GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Sikkel's boodschap omtrent de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sikkel's boodschap omtrent de kerk

8. HAAL HET VOLK ER IN!

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII

8. HAAL HET VOLK ER IN! Een zwaar accent plaatst Sikkel steeds op den roep der Schriften, dat de gemeente van Christus met den Heiligen Geest is gezalfd, daarom een profetisch, priesterlijk en koninküjk volk is en derhalve ook in alle kerkzaken voluit moet worden betrokken. Het afdoen van de kerkelijke aangelegenheden door een kleine coterie is liem een gruwel!

Ja, in het Oude Testament — toen werden de zaken der kerk door het ambt afgedaan. Maar die tijd is nu voorbij! En het is Sikkels groote zorg, dat zelfs in zijn dagen dit oudtestamentisch standpunt nog veel te veel ingenomen wordt.

Men moet er, zoo betoogt hij, oog voor hebben, dat Christus óók in dit opzicht het Oude Testament geheel tot • vervulling bracht. Jezus betrekt het gansche volk in de dingen van het koninkrijk Gods! En zoo zeer ging deze wijze van optreden hem ter harte, dat Hij daarin volhardde al joeg ze Hem ook in den dood!

Dat de Christus zich niet in Jeruzalem opsloot, en niet voor de oversten leiden liet, maar van Jeruzalem tot Galilea leerde, het land door ging, en de schare in actie bracht; dat het Hem om de schapen te doen was, ja om de Gemeente uit alle geslachten ten koste der Joodsche zelfverheffing — dat deed het besluit tot zijn dood rijpen.

Paulus' strijd in de Apostolische Kerk droeg hetzelfde karaktermerk.

Rome bracht naar Oud-Testameritischen regel in de Kerk he, t volk achter de balustrade en deed de zaak door de Clerus af. En nog steeds wordt het karakter van de Kerk des Nieuwen Verbonds door deze clericale neiging geschonden en in zijn doorwerking gestuit.

Hier gaan wij tegen in. Ondanks de bekende en telkens herhaalde waarschuwing: „Haal toch het Volk er niet in!"

Wij oordeelen, dat heel de zaak der Kerk de zaak der geloovigen is, dewijl wij geen andere Kerk kennen, dan de Gemeenschap der Geloovigen. Het kerkelijk leven is ons het leven dier Gemeenschap.

Tot die Gemeenschap behooren de ambten. Die Gemeenschap is niet zonder die ambten. De ambten hebben in die Gemeenschap een eigen plaats en taak.

Maar toch, de ambten zijn van de Gemeenschap en niet omgekeerd. De ontwikkeling der ambten is een deel van de ontwikkeling der Gemeenschap. De taak en dienst der ambten valt onder het oordeel en de verantwoordelijkheid der Gemeenschap.

De ambten en diensten moeten de Gemeenschap der Kerk voeden en opbouwen.

Haal het Volk er toch in! — is daarom onze regel. Maar dan natuurlijk om de Geloovigen bij het licht en onder de tucht van Gods Woord te leeren, de zaak van de Kerk des Heeren niet in ongebondenheid maar in de Gemeenschap der Kerk te kennen, te beoordeelen en te dienen.

Wij roepen de belijders van den Naam des Heeren tot hunne verplichting, om naar kennis, naar heldere kennis, te staan van de zaak der Kerk, van heel dis zaak, en dus ook van de ambten en diensten.

Opdat zij medewerken mogen, dat de Gemeente, heel de Gemeenschap der Kerk, ambtelijk en nietambtelijk, den Heere diene naar zijn Woord".*'')

Met scherpen blik doorziet Sikkel den gevaarlijken en dwazen hoogmoed, welke zich in de leus: „houd het voik er buiten", demonstreert. En meedoogenloos stelt hij die aan de kaak.

„Wij hebben in het vasthouden aan dien regel, zoo schreef hij eens, te doen met een trek der menscheUjke natuur, dien gij op allerlei gebied ontmoet. Alle overheden bieden weerstand aan den invloed' van hun onderdanen. Alle hoofden en leidslieden laten liefst zoo weinig mogelijk uit. In alle besturen gaat men 'iefst zijn gang zonder inspraak der Vereenigingen. De kiezers zijn goed om de Volksvertegenwoordigers te kiezen; maar verder houdt men ze liefst op een afstand.

