GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater,

Nog in één opzicht had Nietzsche tegenover zijn eeuw het gelijk, althans ten deele, aan zijn kant. Het betreft het antwoord op de vraag: wat is het fundament van het Christelijk Europa, en waaraan ontleent het zijn rijke goederen?

Dit is ook de vraag voor onzen tijd, nu wij het schoon gebouw zien wankelen, zooals dr Beerling 't zegt: het wankelende Westen, welks staat en toekomst aller hart thans met angst vervult.

Daar zijn nu christenen, ook de leiding der a.r.partij, die zeggen: daar moet een Eüropeesche eenheid komen en daartoe moeten samenwerken: humanisten en vrijdenkers, roomschen en protestanten. De Eüropeesche beweging zal, dus sprak prof. G. v. d. Molen op een samenkomst van den zgn. Europeeschen jongerenraad, moeten rusten op drie zuilen: de humanistische, de protestantsche en de roomsch-katholieke levensovertuiging. Ten onzent, dus deze geleerde, zijn deze stroomingen het meest in harmonie.

Nu moeten wij wel onderscheiden tusschen de beelden : zuilen, en dan gaat het om het fundament, en stroomingen, want dan spreken wij over invloeden.

Het wereldleven rust op het fundament van schepping en herschepping. Wij belijden naar de Schrift, dat het fundament van het Christelijk Europa is het werk van den Christus der Schriften, de werking van Zijn Woord, verkondigd door de getrouwe Kerk des Heeren. Een ander fundament is èr niet.

Het humanisme kan geen grondzuil zijn, want wie dit aanneemt zegt, dat een der fundamenten van het leven is de heidensche afgodendienst. Dr Beerling verklaart, dat elk modem handboek het Griekendom aanwijst als een der vroegste grondslagen van de Eüropeesche beschaving. Dat zou dan zijn het diepstliggend fundament.

Naar de leer, thans verkondigd voor een jongerenraad die meent het leven te kunnen redden, is dan daarop het fundament van de roomsche levensbeschouwing gelegd. