GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater. neven

Nergens vinden wij in de Schrift de belofte, dat de kerk des Heeren het gemakkelijk zal hebben in deze wereld. Zelfs toen de Koning der kerk Zijn discipelen uitzond om te prediken onder het volk der oude kerk, zeide Hij: Ik zend u als schapen in het midden der wolven.

Het is dan ook wei wonderlijk, als in onzen tijd van ongeloof en revolutie en verleiding der valsche profeten daar Schriftgeloovigen zijn, die als leidend woord voor him kerkelijk leven hebben: geen drukte! of: het is hier rustig. Alsof de rust hier door ons mag worden gezocht.

Trouwens wie leest niet in de Schrift, dat de Satan omgaat als een brieschende leeuw, of als een engel des lichts en zou men dan meenen, dat 'hij de kerk van Christus zou sparen? Alsof niet allereerst en allermeest op haar zijn boozen aanval zich richt.

Zoolang de overheden en machten nog niet door hem gewonnen werden voor de vervolging der kinderen Gods, werkt hij met de valsche profetie. De gevaarlijkste vijandige kracht. Die verreweg het grootste aantal gevallenen, wijl verleiden telt.

Men waarschuwt tegenwoordig inzonderheid tegen het communisme, maar als de communist de godloosheid beveelt, is hij lang zoo gevaarlijk niet als de valsche profeet, die met veel vrome woorden het pad voor hem bereidt.

Als wij ons echter laten verleiden, ligt dit niet aan de Schrift of aan de geschiedenis der kerk, de leiding des Heeren met Zijn volk. Maar meermalen kennen wij de Schrift niet, en weten wij niet wat de historie der kerk vermeldt.

En wij verwaarloozen ook de waarschuwing van art. 9 onzer geloofsbelijdenis, die de gevaarlijkste valsche profeten bij name noemt: joden, mohammedanen, eenige valsche christenen en ketteren als Mardon, Mani, Praxeus, Sabellius, Samosatenus, Arius en andere diergelijken, die met goed recht door de heilige Vaders zijn veroordeeld geweest. De vaders kenden ze dus.

Kennen wij, die misschien meermalen onze volkomen instemming met de belijdenis der vaderen schriftelijk hebben betuigd, die verleiders?

Laat niemand zeggen: zij leefden al zoovele eeuwen te voren en wij hebben thans met de huidige valsche leeraars te doen.

Want ik meen, dat de roomsche wijsgeer Cathrein de wijsgeerige markt eens heeft vergeleken met een kermis. En dan mocht hij vooral denken aan den mallemolen, die den toeschouwer telkens weer dezelfde figuren langs hem heen doet gaan. Dezelfde paarden of andere beesten, maar telkens zit er een andere kermisganger op. En dat gaat al maar zoo voort, en de satan bespeelt het orgel.

Met wien had Hendrik de Cock het te doen? Met Hofstede de Groot, maar die zat op het paard van Arius.

En voor welk gezelschap moet de kerk des Heeren thans het meest waarschuwen? Het is dat der Barthianen, die in het oude schuitje van Marcion zitten.

De vormen zijn verschillend, de problemen van onzen tijd zijn van andere gedaante, maar in den grond der zaak is er telkens weer dezelfde verleiding en niet het muist zijn de manieren dezelfde. Ook op die manieren inoeten wij letten, want juist daardoor laten velen zich verleiden elke eeuw weer. Ook thans.

De valsche profeten tasten alle vastigheden der •goede belijdenis, elke Schriftuurlijke waarheid aan, maar zij behouden gaarne de termen, daarin schuivende een gansch andere bedoeling.

Maar daarom zijn zij veel gevaarlijker dan de man van de „Dageraad", dan de atheïst, die rondweg voor zijn ongeloof uitkomt.