Ook wie in het kerkehjk ambt komt, ontloopt de verleiding niet, om nu ook met zijn ambtsbroeders de zaken der Kerk af te doen. De Kerkeraad behoeft het alleen maar te weten; de Gemeente heeft slechts te volgen. Classen en Sjoioden vertoonen weer een natuurlijke neiging tot de hoogheid tegenover de kerkeraden, en geven naar buiten juist zooveel, dat gij er buiten bhjft en dat het geheim der historie, de eigenUjke aanraking van 't leven, door de gewezen synodeleden bewaard wordt. De Commissiën en Deputaten zijn weer zoo veel mogeUjk tegen Classen en Synoden. Ze moeten nu eenmaal. onder de poort dier vergaderingen door. Maar anders deden ze liefst zelf de ssaken af. Twee of één konden het wel doen, en, gij moogt er naar kijken en het goedkeuren, — hoe minder gij er van weet en begrijpt, hoe beter.

Zoo hebben ook de ambtsdragers tegenover elkaar weer een gereserveerde houding. De gevoeligheid van Ouderlingen en Diakenen tegenover elkaar is wereldkundig. Diakenen houden liefst de deur op slot voor. de Ouderlingen, de zaak der Diakonie is hun zaak. En de Ouderlingen hebben vaak met vergaderingen, waarin Diakenen verschijnen, weinig op of protesteeren in hun hart tegen de indringers. De Dienaren des Woords ontworstelen zich aan de genoemde algemeene neiging niet licht. De Dienst des Woords en der Sacramenten is hun zaak; de Ouderlingen, die over den Dienst des Woords spreken willen, ondeiT^inden vaak een meer of minder sterken tegenstand, of een hooge houding; ook alweer omdat daarbij de indruk, dat de OuderUng den Dienaar des Woords als een soort onderdaan of onderbaas beschouwt, en zichzelven als den eigenlijk verantwoordelijken persoon, soms niet te loochenen valt. Geen enkele ambtsdrager en geen erikel ambt bemint de beoordeeling vah den ambtelijken dienst door den Kerkeraad. En ook tegenover mede-ambtsdragers in hetzelfde ambt is men liefst zoo heel mogelijk; laat mijn ambtgenoot zich met zichzelven bemoeien, ik kan mijn werk wel alleen af.

Haast zou men soms zeggen, dat deze geest, die de gemeenschap miskent, juist op kerkelijk gebied zich nog meer laat gelden dan in het natuurlijke leven". *^)

Op een buitengewoon duidehjke en krachtige wijze' komt Sikkel's geloofsbesef, dat de gansche kerk in alle kerkelijke aangelegenheden moet betrokken worden, uit in het jaar 1905.

Zooals bekend is, werd op de Sjoiode van Utrecht uit dat jaar art. 36 der Ned. Gel. Bel. gewijzigd. De zinsnee „om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valschen godsdienst, om het rijk van den antichrisö te gronde te werpen" werd toen uit dit artikel geschrapt.

Over deze verandering van de confessie schrijft Sikkel dan een paar zeer belangrijke artikelen.

Sikkel voert een reeks bezwaren tegen deze wijzigingen aan. Zeer zeker deelde hij het gravamen tegen het genoemde artikel der confessie „in zekere opzichten en bij een bepaalde verklaring der woorden", maar de beslissing der Synode „voldoet" hem toch niet, boezemt hem „ernstige bezorgdheid" in; ja, zij „bezwaart" hem. En zijn hoofdbezwaar tegen deze confessiewijziging is dan dit, dat „de stemming der geesten in Kerk en land, op zulk een daad niet voorbereid, en de overtuiging in onze Gereformeerde Kerken er niet rijp voor was". **)

De belijdenis der Kerk is immers het eigendom der Gemeente.

Zij en zij alleen kan over die Behjdenis naar haar dure verantwoordelijkheid beschikken en beslissen.

„In onze liefde tot de Gemeente des Heeren, in onzen eerbied voor haar geestelijke gemeenschap in haar voortgaand historisch leven als de planting van dss Heeren hand, moet ons hart opkomen tegen alle doen met de Belijdenis der Gemeente onzes Heeren, waarin zij zelve niet geheel tot haar recht komt.

Zeker, die Belijdenis is door vrome geleerden opgesteld; zij heeft een historischen bodem in de ontwikkeling der godgeleerdheid, en in de wereldgeschiedenis; zij is aanvankelijk gekeurd en gewogen en vastgezet door geleerde mannen van historische beteekenis; — maar zij is sedert en zij is thans het onvervreemdbaar eigendom der Gemeente van onzen Heere Jezus Christus.

Het is het recht en de roeping der geleerden, over haar alle licht te ontsteken; ook wel het" licht der historie; maar zeer bepaald en in alle bijzonderheden het licht van Gods heilig Woord, waarmee de belijdenis alleen te doen heeft; — maar met dien arbeid van geleerden is over de Belijdenis der Gemeente nog niets beslist, beslissen kan alleen de Gemeente de» Heeren zelf".«»)

Formeel had, naar Sikkel uitdrukkelijk verklaart, de Utrechtsche sjoiode het recht om een belijdenisuitspraak te doen. Zij was een wettige Synode van Nederlandsche Gereformeerde Kerken.

