GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

WAT WIL KEES BOEKE?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAT WIL KEES BOEKE?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Eén der meest vooraanstaande figfuren in de Nederlandsche Onderwijswereld is wel de heer Kees Boeke, voorzitter van den Vernieuwingsraad, een lichaam dat gesticht werd door de Werkgemeenschap voor vernieuwing van onderwijs en opvoeding. Hij is een man, met een zeer bewogen levensloop.

Rombouts vertelt in zijn Historische Paedagogiek, dat Kees Boeke in 1884 te Alkmaar geboren werd. Hij studeerde in Delft, ging als ingenieur naar Engeland, sloot zich aan bij de Quakers, werd hun zendeling in Syrië, keerde met zijn gezin naar Engeland terug, toen de eerste Wereldoorlog uitbrak, trad op als onderwijzer en studeerde tevens paedagogiek aan de Universiteit, raakte door zijn pacifisme voor zes maanden in de gevangenis, werd vervolgens' verbannen en kwam tenslotte weer in Nederland terecht. Ook hier trad hij openlijk op als antimilitairist, ijverde voor dienstweigering, weigerde belasting te betalen en was voortdurend in conflict met de gestelde machten.

Hij begon zijn paedagogisch .bedrijf hier te lande toen hij op 6 Januari 1926 met zijn oudste vier kinderen begon te werken in een kamer van een particulier huis, dat daartoe door vrienden welwillend was afgestaan. Na II/2 jaar waren er 11 kinderen. Dat er groei zit in zijn school, die hij werkplaats noemde, blijkt wel hieruit, dat het aantal werkers (zoo worden de leerlingen genoemd) in Jan. '46 230 bedroeg.

De invloed van ir. Boeke groeit met zijn school en het lijkt me van belang na te gaan wat Boeke nastreeft. Ik raadpleeg daartoe zijn „Kindergemeen-.schap", dat in 1934 uitkwam, „Vernieuwde leiding voor het schoolkind" en „Redelijke ordening van de Menschengemeenschap". De laatste twee werkjes verschenen na den tweeden, wereldoorlog.

Als wij willen onderzoeken wat Boeke nastreeft en hoe hij het beoogde doel tracht te bereiken, zullen we achtereenvolgens-moeten letten:

a. op zijn levensbeschouwing; b. op het doel, dat hij beoogt; c. op de verwerkelijking zijner ideeën; ~^^d. zijn levens-en wereldbeschouwing.

De eerste vraag, die hier naar voren komt is deze: „Hoe denkt Kees Boeke over God? "

Immers, het: „zeg mij, hoe uw Godsbegrip is en ik zal u zeggen, wie gij zijt", is nog altijd een waar woord. , Welnu, hierover laat Kees Boeke ons niet in het onzekere. Hij komt er open en eerlijk voor uit, dat hij niet in-een persoonlijk God gelooft. Hoe verschrikkelijk dit op zichzelf ook is, gezegd moet worden, dat hij geen schuilevinkje speelt.

Hij zegt: „Als men beweert, dat er een God is, een Schepper van hemel en aarde en die Gfod is het, dien wij allen hebben leeren kennen, maakt men een groote denkfout, een rampzalige stap in het denken der menschen". Bóeke wil niets weten van een God, „die zich op «en bepaalde plaats als een wolkkolom of in een onweer openbaart, ook niet van eèn God, die een speciale God van een bepaald volk is, evenmin van een God, die de speciale God \^n een bepaald geestelijk volk is".

Wel bestaat er volgens hem zoo iets als het Hoogere, dat in ieder mensch een bepaalde verschijningsvorm aanneemt. Hij spreekt dan ook liever van de , , ESgengod" en verstaat daaronder datgene, dat het voor ieder-persoon-eigene is.

De consequentie hiervan is natuurlijk, dat Boeke niet gelooft aan een objectief bestaande norm voor goed en kwaad.

In zijn Vernieuwde leiding voor het schoolkind zegt hij: „In het bijzonder in een tijd, waar het „normaal" is geworden — zij het tijdelijk — om de eeuwenlang erkende moreele eischen opzij te zetten, moeten wij de vaste richtingwijzer weer vinden. Velen zeggen, dat de Bijbel voor hen deze rol vervult. In het Oude Testament wordt inderdaad als duidelijk richtsnoer voor het menschelijke handelen'de „Wet des Heeren" gegeven, maar van de tien geboden zijn er gedurende de oorlogsjai'en door velen eenige als tijdelijk onhoudbaar eenvoudig opzij gezet: als de omstandigheden onder de Duitsche bezetting en het verzet tegen den vijand eischten, dat op den Sabbath wèl gewerkt werd, dat gelogen, gestolen, ja gedood werd, dan moest dat gebeuren. In hfet Nieuwe Testament wordt duidelijk de liefde tot den medemensch als de groote universeele wet gesteld (spatiëering van mij, K. v. H.) en door Jezus wordt zelfs uitdrukkelijk 'verklaard, dat die liefde zich niet tot de vrienden moet beperken, maar ook aan den vijand gegeven moet worden, dat kwaad met goed moet worden vergolden.

