GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bezwaarden over en onder de synodocratie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bezwaarden over en onder de synodocratie.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

41

De „weg terug" van ds Spier VI

Wij zagen de vorige week, dat naar gereformeerd. Schriftuurlijk kerkrecht de meerdere vergaderingen in Christus' kerk, dus de classes en de synodes, een „lagere", een „mindere" macht hebben dan de kerkeraden.

De 'kerkeraad is de eenige kerkelijke vergadering, die samengesteld is uit personen, welke kracht e n s hun a m b t daarvan deel uitmaken. In een classis of synode hebben de leden daarvan zitting niet kracht'ens him ambt, maar krachtens afvaardiging. Desnoods kimnen ook niet-ambtsdragers van zulke vergaderingen lid zijn. ^)

De kerkeraad is de eenige kerkelijke vergadering, die alle macht bezit, welke Christus door menschendienst in zijn kerk wil 'laten functionneeren. De meerdere vergaderingen hebben slechts enkele, zeer beperkte bevoegdheden. ^)

De kerkeraad is de eenige kerkelijke vergadering, welke zijn macht rechtstreeks van Christus ontvangt, de classes en synodes ontvangen die via de kerkeraden.

De kerkeraad is zoo de 1 a s t g e v e, r, de principaal van classis en synode. Deze laatste worden gevormd door de deputaten, de gezanten van de kerkeraden. „Als gezanten zijn de leden der meerdere vergaderingen slechts organen, waarvan de eigenlijke gezagsdragers zich bedienen om hun zeggenschap uit te oefenen. Zij kunnen niet optreden krachtens eigen machtsbevoegdheid, en ontleenen hun recht om voor de kerken te handelen enkel aan de te allen tijde in te trekken opdracht en volmacht van hun principalen". ^)

Kortom de kerkeraad is het eenige bestuur, de „hoogste" vergadering in Christus' kerk.

Wanneer nu de classes of de synodes besluiten hebben genomen, hebben deze, zooals eigenlijk uit het bovenstaande als van zelf voortvloeit, niet zonde? meer, niet automatisch, rechtskracht in de kerken!

Geen sprake van.

De dour' de nii-erdere vergaderingen genomen besluiten en bij haar gevallen beslissingen komen bij de kerken. En deze besluiten moeten nu door die kerken, dus door de kerkeraden, waarin de kerken zijn geconcentreerd en die het bestuur der kerken vormen, door een opzettelijke handeling, een aparte, nieuwe daad voor , , vast en • bondig" worden gehouden. Anders gezegd: die besluiten moeten door de kerkeraden worden geratificeerd, r e c h t s k r a c h t i g worden verklaard. Wat de , , gezanten" hebben vastgesteld in hun , , gezantenvergadering", moet daarna door hun lastgevers, htm principalen bewust en opzettelijk worden overgenomen. 2i00 hebben de kerken dat aan elkaar beloofd, „'t Gene door de meeste stemmen goedgevonden is, zal voor vast en bondig gehouden worden". *)

Zoo is de goede, oude regel!

„In den eersten tijd althans (na de calvinistische reformatie in ons land) •— aldus prof. Rutgers — was het de gewoonte, dat de Kerkenordening, nadat zij was vastgesteld, in de mindere vergaderingen wederom werd aangenomen. Schijnbaar was dat overbodig, en zelfs zonderling. Maar toch, wel beschouwd was het zeer doeltreffend, opdat het gemeen accoord des te beter blijken zou. De reeds vastgestelde ordening werd dan als het ware geratificeerd, , juist door hen, die de lastgevers der Synode geweest waren". ^)

Voor wie eenig inzicht heeft in de schriftuurlijke opvatting van de kerkregeering spreken deze dingen eigenlijk vanzelf.

Nu is het evenwel mogelijk, dat de „gezanten" in hun vergadering iets besluiten, dat niet naar Gods Woord is, of niet klopt met de Kerkenordening, die de gezamenlijke kerken als regel voor hun onderlinge gemeenschapsoefening hebben vastgesteld.

Met deze mogelijkheid' moet in een zondige wereld altijd gerekend worden!

