En heel het geval was gewijd aan de communistische propaganda tegen het fascisme — den tweelingbroeder van het communisme.

Het werd onze Nederlandsche delegatie te grof, maar haar stem werd door de ontzettende democratie gesmoord.

Wat moet er nu van zulk een wereldjeugdgemeenschap worden? Een organisatie van uit Moskou geleid

De poging om een jeugdgemeenschap te vormen wordt ook in ons land gewaagd: de Nederlandsche jeugdgemeenschap. Zeker niet communistisch — maar de A.J.C, trad wel toe — en het insigne N.J.G. wordt met een oranje cirkel omgeven.

met een oranje cirkel omgeven. He< orgaan is „De Vrije Vaart" en ik heb met verwondering de optfmistische taal gelezen, die het nu of nooit tot inhoud heeft.

Eens vóór den vorigen wereldoorlog hadden de humanisten een groot woord. Zij zouden den vrede op aarde brengen. Toen de oorlog er was, zwegen die stemmen een oogenblik. Zelfs werd er smadelijk van de „cultuur" gesproken, maar nauwelijks was die gruwelijke krijg voorbij, of de grootspraak van den natuurlijken mensch werd hervat. Men .moest de humanisten eens beluisteren op de congressen van den Franschen bond van „de rechten van den mensch"; op congressen voor den vrede hier te lande, en vooral in Geneve toen de Volkenbond in elkander was gezet. Nu, zoo riep daar iemand, nu bouwen wij den toren van Babel en h^t zal ons gelukken.

Na dien hebben wij geen rust gekend in Europa en God de Heere zond opnieuw zijn oordeelen over de aarde. Een veel gruwelijker oorlog brak uit, eindigende met de atoombom.

Zou er nu verootmoediging zijn? Er is geen sprake van. Nimmer blies men hooger van den toren dan thans. In een eenheids-, of wil men die niet, in een eendrachtsbeweging, waarbij alle groepen vrij hun beginselen zullen behouden, waar er verdraagzaamheid zal zijn, zooals de wereld dit nooit heeft gezien, maar waarin men toch met elkander enkele beginselen zal moeten aanvaarden.

Ik neem nu de stichtingsacte „Nederlandsche jeugdgemeenschap" voor mij. Wat is het doel? Voor haar deel mede te werken aan de nauw samenhangende lichamelijke, zedelijke en geestelijke opvoeding van de jeugd van het Nederlandsche volk. Het is klaar en duidelijk: de antithese is hier weg. En de middelen? Arbeid verrichten in gehoorzaamheid aan waarden van hooger orde: waarheid, gerechtigheid en naastenliefde, zooals deze in de geschiedenis van ons volk gegroeid zijn uit het Christendom en — let op dat en —, die in de eerbiediging van den medemensch haar hoogste uitingen vinden. Daar heeft men de gelijkstelling van Christendom en humanisme.

Als ik het goed > begrijp is deze stichtingsacte ook onderteekend door het bestuur van den Bond van J.V. op Gereformeerden grondslag en deze daad vindt bigde verdediging in het Gereformeerd Jongelingsblad.

Wij zullen dus ook hier het feit moeten constateeren, dat Gereformeerde mannen meedoen, om broeders, die de afwijking van de Schrift, de belijdenis en de kerkenorde niet kunnen aanvaarden, uit te stooten uit hun gemeenschap, maar dat zij wel kunnen samenwerken met roomschen en vrijzinnigen en socialisten. Dat is een der vruchten van het werk der Gereformeerde synoden.

De bond blijft zeker zelfstandig, regeerend haar eigen werk en' orgaan, maar, dus zeide dr de Koning, de vrijzinnige hoofdman in deze Nederlandsche gemeenschap: „wij hopen in alle jeugdorganen geregeld een hoekje te kunnen vullen met nieuws uit de N.J.G.werkgemeenschap".

En de heer Kuiper schrijft in het Gereformeerd Jongelingsblad: het N.J.G., waarin wij zelf ook zitting hebben, kan op zich nemen verzorging van jierreinen voor kampeeren. In de N.J.G. zullen met onze mede werking leiders daartoe worden gevormd.

