GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Blijven bij de feiten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Blijven bij de feiten

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(II SLOT)

Laat ons nu vervolgens mogen opmerken, dat die verwijzing naar het Avondmaalsformulier op pag. 18 van de Toelichting op de Schorsing van prof. Schilder ook zeer zinvol is, en dat wij daarvoor ook evenzeer dankbaar moeten wezen, omdat ook dit een. vaste taxatie der dingen met zich brengt. Het is om niet te vergeten, maar om ernstig te overdenken, hetgeen wij willen doen.

Wij slaan daartoe met elkander op ons Avondmaalsformulier en hooren aan, hetgeen de Kerk des Heeren daar voor God en menschen betuigt:

„Waarom wij ook, naar het bevel van Christus, allen, die zich met deze navolgende zonden besmet weten, vermanen, zich van de tafel ARS Heeren te onthouden, en hun verkondigen, dat zij geen deel hebben in het rijk van Christus, als daar zijn allen, die tweedracht, sekten en muiterij in kerken en wereldlijke regeeringen begeeren aan te richten”.

Wij luisteren verder:

„Deze allen, zoo lang zij in zulke zonden blijven, zullen zich van deze spijze (welke Christus alleen voor zijn geloovigen verordineerd heeft) onthouden, opdat hun gericht en verdoemenis niet des te zwaarder worde”.

Wij constateerden reeds eerder, dat prof. Schilder volgens het oordeel der Synode, zich had schuldig gemaakt aan de iii het Avondmaalsformulier genoemde zonde. Wij hebben vervolgens aangehoord de kerkelijke verkondiging uit het Avondmaalsformulier aan het adres van alle bedrijvers van deze zonden, ook dit allen-staat in deze betuiging er tot tweemaal toe. Ten aanzien van deze verkondiging valt voorts vast te stellen:

a. dat aan deze allen verkondigd wordt, dat zij geen deel hebben in het rijk van Christus.

b. dat deze allen worden vermaand, niet ten Avondmaal te gaan, opdat hun gericht en verdoemenis niet des te zwaarder worde.

Bij dit punt aangekomen wil ik eerlijk verklaren, dat ik niet begrijp hoe met deze dingen voor oogen ds J. Schelhaas Jzn van Roodeschool in zijn brochure „De conclusies van het Amersfoortsche Congres van Gereformeerden afgewezen" kan schrijven: „Al wat men onder ons redeneert over dat in principe afsnijden, of in principe zetten buiten het Koninkrijk der hemelen is pure constructie". Tenzij hij, hetgeen wij ) dan gaarne van hem zullen vernemen, onder die pure constructies ook rekent, wat de Kerk belijdt in haar Avondmaalsformulier, moet ik op grond van het bovenstaande deze bewering als ongegrond afwijzen. Het is al erg genoeg, dat men ginds zonde met zonde vermeerdert door telkenmale als het Avondmaal daar staat aangericht, een getuigenis af te geven, dat men zelf in concrete gevallen aan zijn laars lapt. Het is'te hopen, dat deze zonde van het onwaarachtig maken van het kerkelijk woord onder ons niet moge doorbreken.

Wij mogen wel bedenken, dat wij aan de bekeering van hen, die zich aan deze onwaarachtigheid schuldig maken, onzerzijds verhinderingen in den weg gaan leggen, wanneer wij zelf de duidelijke feiten niet meer als feiten constateeren om er onwrikbaar bij stand te houden. Men kan nu reeds zien, dat in de kerkelijke bladen als b.v. „De Bazuin" het met ingenomenheid wordt begroet, wanneer er ook onder ons zijn, die de feiten niet als feiten in rekening willen brengen, of deze milder wil gaan interpreteeren dan zich met de werkelijkheid verdraagt. Wanneer er sprake is van het trekken van consekwenties en het taxeeren van feiten, moet worden gezegd, dat juist zij zich daarmee bezig houden, die niet blijven bij de feiten en ook anderen niet langer daaraan houden en gehouden willen zien. In de Delfshavensche Kerkbode van het geschonden verband las ik dit artikel uit de Bazuin met de citaten uit de brochure van ds J. Schelhaas zelfs aangehaald onder het veelzeggende opschrift: ; Als eens mans hand". Ook ik zou zulk een opschrift mij boven dit artikel in gedachte kunnen plaatsen, waarbij mij dan evenwel niet het wolkje voor den geest staat, dat de jongen van Elia zag, maar die manshand van Daniël 5 : 5 met het geheimzinnige schrift aan den wand. Want wanneer wij in zoo ernstige zaak als die der gevelde vonnissen in de kerk des Hleeren en hetgeen daaromheen geschreven is, de feiten niet langer zien of als feiten willen erkennen, doch hun geleidelijke, doch stelselmatige omvorming willen aanvaarden, of zelfs aan die omvorming mogelijk onbedoeld onze medewerking gaan verleenen, dan zullen ook vidj in deze zaak eens te licht worden bevonden. Uw ja zij ja en Uw neen zij neen, ook in het constateeren van feiten.

