GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Mijn conclusie was, dat men aan beide zijden van de scheur, in het gereformeerd kerkelijk leven getrokken, van overtuiging moet zijn, dat men den weg der Reformatie in gehoorzaamheid aan den Koning der kerk bewandelt. Dat is het, als wij spreken van goede trouw.

Zulke Reformatie in de kerk moet haar gevolgen hebben voor gansch het, leven. Wij moeten haar doorwerking in elk geval niSt willen keeren; het zou zijn, alsof wij bang waren voor de vruchten onzer gehoorzaamheid, voor den zegen, dien de Heere belooft, als wij getrouw zijn.

Maar nu is dit" het merkwaardige, dat wij wel bang voor die doorwerking zijn, voor die gezegende vrucht, voor dat gevolg eener algeheele gehoorzaamheid, dat wij behoorden te vragen, hoeveel dit ons ook mocht kosten. Wij moeten tot het zwaarste offer bereid zijn. Want Reformatie beteekent zeker pijn voor veel wat ons zoo aan ons aardsche leven binden kan.

Nu kunnen wij dan op tweeërlei wijze gaan leven. Wij kxmnen zeggen: val mij nu, als het u belieft, niet lastig met al die consequenties, stoor mij niet te zeer in mijn rust. Moet dan alles stuk? Dat kan ik niet verwerken. Ik heb tegen uw woord geen tegenwoord, maar ik wil er nu eenmaal niet aan. Uit.

Wie zoo spreekt is daar natuurlijk nimmer rustig bij. Wij kennen veel van die dingen in ons leven. Wij leven er dan, zoo zeggen wij „over heen". Wij verdringen — om eens een modern woord te gebruiken — gedachten, die oüs niet loslaten. Ons geweten kan daar niet ongeschaad bij blijven!

Maar dan is er een andere weg. Wij gaan in ons doen ons zelf handhaven, maar verkleinen de beteekenis van onze daad.

En dat zien wij nu in zeer sterke mate bij de mannen der schorsende en afzettende synoden, classes en kerkeraden.

Vooreerst werden de besluiten, op grond waarvan de schorsingen plaats hadden, telkens in haar werkelijke beteekenis aangerand.

Men zei eerst: hier zijn die besluiten, die de Heere ons gebiedt te nemen. Zoo sprak de Heere en zoo belijden wij.

Maar toen daaromtrent allerwege groote ongerustheid ontstond, verklaarde men: toch zegt de Heere het wat anders, en nu in zestien punten. En toen dat nog niet hielp: zoo zegt de Heere het wel, ^och nu in revisie.

En dan volgde: er is veel veranderd, lieve broeders die bezwaard zijt; o veel. Is het zóó dan niet goed? Veranderd in het belijden, maar toch ook weer niet, en in elk geval geen verandering in onze tucht. De personen bleven heel, het doen werd wat verzoet.

En toen dat nog niet voldoende hielp, en men eigen schuld niet wilde erkennen, werd de tucht aangetast.

Dit kon vooral ook dienen om de gevolgen voor allerlei levensverband te keeren. Men kwam tot de vrijgemaakten en zei: lieve broeders, laat ons praten.

En als die lieve broeders zeiden: maar uw tucht, die toch beteekent: uitsluiting uit het Koninkrijk der hemelen, dan antwoordde men: kom kom, zoo erg is dat niet. Het was alleen maar een maatregel van orde. Een woord, dat nu ook door de leiding van de antirevolutionnaire partij wordt overgenomen. Wij moeten de orde bewaren. Het klinkt een beetje Düitsch: „Ordnung musz sein". D.w.z. onze orde, die wel eens wat anders is dan de orde des Heeren.

Nu denken wij toch aan het woord des Heeren: ndien het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Matth. 5 : 13.

O, zegrt men dan: dat weten w ij wel. Bij ons doen wij dat met suiker.

