GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Wij komen nu tot de stelling, dat pluriformiteit, d.w.z. veelvormigheid van het leven, ook veelvormig belijden vraagt.

De kerk heeft een kerkelijke, het gezin een gezins, de staat een staatsburgerlijke belijdenis enz. Er is ook wel weer eenheid, want daar is altijd de binding aan het Woord, maar het belijden is toch velerlei en draagt telkens het stempel van het levensverband, waar de belijdenis geldt.

Nu hebben wij allicht steeds gedacht, dat onze belijdenis van de volle waarheid van Gods Woord, beleden in de belijdenis van de kerk der reformatie, haar stempel zetten ZOH op alle levensverbanden, kerk, school, gezin enz.

Dit zal men ook niet ontkennen, maar het omgekeerde moet ook waar zijn. Het levensverband stem­ pelt de confessie. Elk levensverband heeft.zoo'n eigen belijdenis. Moet die althans hebben.

Nu zal niemand onzer de veelvormigheid van het leven, den grooten rijkdom van verscheidenheid in Gods werk ontkennen. Wij loven met het Woord den Heere daarvoor. Lees maar Ps. 148.

Maar het Woord is er ook voor noodig om dit te doen, want de mystieken aller eeuw hebben juist in die veelvormigheid de oorzaak der zonde, het begin van het kwaad, den val ook van den mensch gezien.

Zij roemen dan van het Eéne, waaruit helaas het vele voortkwam, voortvloeide, maar dat vele moet weer naar het E e n e terug, en daartoe moeten wij eigenlijk altijd bezig zijn, dat vele van ons af te schudden, vandaar de ascese, om weer tot de een-. heid met God, het goddelijke, de „godheid", het Eéne te komen. En dat kan, want wij hebben immers zoo'n vonkje van-dat goddelijke nog altijd in ons.

Er is dus pluriformiteit van het leven. Er zijn vele levensverbanden en wij loven den grooten Schepper aller dingen daarvoor. Het hindert ons niet, zooals het den revolutionair onzer dagen wel hindert. Want die wil op den troon van God zich zetten en hij begrijpt zeer goed, dat hij niet kan regeeren over al die veelvormigheid en daarom wil hij alles eenvoiud i g maken. Eén staat en één bedrijf en één school en één gezin en één geloof, d.i. het zijne enz.

Ea hij dwingt heel de menschheid daartoe, ook weer eenvoudig.

Wij kennen die methoden van nationaal socialist en communist. Zij leerden dit alles ook al van de groote wijsgeeren van de vorige en deze eeuw.

Dus, wij verheugen ons in het feit van den rijkdom vEin het leven. En wij leerden ook van onze jeugd af aan, dat voor alle ding en zoo ook voor alle levensverband de ordinantie Gods er is, en gelden moet.

Dat alle leven alleen dan goed en gelukkig, zalig, zal kunnen zijn, als wij wandelen in gehoorzaamheid naar die ordeningen, die ordinantiën Gods, die Zijn knechten zijn.

Voorts ook, dat wij die ordinantiën alleen dan recht kunnen leeren kennen, als wij het leven willen zien in het licht van het Woord, zooals de kerk dat Woord heeft beleden. Want dat moet er zeker bij, omdat ook de Satan dat Woord belijdt op zijn manier; een manier, waarop hij den mensch heeft verleid en het nog altijd tracht te doen.

Er is dus tweeërlei belijden van het Woord, vooral in onze dagen van de dialectische theologie, de hprleving van den gruwel der oude gnostiek, waarmoe de Christelijke kerk na den Pinksterdag het aanstonds zoo te kwaad kreeg. Natuurlijk, hoe dichter de satan komt bij de ware kerk, hoe woedender en listiger hij wordt. Wij weten in onze dagen niet, waar de ware kerk is, hoewel de vaderen zeiden, dat zij lichtelijk te onderkennen is. W ij weten niet meer wat waar en valsch is.

Maar de satan weet het precies en zijn knechten weten het ook altijd wel, waarom de Heere heeft gezegd, dat zijn getrouwe kinderen verdrukking zouden ondervinden in deze wereld.

Welnu — omdat er tweeërlei, misschien wel velerlei belijden is van het Woord, daarom kunnen wij nergens, in geen enkel levensverband, de belijdenis der kerk missen. Men spreekt tegenwoordig van de „kerkelijke belijdenis", die dan alleen voor de kerk zou gelden.