Welnu, daar hebben de kerken ook mlee gerekend.

Zij hebben aan elkaar verklaard en tezamen bezworen, dat zij wat bij meerderheid van stemmen werd vastgesteld, voor vast en bondig zullen houden. „Tenzij dat het bewezen worde te strijden tegen het Woord Gïods of tegen de Artikelen in deze Generale Synode besloten" — dat is: tegen de Kerkenordening.

De belangrijke vraag, welke zich bij het overwegen van deze woorden aan ons opdringt is deze: Hoe staat het met dat „bewezen worde"?

Er zijn n.l. twee mogelijkheden.

De eerste is deze: Een kerkeraad ontvangt officieel mededeelirig dat een classis of synode een besluit nam. Hij onderzoekt het en komt tot de overtuiging, dat het in strijd is met Gods Woord of de Kerkenordening. Nu moet hij evenwel beginnen met zich aan dat besluit in feite •— men zegt in de kerk dan: de' facto — te onderwerpen. Hij moet dus beginnen met dat besluit, voor zoover het de kerk betreft waarover hij kerkeraad isj uit t.e voeren. Ondertusschen wendt hij zich evenwel tot de meerdere vergaderingen met zijn ernstige bezwaren. Erkent nu de betreffende meerdere vergadering de geldigheid van die bezwaren.en ziet zij dus de onjuistheid van het genomen besluit in, dan kan de protesteerende kerkeraad dat besluit eindelijk en m, etiterdaad voor „niet-vast-en-bondig" verklaren. Maar aanvaardt de bewuste meerdere vergadering de bezwaren niet, dan moet de kerkeraad zich onderwerpen, óf, als ze dat niet doet, een ernstig conflict riskeeren dat op zijn afzetting uitloopt.

Aldus is de meening van de gebonden gereformeer­de kerken en thans ook van ds Spier.

Men merkt — dit even tusschen haakjes — dat zoo het geheele niet-voor-vast-en-bondig-verklaren een paiskwil 'wordt, ja, feitelijk vervalt! Want wanneer het volgens deze theorie zoover komt, dat een kerkeraad een classicaal of synodaal besluit metterdaad voor niet-vast-en-bondig mag verldaren, b e s t a a t het besluit niet eens meer! Want dan heeft de vergadering die het nam het al weer ingetrokken.

De andere mogelijkheid is deze: Een kerkeraad ontvangt officieel mededeeling dat een classis of synode een besluit nam. Hij onderzoekt het en komt tot de overtuiging, dat het in strijd is met Gods Woord of

de Kerkenordening. Hij acht na grondig onderzoek voor zichzelf bewezen, dat het tegen Gods Woord of de Kerkenordening indruischt. Nu spreekt die kerkersiad uit, dat hij het bewuste beslliit voorloopig niet-voor-vast-en-bondig zal houden en het dus in de door hem geregeerde kerk voorloopig niet zal uitvoeren. Tegelijk evenwel stelt die kerkeraad zijn bezwaren in den kerkelijken weg aan de orde: eerst op de classis, dan op de synode. En als dan eindelijk de synode een definitieve beslissing neemt, moet esc ook een definitieve oplossing van het conflict komen. Hetzij doordat de^ bezwaren van den Kerkeraad worden weggenomen; hetzij doordat het besluit wordt gewijzigd of opgeheven; hetzij doordat er een breuk ontstaat tusschen die bezwaarde kerk en de kerken, welke die synode volgen.

Deze laatste mogelijkheid nu achten de „vrijgemaakten" de eenig goede, wijl gereformeerde en Schriftuurlijke.

Men merkt het: het geschil concentreert zich om het zinnetje: „t enz ij dat het bewezen word e".