Maar wie nu de reformatie lief heeft, wijl zij is gehoorzaamheid, die moet zich afvragen: mag ik aan dat bagatelliseeren van de tucht meedoen? De tucht, die toch een der grondslagen van alle Reformatie is? Wij mogen dat niet doen om des Heeren wil, om der wille van de kerk des Heeren, want wie zoo de beteekenis der tucht ondermijnt, ondermijjit de kerk des Heeren. En, deze vraag volgt onmiddellijk, 'zooals zij terecht gesteld is in ons blad: mogen^wij dit doen, als wij waarlijk barmhartig willen zijn en vergevend en broederlijk? Mogen wij onzen ^laaste op dien verkeerden weg volgen?

Wij danken voor onze vrijmaking, maar zijn wij dan wel waarlijk vrij? Moeten wij niet, om onzes levens wil, zuivere ernst maken met de tucht? Aan weerszijden.'van de scheur?

Zijn wij begonnen met den Geest en eindigen wij met het vleesch ? Galaten 3 : 3.

Maar dan zegt men ook: ik ben toch niet verantwoordelijk voor de consequentie, die mijn naaste trekt uit zijn doen? Natuurlijk ben ik daar wel verantwoordelijk voor, als ik die consequentie voor hem en mij zelf aanvaard.

Als iemand mij besteelt, dan kan ik hem dat ver­ geven, als hij zegt: ik s4eed verkeerd. Maar als hij tot mij komt en zegt: och, diefstal is toch niet zoo erg, dan ben ik zeer onbarmhartig jegens hem, als ik dit voor onze verdere verhouding aanvaard.

En zoo is het ook hier.

Zulke redeneering, ter goeder trouw gehouden, maar onze goede trouw kan. ontrouw zijn tegenover den Heere onzen God, verzwakt de moreele standaard niet alleen, en dat is erg, maar raakt pok aan een der rijkste goederen der kerk van Christus; zij breekt de Reformatie stuk, die wij eerlijk bedoelden. -

Daarom zei ik: nu begint de kerkstrijd uitermate gevaarlijk te worden. Er komt nu een ander gevaarlijk pogen bij.

Dte vraag wordt nu gesteld: daar is verschil gekomen in belijden? Men kan er over twisten, zoo men wil, of de synodocratische actie een nieuw formulier bij de drie bestaande heeft gevoegd, of wel, dat dit nieuwe alleen maar een nadere verklaring is, het doet eigenlijk weinig ter zake. Iets is bindend gemaakt,

wat niet bindend was; zoo is de zaak. Dit geeft uiteraard moeilijkheid voor heel ons organisatieleven, dat wij steeds wilden doen rusten op de drie foimulieren van eenigheid.

En daarom vragen wij nu uit eerlijke bezorgdheid voor heel onze Christelijke actie: is het wel noodig, dat wij die belijdenis ten grondslag houden of nemen? Is dat eigenlijk wel goed?

En hier verschijnt dan de pluriformiteit van ons belijden.

Na de tucht wordt dat belijden getroffen.

- Om goed te worden verstaan, herhaal ik weer: ik verwijt niemand iets en, als ik dit doe, begin ik met mij zelf.

Niet dat ik aanspraak maak op het auteursschap van die nieuwe vinding, maar wel, dat ik groote moeite heb gehad om de consekwentie der Reformatie voor heel. het leven te zien of liever om die te willen. Met grooten schrik zag ik de ontbinding van zooveel dat zoo goed als mijn gansche leven de volle "liefde van mijn hart mocht winnen. De bond van J.V., die van mijn jongensjaren af mijn geestdrift wekte, en dien ik jarenlang als voorzitter dienen mocht. De politieke partij, de pers, de sociale actie

Meent nu iemand, dat ik of iemandi van ons niyt eensklaps met groot genoegen zou scheuren — men noemt ons toch scheurmakers, revolutionnairen, slechte lieden, misdadigers zelfs — wat wij heel een menschenleven rnet liefde en toewijding dienden?