Zij zijn gemeenUjk ook de strijders voor de vrijheid van denken en spreken vooral in de kerk. Komen niet maar voor een tweerichtings-, maar voor alle mogelijke richtingsverkeer op. Voor elke dwaling moet volle ruimte zijn, want alleen zoo kan de waarheid zich ruim baan maken. Maar zij maken één uitzondering, nl. voor den gehoorzamen belijder der Schriftuurlijke waarheid, der goede belijdenis. Als zij dien maar zien naderen, gaan alle stekels rechtop staan; zij blazen van woede, als zij worden weersproken, zóó, dat hun verleiding, hun verloochening der geopenbaarde waarheid, hun vervalsching der belijdenis in een helder licht wordt gesteld.

Heel hun wapentuig wordt dan in werking gesteld.

Nu eens is het een roep, als onlangs nog werd gehoord : het moet nu maar eens uit wezen. Dan weer een doodzvnjgen en negeeren. Of ook wel heete tranen over de boosheid van den aanvaller, en diepe zuchten over de miskenning, die zij moeten ondervinden.

Of hartelijke woorden van waardeering, als zij iemand vinden, die met eenige vriendelijkheid hun dwalingen, wil ontmoeten, maar tegelijk een smalend schelden over de domme lieden, die van de dingen, waarover het gaat, niets begrijpen.

Wij zagen dit ook nü weer, nu prof. Berkouwer met groote waardeering wordt begroet, waartegenover dan de domheid wordt gezet van degenen, die hun de sohaapsvacht van de wolvenhuid trokken.

Ook wordt wel getracht den laatstgenoemden zwijgen op te leggen. het

Ik denk nu aan Cartesius, die hier te lande de vrijheid zocht voor zijn gevaarlijke werken, en die ook in zoo vroom kleed zich wist te hullen, zóó zelfs, dat gereformeerde predikanten zich lieten verlokken, hem wel aardig te vinden.

Als dit geschiedde vloeide de mond van Descartes natuurhjk over van lof. Dat waren nog eens knappe lieden; die begrepen zijn hooge wijsheid.

Maar toen Revius en Voetius tegen hem waarschuwden en zeiden: hij is in werkelijkheid een atheïst, 'wat de volle waarheid was, klaagde hij bij de overheid over zulk een schandelijke Ijehandeling. Men stelle zich zulk een brutaliteit voor, in het kleed van heilige verontwaardiging en toorn.

En waarlijk, het gelukte hem soms, dat machtige heeren beproefden den aanvallers den mond te snoeren.

Maar ondervond prof. Zuidema niet hetzelfde, toen vanwege het gezelschap der ontaarde zending een klacht uitging tot diegenen, die dan de beschikking hadden over zijn positie, toen hij de volle waarheid deed zien?

Daar is vooral hier niets nieuws onder de zon.

De valsche profeten zijn o zoo verdraagzaam, mannen der tolerantie. Zij kunnen met alle mensehen goed opschieten. Zelfs met den ergsten revolutionair, den communist, maar zij maken één uitzondering, nl. voor de onverdraagzamen; dat zijn de getrouwe kinderen van Christus' kerk. De vredesmieren rusten niet voor zij de strijdmieren hebben uitgeroeid.

Zij zijn breed en ruim, het kan niet breeder en ruimer en kunnen alle meening dulden, behalve echter die van de enghartige en bekrompen geloovigen. Die trekken de lijnen zoo scherp, die meenen dat zij het alleen weten. Die zijn eenvoudig niet te verdragen. Zij knersen op de tanden, als zij met zoo iemand te doen krijgen.

En dit vooral, omdat zij het dan te doen hebben met liefdeloozen.

Want dit moeten de menschen wel weten, dat zij vroom zijn en liefdevol. Het komt dan ook niet maar op zuiverheid van belijden aan, maar op verdraagzaamheid, liefde en vroomheid.

Vinet doorzag ze in zijn goede dagen, toen hij tegenover een man als Lamartine stond met zijn heel vromen en natuurhjken godsdienst.

Vooral in zijn prachtige critiek op dat zeker buitengemeen fraaie gedicht: Jocelyn. Ik hoop er nog wel eens van te vertellen.

