GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE CRISIS VAN HET GEZAG in het bedrijfsleven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE CRISIS VAN HET GEZAG in het bedrijfsleven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(XIII)

Naar het ons voorkomt zal men zulk een opvatting, welke wij verleden week bij dr van Es tegenkwamen, over het paradijs als van een communistischen heilstaat en dit geldt evenzeer van de komende nieuwe wereld, alleen dan kunnen handhaven, wanneer men er van uitgaat, dat in den staat der rechtheid de menschen volkomen elkanders duplicaten waren, zoowel wat aard en aanleg als wat gaven en talenten èn arbeidstaak betreft. En nu houden wij met prof. dr K. Schilder in diens werk „Wat is de hemel? " (J. H. Kok, Kampen, 1935) vast aan deze overtuiging, dat „geen enkel mensch den ander gelijk is, geen enkele kip, en dus ook geen enkel ei, ooit duplicaat geweest is" (blz. 81). Wij zouden hier ook een woord van dr Emil Brunner kunnen citeeren uit zijn „Gerechtigkeit" (blz. 47): „Gott schafft keine Schemata, sondern Individualitaten". (God schept geen schemata, maar individualiteiten.) ,

Dit beteekent dat er niet alleen zou komen bij ontwikkeling van het leven in den staat der rechtheid verscheidenheid onder de menschen naar hun personen, eigenschappen en onderscheiden begaafdheden, doch ook in hun werk-opdrachten, want tot de vervulling daarvan in den dienst van God waren deze talenten en gaven alleen gegeven. Prof. Schilder zegt daarvan in zijn meergenoemd werk „Wat is de heme! ? " op blz. 250: „De hof zou uitgroeien tot het paradijsder-volheid. Doch dit niet alleen. Ook het menschen paar-van-den-beginne zou uitgroeien tot de gemeente-der-volheid, welke omvatten zou al diegenen, die in en door Gods scheppings-en voorzienigheidswoord ten leven waren geroepen. En, wijl alle gemeenschap in den zuiveren staat der ongerepte dingen zich geleidelijk organiseert in een natuurlijjke ontplooiing van het patriarchaal geregeerde leven, daar zou dat menschenpaar zich ook gaandeweg ontwikkelen in den „stad s"-vorm. Er zouden zijn leiders en geleiden, er zou zijn overheid en onderdaa n". In dezen laatsten zin veroorloofden wij ons met het oog op ons onderwerp spatieering aan te brengen.

Wij hebben bij deze verscheidenheid dan ook niet te doen met een gevolg van de zonde, maar met Gods Schepperswil, en dat bij den aanvang en sindsdien ook na den zondeval en eens straks ook aan het eind der dagen, wanneer de volkomenheid en de eindvervulling van het woord; „Zie ik maak alle dingen nieuw", zal ingaan. Ook in dezen kiezen wij, om met prof. Schilder te spreken in zijn „Wat is de hemel? " (pag. 53) „positie niet in het nog niet gekomen zijn van het „eeuwige", doch in het alt ij d gekomen zijn, komen, komen zullen van „den" Eeuwigen God.

Wij herinneren in dit verband aan hetgeen prof. dr H. Bavinck schrijft in zijn Gereformeerde Dogmatiek, derde deel: „Substantieel is er door de zonde niets uit den mensch weggenomen en niets in hem ingebracht. Het is dezelfde mensch, maar nu wandelend, niet naar God heen, maar van God af, het verderf tegemoet".

Of dat andere woord van hem dat het „wezenlijk dezelfde schepselen zijn, vóór en na den val, met dezelfde substantie, dezelfde vermogens, dezelfde krachten" (blz. 136, 137).

Het is dan ook niet gevolg van de zonde, maar een werk van Gods Geest, dat, evenals er kruipend en loopend en vliegend en zwemmend gedierte in de zes scheppingsdagen tot a'anzijn kwamen met grasscheutjes en vruchtbaar geboomte, zoo ook bij de schepping •van den mensch, hoewel er in den staat der rechtheid slechts twee waren, Adam en Eva, daarin de openbaring was van hetgeen tot een zeer rijke verscheidenheid bij de vervulling en onderwerping van de aarde in de wereld der menschen tot aanzien en ontwikkeling zou zijn gekomen, ook wanneer er geen zonde was gekomen. Reeds in de schepping van Eva als hulpe tegenover Adam was er de verscheidenheid onder menschen, ook in taakstelling, het zichzelf en het anders zijn, zichtbaar feit geworden. Om met een woord van prof. Schilder te spreken, hetzij gesproken of geschreven, dat zich in onzen geest heeft vastgezet, ook al herinneren wij ons niet meer plaats en datum: „Wij leven bij de gratie der variatie" en deze variatie is een gratie Gods, tevens voor ons obligatie, verplichting, brengend.