Dat de vraag niet opkwam: welke gevolgen moet hetgeen geschiedde hebben voor de kerk, voor ons volk, voor gansch het leven?

Hier is — men neme het toch aan — geen bitterheid in het hart.

Hier moest voor Gods aangezicht geworsteld worden, ik neem aan, aan beide zijden. Hier moest onze wil, ons begeeren, gebogen worden voor den wille Gods. Hier behoorden wij te zeggen: hier sta ik, ik kan — Gods rijke genade zij geprezen — niet anders.

De Heere helpe mij.

Zou dit-alles nog niet-te n? eer drukken, nu wij leven in een zoo verwarden tijd, een tijd van afval, die ons met den dag meer moet treffen?

Ik kan het verstaan, als de leider der antirevolutionnaire partij, hier in Groningen sprekend, met diepe ontroering gewag maakte van een verwijt, tot hem gericht, als zou er degeneratie bij hem zijn. Volgens het verslag van die vergadering wilde hij zich bedwingen, om het niet iemand ten kwade te duiden.

Maar mocht die redenaar niet overwegen, wat het voor eiken geschorste en afgezette' beteekende zoo door de tucht zijner kerk getroffen te worden, zoo geoordeeld door zijn kerk, die hem niet meer dulden wilde aan de tafel des Heeren, om Zijn dood met de gemeente te verkondigen?

Wat men voor zich zelf erg acht, zou dit üiet erg zijn voor den ander?

Hier denk ik aan enkele treffende zinnen uit Prof. Is van Dyks: „Dante's Vita Nova".

Hij spreekt daar over Jacopone da Todi, die met veel kracht opkwam tegen het kerkverdervend werk van den Roomschen Paus: Bonifacius 'Vni. Hij had dien'paus durven zeggen: „Gij leeft in het schandaal als de salamander in het vuur". En hij had gelijk.

„Betrokken in de politiek der Colomna's wordt 'hij ge-excommuniceerd en in de' gevangenis geworpen. De harde gevangenisstraf is niets, is minder dan niets, maar die excommunicatie! Zal hij het hoofd buigen en opheffing vragen? Zijn eerste vraag is nog fier en zelfs uitdagend. Bonifacius antwoordt niet eens. Daar komt het algemeene jubilé van het jaar 1300.

Jacopone hoort in zijn gevangenis de gezangen van de voorbijtrekkende bedevaartgangers. Zijn ziel schreit, niet om de harde straf, maar om de excommunicatie. Want excommunicatie, dat is gesteld worden buiten het sacramenteel verband met de kerk, het is vallen in ongenade bij God, het is immers het schaap, dat meedoogenloos gestooten wordt buiten de schaapskooi van Christus. Hij vraagt ten tweeden male vergiffenis, nog allerminst kruipend, maar als een diep geslagene in de ziel. Alles te vergeefs".

Hier dacht Jacopone verkeerd en de goddelooze Bonifacius handelde verkeerd. Maar deze dacht er niet aan zijn tucht te bagatelliseeren en te zeggen tot Jacopone: kom, neem dat niet zoo tragisch, die tucht van mij beteekent heelemaal niet, dat gij buiten de schaapskooi van Christus werd gestooten.

Zoo iets beleven wij in de gereformeerde kerken en in de politieke partij en voor alle christelijke actie.

Maar mochten zij, die al dat schorsen en censureeren en afzetten in den naam van den Heere Jezus Christus, aandurfden, niet ook even bedenken, hoe diegenen getroffen werden, die met de tucht der kerk w e 1 ernst willen maken?

De vraag is meteen het antwoord. Maar het antwoord, dat wordt ontloopen. Men loopt om .'jjn consciëntie heen. En dat is het gevaarlijkste wat een mensoh kan doen.

Ik kom nu tot de pluriformiteit van de belijdenis. Maar daarover D.V. in een volgenden brief.

Met hartelijke groeten en heilbede Uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 december 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 december 1947

De Reformatie | 8 Pagina's