Hij wees er op, dat, naarmate de geopenbaarde waarheid te meer wordt losgelaten, de pathos stijgt. Nu, laat ons maar eens luisteren naar de.diepe bewogenheid der valsche profeten.

En voorts merkt hij op, dat hij te doen had met menschen, die de Schrift in werkelijkheid verwerpen, maar zich er naar buiten mee „decoreeren". Het is een kostelijke zin: „d'autres, et c'est Ie plus grand des malheurs, la repoussent interieurement et s'en decorent au dehors". Dat is het ergste, zegt Vinet.

Nu kwam het niet in hem op die valsche profeten domooren te noemen. Daar denkt ook thans niemand onder ons aan. Integendeel, de valsche profeten zijn meermalen buitengemeen knap, zelfs geniaal, maar daarom des te gevaarlijker.

Laat ons nu eens denken aan de reformatie der zestiende eeuw, toen de Koning der kerk Zijn kinderen weer uitleidde uit het diensthuis van Rome, hen weer vergaderde in Zijn gehoorzame kerk. Welk een leger van valsche profeten werd toen op die meestal kleine en zwakke kerk afgezonden.

Daar is in het vorige jaar een groot werk verschenen van den Italiaanschen' geleerde Celio Cantimori; een werk, in het Duitsch vertaald door Werner Kaegi, en in Bazel uitgegeven.

De Duitsche titel is: „Italienische haeretiker der spat-renaissance". Laat ik zeggen: Itallaansche ketters der zestiende eeuw.

Welk een leger van valsche profeten, die de Roomsche kerk verlieten om vrijheid voor hun booze dwalingen te verkrijgen en in de kerken der reformatie indrongen, hoogleeraarszetels aan de universiteiten in Zwitserland wisten in te nemen, en een schare van bewonderende leerlingen uit verschillende landen om zich wisten te vergaderen.

Zij deden alsof zij de Schrift aanvaardden, maar

nimmer werd met de woorden der Schrift een schandelijker spel gedreven dan toen. Maar zij waren voor de vrijheid, tolerant, konden een ieder verdragen, wilden met allen disputeeren, waren uitermate vroom en verhieven de liefde hemelhoog.

Behalve wanneer zij te doen kregen met Calvijn en zijn medestrijders.

Wat hadden die een zwaren strijd te voeren tegen deze valsche profetie, een mengsel van wat men dan noemt „christelijke elementen", kettersche leeringen in den trant van Mani en Marcion, heidensche wijsheid, inzonderheid ontleend aan Plato en Plotinus, stikvol van gevaarlijke mystiek, verwant met alle mogeUjke doopersche dwalingen en practijken. Maar hoe wisten zij eenvoudige christenen te betooveren.

Het behoeft ons niet te verwonderen, dat Calvijn deze lieden niet spaarde en ze met alle kracht bestreed. Maar dan klaagden zij: hoe hard was die man. Hij schold; en dan zeiden vele zachtmoedige christenen: ja, al dat schelden, moet dat dan zoo?

Maar zij vergaten de vreeselijke scheldwoorden, die Calvijn en den zijnen werden toegeworpen.

Die valsche profeten waren immers zulke vroome, liefdevolle menschen, en zij meenden het zoo goed. Nu, zij dwaalden misschien wel eens, maar dat kon ieder overkomen. Waren die reformatoren dan feillooze menschen? Mankeerde er ook niet wat aan hun leven en werken ?

Ik behoef niet meer van dat soort argumenten te noemen. Wij hooren die allen dag.

Ik herhaal: als wij de valsche profeten niet onderkennen, dan ligt dat niet aan de Schrift of aan de kerkhistorie.

Ik wil uit het straks genoemde groote werk een volgenden keer wel eens een enkelen greep doen, waaruit blijkt, dat de valsche profetie in den grond der zaak niet veranderde en dat inzonderheid de manieren dezelfde zijn. Laten wij er zeer nauwkeurig op letten, en nooit vergeten, dat ons eigen hart van nature dwaalziek is, en ons oor zich zoo gemakkelijk neigt naar den tegenspreker der Schrift.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's