GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Batavia, 23 Juli 1949.

Aan de Redacteur van , , De Reformatie" Kampen.

. Hooggeachte Redacteur,

Hedenmiddag kwam mij onder oogen de brief, door Ds Bouma geschreven, en door U geplaatst in deze rubriek in het nummer van 16 Juli 1949. Deze brief noopt mij tot een wederwoord. Want er worden dingen in gezegd, die ik meen anders te mogen zien, voor zoover het betreft de door de Gereformeerde Kerken alhier gevolgde gedragslijn ten opzichte van de in Indië vertoevende legerpredikanten.

Mijn bezwaar gaat niet tegen het eerste deel van Ds B's brief. Het treft wel, dat zijn brief juist tn hetzelfde nummer van .ons blad is afgedrukt, als waarin ondergeteekende aandacht vraagt voor de noodzaak de belangen van de eenmaal uitgezonden legerpredikanten te blijven behartigen,

ok nu de synode van Amersfoort besloot geen deputaten voor de geestelijke verzorging der nillltalren meer te benoemen. Het verblijdt me dan ook ten zeerste, hooggeachte Redacteur, dat U in uw onderschrift meent te mogen stellen, dat deze synode niet alleen de geschiede opdrachten, maar ook de beloften en rechterlijke stipulaties aan deze predikanten gedaan en met hen aangegaan, heeft gehandhaafd. Ongetwijfeld volgt daaruit, dat de commissie van de classis Groningen, die nu de zaken van de uitzending van een of meer leenpredikanten behartigt, onder het afhandelen van de loopende zaken van het opgeheven deputaatschap ook dient te rekenen het opkomen voor het vervullen der gedane beloften en aangegane verplichtingen.

Maar op iets anders uit den brief van Ds B. zou ik willen wijzen. U weet, dat hij daarin het voorbeeld gebruikt van een generaal, die eerst parachutisten voor de linies uitwierp, en daarna principieele bezwaren kreeg tegen het gebruik van dit soort troepen. En hij vraagt U dan:

„Wat zoudt U, hooggeachte Redacteur, van die generaal uit het sprookje zeggen, als hij, na wijziging van zijn inzichten en van zijn veldtochtsplan, in plaats van dag en nacht al zijn best te doen om van zijn paratroopers nog te maken wat er van te maken viel, hen, integendeel, in de pers voor het volk aan de kaak zou stellen als mannen die trouweloos de beproefde paden verlaten hadden en deswege laakbaar zijn?

Als ik 'het goed zie, is daarmee te vergelijken wat thans ten aanzien van ons plaats vindt. De Indische Gereformeerde Kerken staan zo tegenover ons. Zij stellen ons als mannen voor die verkeerd doen; zij waarschuwen tegen ons. En scribenten uit haar midden wagen het zelfs, onze ambtstrouw in twijfel te trekken.

Hooggeachte Redacteur, het is zover gekomen, dat het niet meer een als vanzelf sprekende zaak is, dat b.v. de kerk van Semarang, als ik op een Zondag daar ter plaatse aanwezig ben, mij uitnodigt voor te gaan in de ambtelijke dienst van Woord en Sacramenten. Op zijn zachtst uitgedrukt: de Indische zusterkerken staan aarzelend tegenover ons, juist vanwege het feit, dat wij ons ingevolge synodale uitspraken hierheen hebben laten uitzenden". Tot zoover Ds B. (Enkele vet gedrukte gedeelten van mij. V. d. S, ).

Nu wil De er niet veel. aandacht aan geven, dat Ds B. er toch wel min of meer in zou kunnen komen, als de kerken hier inderdaad zoo tegenover hem stonden. Hij zelf zegt immers in zijn brief: De synode van Amersfoort zal wel op grond van Schrift en K.O. de tot nu toe gevolgde weg hebben verlaten. Volgens zyn eigen zeggen zou dan uit dit synodale gevoelen volgen, dat de huidige legerpredikanten op een verkeerden weg zijn. Als dat Inderdaad de onontwijkbare conclusie zou zijn, zou Ds B. het de Indische kerken niet zonder meer kwalijk nemen als zij zich werkelijk zoo zouden gedragen tegen de legerpredikanten als Ds B. hier voorstelt.