Dit zoo duidelijke bevel bleek onder de gegeven omstandigheden .geheel en al onpractisch en werd dan ook"volkomen genegeerd, of verworpen".

En verder: „We moeten een fundament hebben, dat niet op een critiek moment kan gaan wankelen.

Als zoodanig is volgens mijn overtuiging het eenige, wat ons op den duur leiden kan, het inwendige of innerlijke licht d'at als e è%-G o d d e 1 ij k e Openbaring schijnt in het menschenh a r t; (spatiëering van mij, K. v. H.) of, gezegd met de andere vaak gebezigde beeldspraak, de inner-- lijke stem, die zacht spreekt in ons hart, en die wij allen kunnen hooren als wij heel stil zijn. Het is de subjectieve uiting van den „Heiligen Geest", „Den Trooster", die „de wereld zal overtuigen van zonde, van gerechtigheid en van oordeel". Maar wij moeten inderdaad héél stil zijn, willen wij die Stem hooren. Wij moeten zeer gespannen schouwen, willen wij het wenken van dat Licht blijven zien, zoodat wij het volgen kunnen.

Als ieder mensch dat innerlijke licht nu maar eerbiedigt en met vollen ernst zijn Eigengod gehoorzaamt, als ieder naar de-mate van het licht, dat hij heeft, 'luistert naar het hoogste dat in hem is, dan zal het resultaat zijn, dat wat voor den één op een bepaald moment zonde is, dit voor een ander niet of nóg niet zal zijn.

Maar het noodzakelijk gevolg daarvan zal dan ook moeten zijn, dat er de ware verdraagzaamheid komt. Immers, als een ander doet wat afwijkt van wat we zelf zouden doen, vertrouwen we toch, dat dit voor dien ander „goed" kan zijn en rustig wachten "we af, daar we een onwrikbaar geloof hebben, dat naarmate wij allen groeien, wij meer en meer éénzelfde besfef van goed en kwaad zullen krijgen. Als ieder maar overtuigd is van het relatieve van eigen inzicht, dan zal hij willen meehelpen naar het zoeken van een ssmthese, een verzoenende oplossing, die allen bevredigt".

Dat is duidelijke taal. Omdat Boeke God niet erkent, gaat ook zijn menschbesehouwing absoluut fout. De onttrooning van God houdt altijd in de erkenning van den mensch als autonoom, die zelf uitmaakt wat goed is en kwaad. Boeke is een rasechte humanist.

Volgens het humanisme is ieder mensch drager van het algemeen menschelijke, drager van de door het humanisme ontdekte en erkende menschheidswaarden, drager van de Wereld-Rede. Daarom moet ook de menschelijke persoonlijkheid bewonderd en geëerbiedigd worden. Die eerbied voor de menschelijke persoonlijkheid komt' neer op de vergoddelijking van den mensch. Wie den mensch autonomie toeschrijft, schrijft hem toe wat God alléén toekomt.

Kees Boeke is aanhanger van het Neo-Christendom, zooals hij het noemt en dat hij Eildus omschrijft:

„Het Neo-Christendom erkent de Kosmische Wijsheid, doch geen „(ïod", geen „Kerk", geen dogma, dus ook geen professie, geen liturgie of ritueel, geen Wet, geen hemel en geen hel, geen „verlossing-doorhet-Bloed", geen Bijbel als onfeilbaar „Woord Gods".

Hij is dus een prediker van een „Christendom zonder den Christus", hoe dierbaar hij overigens over den" Christus spreekt. Hij meent in zijn verdwazing de bedoeling van Jezus eerst recht te hebben begrepen. „Niets", zegt hij, „is hooger dan ^e Liefde, die zich geeft, die desnoods onrecht draagt en zegent wie vervloekt. Dat heeft Jezus begrepen en beleefd. Tot Hem voelen de kinderen zich als vanzelf aangetrokken en daarom zei Jezus ook: „Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert hen niet, want derzulken is het hemelsche rijk".

Hoe wordt de Schrift hier misbruikt!

Merkwaardig toch, dat menschen, die de leer van Christus afwijzen, toch Zijn naam aimexeeren voor - hun opvattingen.

Maar daardoor worden ze juist'des te gevaarlijker! De gaarheid is, dat Boeke geen prediker is van een nwbw Christendom, maar van een nieuw heidendom.

Hij meent de wijsheid, de ware levenskunst te hebben gevonden, maar weet niet, dat niemand wijsheid zal vergaren, die weigert te putten uit de bron van Wijsheid, d.i. Gods Woord.

De parel, die Boeke meent te hebben gevonden, is niet echt, maar door en door valsch.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 oktober 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

WAT WIL KEES BOEKE?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 oktober 1947

De Reformatie | 8 Pagina's