GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater,

De vraag wordt wel eens opgeworpen: zou, als de binding van een bepaalde opvatting omtrent verbond en doop-werd opgeheven, de weg tot hereeniging, wat nu gescheurd werd, niet weer openstaan?

Zou dan niet kunnen terugkeeren de toestand voor dien tijd, toen wij, ondanks verschil van meening nog rustig samenleefden?

Ik meen van neen. Althans wat de tweede vraag be-< treft.

De weg tot hereeniging werd wel weer vrij, doch onder deze voorwaarde, dat daarop geen staketselen werden gezet, die een dege bespreking der gerezen verschillen zouden kunnen beletten.

Ik ontving een belangrijk gesöhrift, ter kennismaking en beoordeeling, uitgegeven door het perscomité der geref. kerk, art. 31 K.O. te Enschedé. Dit doet haast aan als een pleonasme, maar wij werden daar al aan gewoon. Het werkje, het telt 87 flinke bladzijden, is geschreven door den heer Oldenhof, een man uit den handel, een trouwe voorvechter voor het zuiver en gehoorzaam bewaren der gereformeerde belijdenis.

Hij behandelt in zijn boek het onder ons nu levend dogmatisch conflict.

En ds Vogel, die een woord vooraf ten beste gaf, merkt daarin op, dat de schrijver duidelijk doet zien; hoe dit conflict de kern raakt van het Gereformeerd belijden.

Zoo is het ook, en als dit waar is, dan zouden wij zeer ongehoorzaam en onvoorzichtig zijn om over deze dingen te zwijgen terwille van een eenheid, die. dan tegen het Woord óods zoude zijn en onze kerken en ons volk groote schade zoude berokkenen.

Verschil in beèchouwing omtrent een en ander zal er ook onder ons altijd wel blijven, zoolang ten minste de dingen ~van de hoogste orde ons niet onverschillig worden. Hier in ons gewest wordt menigmaal gezegd door menschen, die over het conflict niet durven nadenken, omdat zij him rust en het slaappilletje, dat hxm dcaniné hen gedurig doet slikken, te lief hebben: ik wil er niet van hooren.

Dat is heel, heel erg. Want het gaat toch om de gei hoorzaamheid aan Woord en BeUjdenis.

Zoolang er belangstelling daarvoor is en studie, onder de theologen, en onder ons allen, zoolang zal er ook gestreden worden over allerlei opvattingen. Dat kan, gezien ons begrensde kennen en onze neiging om telkens weer af te dwalen van den juisten weg, niet anders. Wij moeten op elkander heel nauwkeurig blijven toezien. De SchriftuurUjke liefde is niet blind, maslr maakt zeer scherp ziende. En zij kan hard zijn üi het oordeel en in den strijd. Omdat zij behouden wil, behouden voor zich zelf en voor de broeders en

zusters, Wü moeten elkander nooit in deze dingen ontzien. Het doet er niet toe met wien wij te doen hebben. Pak vooral de zgn. hoogstaande mannen, da ^jn zij, die zich stelten hebben aangepast, maar flink aan. Wfl hebben er thans zooveel van dat soort die den beganen grond niet meer kennen.

Als ik er eens één een hartig woordje toevoegde hoorde ik zeggen: en dat tegen zoo'n hoogstEtand man., . En de [hoogstaande knerst dan de tanden.

Het is wat fraais. Als dat gewoonte werd in christelijken kring waren wij verloren. En het gevaar dreigt. Nog onlangs schreef de redactie van een christelijk schoolblad in antwoord op scl^erpe maar juiste critiek, dat zij toch gelijk had, want dit was haar verzekerd door een bekenden veteraar-een zeer hoogstaand man.

Ik dacht: seniele aftakering misschien?

Het gaat er om, of wij arme, vaak verblinde schepselen, als wij in eigen kracht staan, bewaard blijven yoor dwaasheden en afval. Daarvoor mag ook de meest geleerde en begajafde, en juist hij, wel bidden eiken dag. Trouwens — mijn ervaring was, dat die meest begaafde steeds weer de meest eenvoudige, klein van zich zelf denkend© mensch was. Halve geleerdheid en verwaandheid z\jn bloedeigen zusters.

Vrijheid van spreken, altijd met de oprechte belijdenis van zioh volledig te onderwerpen aan het , Woord Gods, als zijn eisch wordt gesteld, en vrijheid van schrijven moet in onze gereformeerde kerken beiwaard blijven als een kostbaar pand. Zij is een bewijs yan eenvoud en kleinheid. Van behoefte aan zelfonderzoek, waartoe een ander ons geducht kan helpen, ook al trapt hij ons eens op.onze verwaande lange teenen. , Wij worden gemeenlijk nooit boozer, dan wanneer vrtj gevoelen: daar gaat onze geliefkoosde stelling. Dan komt de zelfhandhaving op. Dan komt onze hoogstaande persoon in het geding. En dan is het mis. Natuurlijk moet het onderhoud een broederlijk karakter dragen. Maar er zij géén misverstand omtrent dit begrip. Zij beteekent geen lieve capsule rondom een gemeenigheid, zooals v/ij dat thans meer dan eens zien, met een vroom gebaar er nog bij. Dat is walgelijk. Broederlijkheid wil allereerst zeggen, dat wij elkander . eerlijk en trouw bejegenen en zeggen, waarop het staat. Zij kan verplichten tot hardheid en tot een scherp woord, al mag men die scherpte niet om haar zelve begeeren.

Welnu, de eenige weg tot behoud van ons gereformeerde leven hier in ons goede land, waar wij omringd worden doo* ©en geest der dwaling, die geraffineerder is dan ooit te voren, is, dat zeker die valsche binding wordt opgeheven, maar dat dan daarna, die van elkander gingen een ernstig onderzoek der aan de orde gestelde dingen aanvangen en voortzetten tot volkomen helderheid naar de Schrift is verkregen.