Ten aanzien van deze feiten stelden wij nu in het voorgaande vast:

a. beschuldiging van kerkscheuring;

b. interpretatie door de beschuldigers van deze kerkscheuring als grove zonde;

c. schorsiiig en afzetting op grond van deze als *i grove ^onde beoordeelde kerkscheuring;

d. kerkelijke verplichting tot afhouding van het HsiUg Avondmaal overeenkomstig art. 76 K.O.;

e. nalatijgheid en onwil om art, 76 K.O. in. bepaalde • als grove zonde aangewezen gevallen toe. te passie:

i. verwijzing naar het Avondmaalsformulier bij het * bsp& ien vaa het karakter der zonde;

g. Terzjidestelling van de kerkelijke verplichting, die het AvoEdmaalsformulier oplegt en dat" wel ten aajizsen van alle dergelijke zonden, in bepaalde gevallen, ten aanzien van de Atliouding van het Avondmaal.

Wij dienen nu ook nog even eraan te herinneren en daarvoor dit onomstootbaar vast te stellen, dat het in dezo kerkelijke handeling, en gaat om toepassing - van kerkelijke tucht. Ook daarbij doet zich namelijk esn omvoziïüag van feiten voor. Men spreekt dan van ordemaatregelen, uitkomende in ambtelijke schorsing «n afzetting, zonder reden tot excommunieeeren. Daarbij moet opgemerkt worden, dat het ernstig wijzen op die zonde van scheurmaking naar de bedoeling der Synode, blijkens haar eigen woordvoerders „dienen moest om bij prof. Schilder een ander gevoel wakker te roepen, en wel dat hij, luisterende naar het vermaan der Kerken, aan wellker tucht hij indertijd beloofd heeft zich te aullen onderwerpen, met schaamte aan zijn zonde zou ontdekt worden en die zou belijdenenlate n". (Pag. 34 Toelichting op de Schorsing.)

En aan wijlen prof. Greijdanus schreef de Synode: „Met allen ernst wekt de Synode U op, om aan dezen tuchtmaatregel gewillig het oor' te leenen". (Spatiëering in deze citaten van mij, G.) (Mijne Schorsing, door prof. dr S. Greijdanus, pag. 1.)

Overeenkomstig artikel 76 der K.O. hebben wij hier te doen met de toepassing der tucht in engeren zin, zooals dat heet, ook wel de voorloopige excommunicatie of „kleine ban" genoemd. (Daarvoor zij o.a. verwezen naar de meer genoemde Korte Verklaring van de Kerkenordening van ds Joh. Jansen, blz. 313 onder

2. Welk karakter deze afhouding draagt.) Het is duidelijk, dat men zich met deze tucht bevindt op den weg, waarbij men, wanneer de afgeboudene geen teeken der boetvaardigheid bewijst, tot de uiterste re­ medie zal komen, namelijk de afsnijding.

Welnu, van eenig berouw of boetvaardigheid is in dezen niets gebleken. Integendeel, wij gaan voort de kerk te bouwen, door aan de muren der in Synodocratie gebonden kerken te breken. De geschiedenis van eiken dag bewijst het. Wig gelooven en belijden dat zulks onze roeping is. Ten aanzien van dit ons handelen, eenmaal als de grove zonde van kerkscheuring aangewezen, moeten dus onze rechters van weleer constateeren met het formulier van den Ban, dat geilezen wordt bij de Afsnijding: „Dewijl hij dan zijn overtreding, op zichzelf niet klein zijnde, door zijn hardnekkigheid dagelqks nog grooter maakt".

Doch wat zien wij nu? Dlat inplaats van dat het oordeel wint aan kracht en ernst tot het uiterste, de lucht vervuld is met irenische geluiden over den geliefden broeder, met wien men zich in Christus verbonden weet. Nu is het gevaar groot, dat wij in die concrete situatie bezwijken voor dezen sirenenzang der verdwaasden. Om niet in het moeras te geraken zal het noodig zijn te blijven op den vasten grond der feiten. Ook al zijn dit bedroevende feiten en gaat dit tegen vleesch en bloed in.

Dan alleen zullen wij blijven uit den doolhof van gevoelens, stemmingen, opvattingen, en bedoelingen, waarin wij onszelf kwijt raken en ook elkander in den strijd, dien wij met elkander om des Heeren wil moeten voeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Blijven bij de feiten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's