De werkelijkheid is echter geheel anders. Mij is geen persarttkel van de kerkEN i) hier — bekend, waarin gezegd is, dat de legerpredikanten individueel verkeerd deden, juist vanwege het enkele feit van hun zich laten uitzenden. Wel is mij bekend, dat deze conclusie opgedrongen wordt aan hen, die het huidige systeem van uitzending verwerpelijk achten. Maar die conclusie is in dien vorm (er werd van ZONDE gesproken, en dan geroepen: jullie moeten onze terugroeping eischen) nooit door de kerken aanvaard. Mij is geen artikel van kerkEN hier bekend, waarin tegen onze legérpredUcanten gewaarschuwd is, laat staan vanwege wat Ds B. hier noemt. Wel weet ik, dat immer is onderscheiden tusschen het SYSTEEM waarbinnen de kerken in 't gemeen deze predikanten uitzonden, en den arbeid der individueel© predikanten, die tn het raam van een door de Indische kerken verwerpelijk geoordeeld systeem werden uitgezonden. Ook is onderscheiden tusschen de kerken die binnen dit systeem uitzenden en de predikanten die zich lieten uitzenden. Het aanvaarden van uitzending binnen het bekende systeem komt in eerster instantie voor rekening van de kerken in 't gemeen. Niet, dat de individueele leden daarvan los te denken zijn, maar als hier van schuld gesproken moet worden is liier een gemeenschappelijke schuld, een schuld van kerken, niet van individuen. Voorts is ten aanzien van de schuldvraag onderscheiden tusschen zonde in afdwaling en zonde met opgeheven hand verricht. De Indische kerken gelooven, dat de kerken in 't gemeen gedwaald hebben met uit te zenden in het gewraakte systeem. Gaat daarvoor het oog open, dan mag niemand, die zelf mee dwaalde, noch minder een kerk die zelf mee dwaalde, een individueel predikant hard vallen, omdat hij de zaken nog niet zoo is gaan zien. Dat is dan ook nimmer gebeurd, en nimmer zijn de legerpredikanten DESWEGE door de KERKEN met wantrouwen begroet. Meer nog, ze zijn hier hartelijk ontvangen. Ja nog meer: toen de kerken hier begrepen, dat de „generaal" een viertal „parachutisten" zou. uitwerpen, maar binnenkort daar spijt van zou krijgen, toen hebben de kerken hier zoowel den „generaal", vertegenwoordigd tn deputaten, willen waarschuwen, als ook van te voren tegen de a.s. „parachutisten" gezegd: laat je niet afwerpen, want jullie worden de dupe van den spijt, dien de „generaal" straks vast krijgt. Dat was geen opstand preeken tegen den „generaal", want die vroeg immers „vrijwilligers". De kerken hier waarschuwden dus op tijd, wijl zij den gang van zaken voorzagen. Tevens hebben zij bedacht, dat, al was het „parachutistenwapen" ondeugdelijk, daarom nog niet elke individueele „parachutist" verkeerd werk moet doen.

Daarom hebben de kerken hier juist getracht te doen, wat Ds B. hen verwijt niet gedaan te hebben. De stukken, ook in „De Reformatie" gepubliceerd, wijzen het uit. Daarin wordt wel gesproken van een verwerpelijk SYSTEEM. Maar daarin wordt ook gezegd, dat de uitgezonden predikanten nog wel goed werk kunnen doen. Allereerst door zich In het bataljonswerk te houden aan art. 7 K.O. en dus veel over de kerk te praten, waartoe zij immers vergaderen vrillen. Maar bovendien, door zich zooveel mogelijk te belasten met de ambtelijke verzorging der gereformeerde militairen in hun legeronderdeel, M.a.w., wij hebben Inderdaad dag en nacht ons best gedaan om de reeds afgeworpen „parachutisten" nog zooveel mogelijk in te schakelen in ons werk, en er nog van te maken wat er van te maken viel. En de kerkEN hebben geen artikelen in de pers geschreven, waarin de legerpredikanten laakbaar werden geacht vanwege het enkele feit van hun-komen hier. Ik ken wel een artikel van Semarang tegen Ds Pieffers. Maar dat ging tegen diens bestrijding van de liier voorgestane ambtelijke verzorging der miUtairen. Voorts zijn de kerken niet verantwoordelijk voor de pennevruchten van „gemeene leden" der kerk, geschreven in de uitoefening van het ambt aller geloovigen.

Hoe het dan met die aarzeling van Semarang zit om Ds B. uit te noodigen? Wel, Semarang spreke voor zichzelf. Maar zooveel weet ik er wel van: het was niet omdat De B. veldprediker is. En zooveel weet ik er ook van: het was tn ieder geval mede, omdat Ds B. zich niet vinden kan in het oordeel der kerken in Indië, dat gereformeerde leden te velde geroepen zijn tot kerkformatie (al dan niet institutair) en dat als vergadering van geloovigen in het bataljon niet door mag gaan de bijeenkomst van alle protestantsche militairen in het bataljon, al wordt die bijeenkomst dan ook toegesproken door een geref. veldprediker. Dat derhalve ook als in een bataljon een geref. predikant de geestelijke verzorging van staatswege op zich nam, kringvormtng is vereischt, en dat daar dus op dient te worden aangewerkt ook door den geref. veldprediker. Hoe dan ook: de aarzeling te Semarang zat niet vast op het enkele feit dat Ds B. veldprediker is. Ik zelf wil wel uitspreken dat ik — voor zoover ik oordeelen kan •—• tn het huidige stadium een spontane uitnoodigtug beter had geacht. Ik gun iemand graag den tijd om klaar te komen met de vragen die zich hier voordoen. Ikzelf zag het op de synode van Groningen ook nog anders en vond het wart „extremistisch", toen daar gevraagd werd of het systeem-veldpredtkerschap wel deugde. Later bleek me, dat al veel eerder de synoden hadden gezegd, dat van het systeem hij het licht van Schrift en K.O. gezien, eigenlijk geen spaan deugt (zie rapport Amersfoort '48). Daarom, nogmaals zij het gezegd: Semarang aarzelde met een bepaalde uitnoodiging van Ds B. (er was er minstens één aan voorafgegaan) om andere dan de door Ds B. genoemde reden. Dat het „zoover gekomen" is (eigen woorden van Ds B.) wijst op een proces. En ik wil niet verhelen, dat het den arbeid der kerken lüer bemoeilijkt, als er zich op hun ressort geref. predikanten bevinden, die een andere gedragslijn willen volgen en daarover met geref. militairen en anderen spreken, dan de kerken hier AMBTELIJK hun leden voorhouden. Ik wil echter persoonlijk veel daarin verdragen. Maar ik zou het jammer vinden, als de Indische kerken beschuldigd werden van dingen, die niet tn overeenstemming zijn met de feiten.


1 ) Let op: kerken, geen personen. En let op het MEER­ VOUD.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's