Dit alles klemt te meer, wanneer wij van den paradijstoestand thans overspringen op hetgeen ons over den nieuwen hemel en de nieuwe aarde in Gods Woord is geopenbaard.

Wanneer de apostel Paulus in 1 Oor. 15 een vergelijking trekt tusschen hemelsche en aardsche lichamen, schrijft hij in dit verband: Maar God geeft hetzelve een lichaam gelijk Hij wil, en aan een iegelijk zaad zijn eigen lichaam" (1 Oor. 15 : 38). Hierop laat hij vervolgens in vers 41 volgen: eene andere is de heerUjkheid der-zon, eene andere is de heerlijkheid der maan, en eene andere is de heerlijkheid der sterren; want de eene ster verschilt in heerlijkheid van de andere ster". Verscheidenheid.

Verscheidenheid. Christus, die in een twistgesprek met de Sadduceërs, ons openbaart dat in de opstanding niet ten huwelijk wordt genomen en uitgegeven (Matth. 22 : 30) hetgeen het wegvallen van bepaalde aardsche verhoudingen inhoudt, zegt wanneer de zonen van Zebedeüs Hem op zijn vraag: Wat wilt gij dat Ik u doe? " van Hem begeeren de plaats ter rechter-en ter linkerhand van hun Heer in Zijn heerlijkheid, niet dat daar alle plaatsen gelijk zijn, doch verkondigt, dat het gegeven zal worden, wien het bereid is (Marcus 11 : 40). Ook daar dus de verscheidenheid, die ook is ongelijkheid in plaats en rangorde, ook voor de komende wereld, door Christus geprofeteerd.

Slaan wij vervolgens het Boek der Openbaringen van Johannes op. Prof. Schilder verwijst in zijn , , Wat is de hemel? " naar hetgeen prof. Greijdanus schreef in zijn commentaar in betrekking tot het geschreven zijn van de twaalf namen der apostelen in de fundamenten van de muren der nieuwe stad Jeruzalem: , , Dit zijn de onderste muurdeelen tusschen de twaalf poorten, die gedacht worden zich ook eenigszins te verheffen boven den grond, zoodat de namen er op zichtbaar waren". Prof. Schilder voegt hier zelf aan toe: „Hiermede zijn ook de twaalf apostelen in een bizondere positie van eere gebracht; slechts hun namen, niet die van anderen worden aldus voor de volle aandacht der gemeenschap geplaatst" (b'z. 226).

Wij willen hierbij ook in gedachten brengen het woord van Christus: „In het huis mijns Vaders zijn vele woningen". Prof. dr K. Schilder schrijft dienaangaande in zijn meergenoemd werk „Wat is de hemel? ": „Hiermede bedoelt Hij, dat er in het eene gemeenschapshuis zeer veel „aparte vertrekken" zijn. M.a.w. daar is in de eenheid groote verscheidenheid; en de eenheid ligt uu gewaarborgd hierin, dat de verscheidenheid nu eindelijk volkomen uitdrukking en aansluiting vindt. Wij zeggen niet: er is eenheid en toch is er verscheidenheid; dit ware onlogisch. De eenheid is, juist hierin ge'.egen, dat alle bizonderheid tot haar recht komt. Waar de .verscheidenheid zich niet kan laten gelden, daar is de eenheid zoek, het leven geschonden" (blz. 223).

Voorts lezen wij in Openbaringen 14 van de 144.000 op den berg Sion, die een nieuw gezang zongen, dat niemand leeren kon dan deze 144.000, die van de aarde gekocht waren. Prof. Greijdanus schrijft daarvan in zijn Korte Verklaring: „De hoogste eere was hun deel. Eenen gansch bizonderen dienst van lof en eere mochten zij God en het Lam toebrengen. En hun gezang kon niemand buiten hen leeren. Dat vereischte die bepaalde ervaring, welke alleen zij doorgemaakt hadden, en dat vereischte zoodanige persoonlijkheid als zij. bezaten" (blz. 223, tweede druk, J. H. Kok, Kamnen, 1938). Ook hier is sprake van een gansch bizondere taak en gansch bizondere kundigheden, die de andere gezaligden niet bezaten.