Maar de kinderen det Reformatie getuigden altijd van de belijdenis van en door de kerk. Eenibelijdenis, die wij nergens kunnen missen, willen wij getrouw naar Gods geboden voor elk gebied van het leven wandelen.

Daarom is het ook zulk een veeg toeken, als op een vergadering van de organisatie van antirevolutionaire jongeren getuigd wordt, dat de A. R. partij wel staat op den grondslag van het Woord, maar dat een verwijzing — zelfs een verwijzing — naar de belijdenis, daar niet past.

Wie proeft niet den afval?

Want, als dit waar is, dan is de A. R. partij geen Calvinistische partij meer, en dan vervalt de belijdenis, dat in de Calvinistische reformatie wortelen alle constitutioneele vrijheden, m.a.w., dat de belijdenis der ware kerk fundament, bezielende, hervormende kracht is voor gansch het leven in alle levensverband.

Natuurlijk onderscheiden wij Gods Woord en Gods werken.

Maar wij kunnen die werken Gods, al die levensverbanden, niet goed leeren kennen; wij erkennen zelfs de wettigheid er niet van, zooals ik zei, wij willen die doen verdwijnen, opdat alles in het Eene weer opga, het totalitaire der ^revolutie, als wij niet blijven bij de gehoorzaamheid aan het Woord Gods, zooals de ware kerk dit mag belijden in haar belijdenisschriften.

Uw Woord is een lamp voor mijn voet, het licht op mijn paid.

Zóó, en niet anders.

Elk levensverband heeft dan zijn ordinantie.

Als Calvijn het in zijn „Institutie" heeft over het huwelijk, spot hij met de gedachte, dat dit een sacrament zoude zijn. Calvijn kon spotten, zeker, en was voor een grapje niet bang.

Ik merk dit op, omdat men het mij wel eens ten kwade duidt, als ik met dit of dat een loopje neem.

Men meent dan, dat dit niet ernstig genoeg is.

Laat ik even herinneren aan wat dr Jonker eens schreef in zijn mooie boekje: „Beter xdan Robijnen".

Als hij spreekt van de aanbidding der rede in het Parijs der revolutie, dan zegt hij: „alles is ernst".

En als de mensch den narrenkap opzet, trekt hij daar. bij meest een gezicht zoo plechtig als dat van een doodgraver".

Ik houd niet van den narrenkap, maar, o, hoe voorzichtig moeten wij zijn, dat wij óns dien niet opzetten, of op het hoofd laten drukken en dan zeer ernstig zijn.

Wel, nu zegt Calvijn, dat het huwelijk een goede en heilige ordinantie Gods is. En vervolgt dan: „ook de landbouw, de bouwkunde, de schoenmakers-en de barbierskunst zijn wettige ordinantiën Gods. maax geen sacramenten", Inst. IV, XIX, 34.

Calvijn noemt den schoenmaker en den barbier, stellig, omdat hy dan den geheelen mensch omspant van de voeten tot het hoofd. Die mensch ontmoet dus heel den dag door, als hij van levensverband stapt naar levensverband, ordinantiën Gods.

Hij heeft in zijn gezin ontbeten, een ordinantie Gods, dat gezin; en hij gaat even wandelen, hij is in het publieke leven, een ordinantie, en hij loopt even bij den bakker aan, de ordinantie voor den bakker, en hij groet den slager, en denkt aan de ordinantie voor den slager. Welk een rijkdom van leven, welk een rijkdom van ordinantiën.

Maar oj die man nu ooit er aan gedacht heeft, om bij het binnentreden van al die levensverbanden even te kijken naar de aparte b e 1 ij d e n i s, de confessie bij de deur opgehangen, of hij ooit telkens besefte, dat hij iets van die heerlijke belijdenis van de kerk, die niets mag geven dan wat het Woord Gods ons leert, openbaart, en in de prediking door Zijn kerk tot ons komt, moet laten vallen, of in elk geval buiten beschouwing moet laten, omdat het daar niet past, dat betwijfel ik zeer. Wij leeren dat thans.

Het is niet gemakkelijk deze zaak goed te begrijpen.

En dat komt doordat wij hier met zeer bekwame, geleerde lieden te doen hebben, en hun methode erg dialectisch is.