Maar met dit formeele recht is men niet klaar! Tot een uitspraak inzake de Behjdenis mag een synode eenvoudig niet komen, „tenzij zij diep overtuigd is, dat zij hier de mond is van de Kerken; dat de geloovigen zich bewust zijn van de heilige en zuivere waarheid Gods in tegenstelling van de leugen, en dat de Gemeente des Heeren daarom een belijdenisuitspraak, van haar vertegenwoordiging vraagt.

Wij meenen, dat een welbewuste, levende, geestelijke gemeenschappelijke levensovertuiging, die tot nader behjden, tot verandering der Belijdenis als eisch der conscientie voor den Heere wiens wij zijn noodzakelijk is, in onze Nederlandsche Kerken, wat het stuk van Ajtikel 36 aangaat, ten eenenmale ontbreekt, en

dat daarom de Synode, hoewel formeel bevoegd, geestelijk incompetent was voor de gewichtvolle handeling waartoe zij na een halven dag discussie bij meerder­

„Het geestelijk proces in de Kerken des Heeren, dat aan al wat de Belijdenis raakt, vooraf moet gaan, ontbreekt hier bijna geheel. Inzake ons geloof over de punten, die twistingen gaven en waarover de Synode in haar Rapport over de leerverschillen handelde, kon de Synode als de mond der Kerken spreken. Hier ritselde het leven der genade, en alle broeders in de Synode waren hier één in beslistheid en in vreugdevolle overtuiging. Hier lag een geestehjk proces in' de Kerken achter en onder. En we verheugen ons hier, gehjk de anderen, over wat de Synode uitsprak.

Toch gaf de Sjoiode hierover geen Confessied !!")*')

Maar even beslist als we de handeling der Synode in de leerverschillen waardeeren, even beslist is ons de handeling der Synode inzake Artikel 36 een formeele handeling, die mechanisch de Kerken treft, maar waarin de zielen der kinderen Gods niet dermate mejiegetuigen dat hun hierin recht gedaan is.

Slechts, zoo het licht des Heeren de geloovigen helder bestraalt, en zijn Woord, zijn bedoelen, helder voor hen vast staat, dan hebben zij tot beslissing van hun publieke Belijdenis vrijmoedigheid.

Daarom betreuren wij ernstig de handeling der Synode inzake Artikel 36". *«)

En dat alles overwegende verklaart Sikkel tenslotte :

„Natuurlijk kunnen wij de daad der Synode niet ongedaan maken.

Maar zij heeft onze instemming niet.

Wij wenschen een andere behandeling van Artikel 36, en van heel het gewichtige stuk der waarheid Gods, waarover het hier gaat.

Moge die behandeling door de genade des Heeren op Gods tijd in het geestehjk ontwaken zijner Gemeente volgen, en aan het geloofsbewustzijn van Gods volk in Nederland voldoen.

Tpt zoolang zullen wij door de banden van ons hart onzej a; loudo Belijdenis bewaren gel ij k wij haar ontvingen, en niet gel ij k de Synode van Utrecht haar maakte.

Voor ons is de historische Nederlandsche Belijdenis nog dezelfde gebleven, omdat haar geen recht gedaan is, gelijk aan de Belijdenis der Gemeente van onzen Heere Jezus. Christus toekomt. Dit recht doen komt pas, indien de Gemeente des Heeren welbewust de roeping der Overheid als Gods dienaresse tegenover het Rijk van den Antichrist weet te belijden. Hoe het dan nu kerkelijk moet?

Of de Kerken, die nu in de war gewerkt zijn, moeten of zullen uitstooten degenen, die de bejüssing der Synode van Utrecht niet mede voor iiun rekening kuixnen en willen nemen?

Wij gelooven dit niet.

Maar we moeten het afwachten. De Heere regeert.

Om het gewicht der zaak wordt dit stuk door den schrijver onderteekend." ''^) . '


42) Hollands Kerkblad, , 10-3-1900, . No. 575.

*3) Idem.

< !*) Hiollandia, 16-9-1905, No. 863.

45) Idem, 30-9-1905, No. 865.

46) Idem, 30-9-1905, No. 865.

•*f) Sikkel doelt hier op de bekende , , Korte Verklaring" inzake veronderstelde wedergeboorte enz., welke door de synode van Utrecht werd vastgesteld. Merkwaardig is dat Sikkel uitdrukkelijk verklaart dat deze uitspraak geen confessie was. Natuurlijk bezat ze dan ook naar zijn overtuiglnij , geen confessioneel gezag.

ts) Hollandla, 23-9-1905, No. 865.

*o) Idem, 23-9-1905, No. 865.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 mei 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Sikkel's boodschap omtrent de kerk

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 mei 1949

De Reformatie | 8 Pagina's