Dit alles wijst er dus overduidelijk op, dat er ten aanzien van de gezaligden in het rijk der heerlijkheid ook gesproken moet worden van rijke verscheidenheid, zoowel wat betreft persoon, talenten en gaven als opdrachten. Wij herinneren hier aan het woord van prof. Schilder (Wat is de hemel? , blz. 288): Want — gelijk vóór den val — zoo ligt ook nu het „genieten" niet in de „dingen", maar in het goed-werken-metde-dingen. Want „Gabe" en „Aufgabe" blijven één. Ook verscheidenheid in het volbrengen van den Wil Gods. Ook betreffende den hemel moeten wij het werk-materiaal niet „op zichze'.f" bezien, los van de werk-opdracht (Wat is de hemel ? , blz. 287). Want ook daar blijft de werk-opdracht: ot de goede en getrouwe dienstknechten uit de gelijkenis der talenten gaat tot beiden 't woord van den heer uit: Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u zetten: a in, in de vreugde uws heeren" (Matth. 25 : 21b en 23b).

Tenslotte willen wij nog even aandacht geven aan hetgeen Gods Woord ons openbaart ten aanzien van de werkingen van Gods Geest in het herboren leven. Wij slaan dan op 1 Cor. 12, in welk hoofdstuk Gods heerlijkheid in de verscheidenheid ons voor den geest wordt geplaatst als verscheidenheid der gaven, verscheidenheid der bedieningen, verscheidenheid der werkingen (vers 4, 5, 6) waarvan het 11e vers in samenvatting ons zegt: „Doch deze dingen alle werkt een en dezelfde Geest, deelende aan een iegelijk in het bizonder, gelgkerwijs Hij wil". Zoo zien wij dus Gods Geest ook in het herboren menschenleven de verscheidenheid onder de menschen handhaven.

Hebben wij ons in het bovenstaande gekweten van de taak, die wij meenden te moeten vervullen, van het aanwijzen van de verscheidenheid zoowel in gaven en talenten als in taak-stelling en werk-opdracht, zoowel in het paradijs, het rijk der heerlijkheid als in het herboren leven hier nu op aarde, terwijl wij ons wel ontslagen mogen achten van de aanwijzing van het Schriftuurlijk karakter van de door God gewilde en ingestelde verscheidenheid ook in de wereld na den zondeval, daar moet en mag gezegd worden, dat boven al die perioden van het werk van den scheppenden en onderhoudenden God als in gulden letters geschreven staat dat woord uit 1 Cor. 12 : 4—6:

En daar is verscheidenheid der gaven, doch het is dezelfde Geest;

En daar is verscheidenheid der bedieningen, en het is dezelfde Heere;

En daar is verscheidenheid der werkingen, doch het is dezelfde God, die alles in allen werkt.

Dit alles achten wij nu ook van belang te zijn ten aanzien van de Scheppingsopdracht tot het oefenen van heerschappij over den eigendom Gods hier op aarde. Waar in al het werken van Gods Geest met en aan den mensch van den aanvang af tot in de eeuwigheid toe de verscheidenheid zoo heerlijk uitkomt, daar zou het feitelijk ontheiliging en schennis zijn, om met Vondel te spreken, door ten aanzien van de Ijediening van dit werk der heerschappij over het geschapene op aarde te veronderstellen, dat alles zich in strikte uniformiteit inplaats van in rijke pluriformiteit zou hebben voltrokken.

De door God geschapen mensch stond daar in het paradijs met zijn van God ontvangen opdracht tot heerschappij niet als „de kleine inan met het confectiepakje (a)an", het type waarvan in een liedje langs onze straten wordt gezongen, hij was ook zelf geen confectie-creatuur.

Hoewel wij ons bewust zijn van het gevaar, door prof. Schilder onderkend in zijn „Wat is de hemel? " met deze woorden: „Wie dit zoo precies weet, die weet te veel", ook al ging het daar over een andere zaak (blz. 303), wij zouden beslist te kort schieten in ons belijden, wanneer wij ten aanzien van den mensch en zijn werk-opdracht niet zouden besluiten tot de pluriformiteit inplaats van tot de uniformiteit.

Daarom eindigen wij ook dit onderdeel met deze nadere conclusie: De eigendom in den staat der rechtheid was privaat-eigendom, want Gods Geest riep tot de vervulling van de pluriforme opdracht, bestaande in het oefenen van heerschappij over het geschapene op aarde. Ook daarin verscheidenheid der gaven, verscheidenheid der werkingen, verscheidenheid der bedieningen, en het is dezelfde Geest.

P. GROEN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

DE CRISIS VAN HET GEZAG in het bedrijfsleven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's