Er is trouwens een cursus vart opvoeding van leiders in wording en in het curatorium zit Prof. Waterink naast dr Banning.

Voorts, zegt de heer Kuiper, kunnen wij door de N.J.G. met andere jeugdorganisaties komen tot een gemeenschappelijke feestviering op nationale en plaatselijke feestdagen. Nationale nood kan gemeenschappelijk worden gelenjgd en samen kunnen wij volkszang beoefenen, genieten van een goed jeugdconcert, of, van een instructieve cultureele film.

Aanraking te over, zooals men ziet. Onze Gereformeerde jeugd zoo te midden van een humanistische wereld. En dat in onzen tijd.

Moet dit ons nu waarlijk niej; met zorg vervullen' Ik kan mij niet voorstellen dat de bond straks op zii-algemeene vergadering deze aansluiting, die voorloopip heet, zal aanvaarden. Wij mogen in elk geval, ook al staan wij er thans buiten en trachten het oude bondswerk op den ouden grondslag in een organisatie van de jeugd der vrijgemaakte kerk voort te zetten, ernstig waarschuwen.

Als ik de mannen der N.J.G. hoor, dan is het net. alsof prof. Schermerhorn aan het woord is voor zijn politieke Nederlandsche volksbeweging. De Antirevolutionaire partij zal daaraan gelukkig niet meedoen Maar kan de Gereformeerde jeugdbeweging dan wel in soortgelijke actie met gelijken geestelijken grondslag zich gaan bewegen? Ik begrijp dat niet. Laat ik op één zinsnede uit de openingsrede van dr de Koninp wijzen. Onze mannen hebben die rede toch ook gehoord. Welnu, .hij zegt: „er is zooveel te doen voor dit groote: de jeugd van nu in deze geschonden we­ reld te helpen leven als volgroeide, sterke menschen, met een vertrouwen dat het vervloekte en levensgevaarlijke nihilisme weerstaan kan, dat de aantasting door de demoniën van macht en geweld te sterk is, dat de weg weet door het labyrinth van al die, f actoren welke tot onmenschelijkheid, onvolgroeid ménschelijk leven drijven. En er is nog niemand en nog minder eenige jeugdorganisatie, die op dit reusachtig probleem een goed en voor dezen tqd genezend antwoord gegeven heeft". (Ik druk met vette letter).

Wat blief? Is daar niet het Woord van onzen God, en de prediking van de getrouwe Kerk van Christus de eeuwen door? Is daar niet onze Heere Jezus Christus zelf. Die zit ter rechterhand Gods, de Heere der heeren en de Koning der koningen. Die het antwoord heeft gegeven in zijn lijden en sterven en opstanding en hemelvaart?

Niemand, zegt de humanist; maar nu zal ik het probeeren. Nu of nooit.

En in het „Gereformeerde Jongelingsblad" wordt tenslotte het slotwoord van dr de Konings rede met instemming geciteerd: „de Nederlandsche jeugdgemeenschap staat voor het moment, dat zij van stapel zal loopen. Moge haar vaart bij de gratie Gods een zegen voor ons volk worden". Dacht men nu waarlijk, dat in zulke gemeenschap een zegen ligt of liggen kan? -Een zegen, nu feitelijk uit al deze, eendrachtsacties niets anders spreekt dan verharding des harten? God komt met Zijn oordeelen, de menschen raken in diep lijden — maar zij bekeeren zich niet.

Wij moeten hier waarlijk niet uit de hoogte spreken, want ons aller hart is van nature geneigd in zulke verharding te vervallen. Maar als ons getuigenis verstomt, wat wordt er dan van de wereld? En nu weet ik wel, dat mijn vriend Kuiper, van wien ik houd, dat weet hij wel, van harte meent, dat getuigenis te kunnen geven in die gemeenschap, en zoo goed kan doen. Dat is zijn hartelijke begeerte. Maar — hij moet beginnen met zich door den humanistischen brijberg heen te eten, vóór hij in het land komt, dat voor hem zeker geen luilekkerland zal zijn, maar, naar zijn bedoeling, een hard werkend land — en die humanistische brij moeten wij niet lusten. Ganschelijk niet. Ik bid van onzen God dat wij allen waakzaam mogen zijn en blijven.

Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's