En zulk onderzoek moet zeer gped worden voorbereid. Daarom heeft onze synode terecht gezegd; een schriftelijke voorbereiding tot uiteenzetting van elkan-, flers standpunten is noodig. Natuurlijk.

Een goede discussie is alleen mogelijk, als men het onderling omtrent den grondslag der besprekingen eens is.

Dat is men onder de groote staatslieden van dezen tijd nooit en daarom vlotten de onderhandelingen ook [liet.

Maar het is thans zoo ver gekomen dat de gebonden sn vrijgemaakte kerken het omtrent de fundamenteele dingen ook niet meer eens zijn. De goede grondslag voor een gesprek, dat men dan wel wil, voor een mondeling onderhoud, ontbreekt. Ook in de pers praten wij gemeenlijk langs elkander heen. Het is mij raak geweest in vergaderingen, waar de strijd werd gevoerd, alsof het oordeel bij Babels'toren over ons ivas gekomen. Ik dacht meer dan eens aan het bekende woord uit den Faust: mir wird von alledem so dumm, lis ging mir ein Mühlrad im Kopf herum.

Als dus de synodocratische synode' zulk een goede voorbereiding voor een behandeling der meeningsver-Bohillen niet wil, dan blijkt dat zij vrees heeft. Zij is aang voor zich zelf. Trouwens, dat blijkt uit al de hanielingen aan dien kant. Men durft de waarheid om-; rent het gebeurde niet meer onder de oogen te zien.

Daar zijn predikanten, die hun gemeenten wijsmaken, iat de binding is opgeheven; zelfs dat de vrijgemaak-«n de veronderstelde wedergeboorte leeren, dat de synode daartegen opkomt enz. Men gelooft soms zijn joren en oogen niet.

Waarom zou men een deugdelijk onderzoek niet be-Seeren? De waarheid maakt ons vrij. Wie staat in het vaarachtig geloof, dat alleen zioh wenseht te buigen roor de argumentatie, die wortelt in gehoorzaamheid lan het Woord Gods, die durft alle onderzoek aan, • )mdat hij bereid is eigen verkeerd inzicht altijd op te seven voor beter en juister. Dat is de eenvoud des jeloofs.

En wie dus inzake deze dingen van de allereerste )rde een degelijk onderzoek, goed schrifteUjk voorbereid, niet aandurft maar liever wat wil gaan „praten", iie bewijst dat hij zijn zaak niet meer vertrouwt, en lis hij dan zich nog niet wil bekeéren dan is het'wel leel erg met hem gesteld.

Ik vertelde zoo, dat ds Vogel de opmerking maak*-> mtrent het werkje van den heer Oldenhof: het gaat 'hans om fundamenteele dingen en dat doet de schrijrer ons zien. Ik ben het daar volkomen mee eens.

De schrijver is, naar ds Vogel zegt, geen man van rtudie, althans niet in den gewonea on van het woord.

Naar mijn ervaring is die gewone zin deze, dat er gestudeerd wordt alleen aan universiteit en hoogesohool door wie het groot voorrecht heeft gehad daar te zijn geweest.

Een zich zelf nog al voelend universitair man vroeg mij eens: en waar hebt U gestudeerd? Ik antwoordde: , ik heb niet gestudeerd, alleen maar wat „geleerd". O, dus zeide hij, U is niet aan een universiteit geweest. Helaas neen, zei ik, en daarom zal ik er nooit, zooals sommigen doen, op afgeven.

Maar — dat neemt niet weg, dat studeeren en studeeren twee blijft. Jaren geleden werd my verteld van een millionairszoontje in ons gewest, dat reeds een vijftal jaren aan de Groningsche universiteit had doorgebracht, en niet heel erg opschoot.

In het zesde jaar verdubbelden de kosten. De vader schreef zijn zoontje, hoe dit toch zat. Het antwoord was: dat spreekt van zelf, want ik ben nu o o k n o g gaan stu< ieeren.

De vader had eenige moeite deze argumentatie te aanvaarden.

Het is dus mogelijk dat ook een hoogeschool of universiteit niet helpt. Maar dat is uitzondering. En daar kan geen zijn, die meer waarde hecht aan universitaire studie dan ons vrijgemaakte volkje. Wie zich daarvan vril overtuigen denke maar eens aan den heerlijken schooldag voor onze theologische hoogeschool, den vorigen zomer. Wat denk ik daaraan nog steeds met groot genoegen. Het was een van de mooiste dagen in heel mijn leven.

Echter, wie zou zich niet verblijden, als uit den kring van ons gewone menschen een studie het licht ziet, zooals dit werkje van den heer Oldenhof ?

Ds Vogel prijst het van harte aan en hij heeft gehjk.

De schrijver argumenteert zeer scherp en het ligt voor de hand, dat lang niet allen, die nog in de gebonden kerken bleven hangen, de uiterste consequenties uit de dwaling der gebonden kerken, zooals br. Oldenhof die teekent, aanvaarden. Wij zijn voor de consequenties van een dwaling gemeenlijk blind. Maar dan is bet goed, dat meii die ons eens doet zien. Dat is eisch van waarheid en liefde. Ik hoop dus, dat dit werkje vele lezers vinden zal, vooral onder hen, die voor de juiste consequentie van hun overtuiging nog terugdeinsden en dus bleven waar ze niet behooren. Want dat getal is in werkelijkheid groot. En daarom moeten wij allen getuigen en mag het onze wensch wel zijn: och, of alle vrijgemaakten profeten waren.

Met hartelijke groeten en heilbede,

uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's