Nu zegt misschien iemand, daar hebt gij weer zoo'n vreemd woord. Wat is dialectisch? en hoe wordt dat hier bedoeld?

Och — eigenlijk is de zaak heel eenvoudig. Wij redeneeren zoo in het gewone leven veelal dialectisch. Kom — leg uw oor nu eens te luister naar het gesprek van een paar menschen op straat of in huis.

De een zegt: dat doe ik nooit; ja — ik wil het wel doen, maar niet zoo. Een ander zegt: dat is absoluut onwaar; j a, dat is wel waar, maar niet zóó.

Een derde, dat kan ik heelemaal niet doen, mijnheer; ja, ik kan het wel doen, maar

Voelt U nu wel, dat wij menigmaal dialectici zijn zonder' het te weten?

En nu schrijft dr Popma mij, dat ik alle dag aan het pluriform belijden ben. Ik kan niet anders, zegt hij, terwille van de pluriformiteit van het leven. Nu — dan gaat het mij ook weer als monsieur Jourdain: ik heb dat proza heel mijn leven gesproken en ik wist het niet.

Laat ons dat dan eens nader bezien.

Ik neem een paar treffende voorbeelden uit de studie van ds Spier.

Hij zegt: ons kerkelijk belijden neemt in heel ons leven een centrale plaats in. Het is centraal en totaal. Hij spreekt zóó over dat totalitaire, ^at dr Popma er haast bang van wordt. Maar goed, de belijdenis der kerk is centraal, totaal, d.w.z. „op kerkelijk gebied beperkt het belijden van de Christelijke gemeente zich niet tot de specifiek christelijke zaken (wat zijn dat toch voor dingen vraag ik mij af? ) maar het strekt zich uit over de volle lengte en breedte van het Christelijk leven".

En hij voegt er aan toe, dat het daarom z.i. niet juist is, als men beweert, dat een belijdenis aangaande de roeping van de overheid niet thuis behoort in een kerkelijk symbool.

Dat is tamelijk duidelijk riiet waar? Het kerkelijk belijden over heel de lengte en breedte van het christelijk leven.

' Het is een j a.

Maar even later volgt: , , dat de kerkelijke symbolen — belijdenisschriften •— niet bedoeld - zijn voor buitenkerkelijk gebruik".

Daar hebt gij een neen. Zie, en dat is nu de dialectiek, die zooals ik zei, wij in het gewone leven ook wel kennen.

En dit ja en neen ontmoet ge hier telkens. •

Als gij het neen hoort en zegt: dus elk levens-

terrein heeft een eigen confessie en daar breekt gij toch de eenheid van belijden voor gansch het leven, dan antwoordt men: lees even verder, daar staat het: de kerkelijke belijdenis is centraal en totaal.

En als gij dan zegt: dus geldt mijn belijdenis, de belijdenis van de kerk voor heel het leven, in alle levensverband, ik kan er nergens maar iets van missen, dan antwoordt men: neen toch, want uw kerkelijk belijden is ruimer, het geeft meer dan gij buiten de kerk behoeft. Bijv. uw visie op de sacramenten, d.w.z. uw belijden daaromtrent, heeft niets te maken met uw bedrijf, en voorts: uw bedrijf vraagt toch meer, dan dat gij alleen belijdt.

Gij zult antwoorden: ik moet als schoenmaker schoenenmaken leeren en als barbier barbieren, dat is waar, maar mijn schoenmakerij en mijn bakkerij hebben heel wat te maken met mijn visie op den doop.

Ik leerde dat van Wormser, die zei: leer het, volk zijn doop verstaan en het is gered. En hij ging toen in de leerschool van zijn Heiland, en Heere, Die slechts één oJ)dracht had voor Zijn kerk: predik het Evangelie en doop in den Naanï van den Drieëenigen God.

En daarop rustte straks heel de Christelijke wereld, de Christelijke cultuur, de kerk en de school en de vrije schoenmakerswinkel en barbierswinkel en al mijn vrijheid - en heel mijn leven, want ik heb den rijkdom van liet Verbond verstaan.

Maar — mijn plaatsje is wel weer vol. Dus tot volgende week.

Met hartelijke groetep en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 december 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 december 1947

De Reformatie | 8 Pagina's