De synodocratische opvatting welke ds Spier thans pók huldigt zegt: de onschriftuurlijkheid van een genomen besluit moet bewezen worden voor de vergadering die het besluit naim en pas aJs deze dat geleverde bewijs aanvaardt, mag de bezwaarde kerkeraad het door hem gewraakte beauit verwerpen. *•)

Neen, zeggen de vrijgemaakten, als een kerkeraad — en ook een kerklid — na ernstig onderzoek — het voor zich%elf bewezen acht, dat een besluit niet-schriftuurlijk is, moet hij zoo'n besluit direct voor niet-vast-en-bondig houden. Natuurlijk zoo, dat hij zich onmiddellijk met dit bewijs óók in den kerkelijken weg tot de meerdere vergaderingen wendt.


1) , , Men komt op de meerdere vergadering niet als ambtsdragers saam, maar als Kerken en de Kerken hebben te beslissen, wie ze als haar afgevaardigden willen zenden. Ze kunnen daartoe ambtsdragers afvaardigen; zelfs zal dit in den regel wenschelijk zijn, maar die afgevaardigde ontleent dan zijn qualiteit niet aan-zijn^ ambt, maar aan de afvaardiging door den Kerkeraad. Niemand kan daarom den Kerkeraad verbieden als zijn representant of vertegenwoordiger naar de meerdere vergaderingen iemand te zenden, die geen ambtsdrager, maar een gewoon lid der gemeente Is". Als men o n t k e nt, .dat een gewoon lid der kerk Eifgevaardigde ter meerdere vergadering kan zijn „verwart (men) de ambtelijke quaJiteit met de qualiteit van afgevaardigde van den Kerkeraad en zou men hierdoor, al is dit niet zoo bedoeld, een zekere hiërarchische idee kunnen invoeren". Heraut No. 1534, 26 Mei 1907.

2) Alleen de kerkeraad kan ambtsdragers benoemen, laten bevestigen, schorsen, afzetten. Hij alleen kan woord en sacrament laten bedienen en tucht oefenen. De essentieele kerkelijke functies kunnen alleen door den kerkeraad of in zijn opdracht uitgeoefend worden. Opgemerkt zij, „dat een Classis of Synode zeker niet het recht heeft zonder meer om een Kerkeraad of een zeker aantal Kerkeraadsleden uit hun ambt te zetten. Een dergelijke bisschoppelijke of hiërarchische macht komt aan de meerdere vergaderingen niet toe". „Dat een Classis eigenmachtig zou ingrijpen en een zeker aantal kerkeraadsleden zonder aanklacht uit de gemeente en zonder den Kerkeraad daarin gekend te hebben, uit hun ambt zou ontzetten, zou volgens ons Gereformeerde Kerkrecht niet geoorloofd wezen. Zooiets behoort wel tot de bevoegdheden, die een hiërarchisch ingericht genootschap aan zijn bestuurscolleges toekent, maar niet tot de bevoegdheid van een meerdere vergadering in een Gereformeerde Kerk". Heraut No. 2363, 6 Mei 1923. N

3) D r F. L. Bos, Toetssteen voor allen, p. 2.

< t) P. Deddens, De Ratificeering der besluiten van meerdere vergaderingen, p. 11 v.

5) F. L. R u t g e r s. De geldigheid van de Oude Kerkenordening der Nederlandsche Gereformeerde Kerken, p. 24.

6) In tegenstelling met wat sinds de doleantie in de gereformeerde kerken recht was, bepaalde de buitengewone Synode van Utrecht, dat over het al of niet In overeenstemming zijn met Gods Woord, dus over het ^.bewezen worde", binnen het kerkverband „de beslissing ten slotte moet verblijven aan de Generale Synode (welke' overeenkomstig art. 36 K.O. zeggenschap heeft)" en dat eveneens „het 'beslissend oordeel of de uitvoering van het besluit eener kerkelijke vergadering hangende het appèl daartegen voorloopig kan worden opgeschort, in elk bijzonder geval staat bij de desbetreffende vergadering". Door deze bepalingen Is het oude ratificatie-recht en het recht om binnen het kerkverband een synodebesluit voor nlet-vast-enbondlg te verklaren, zelfs gedurende den tijd, dat men in den kerkelijken weg daartegen bezwaar maakt, vernietigd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 april 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Bezwaarden over en onder de synodocratie.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 april 1948

De Reformatie | 8 Pagina's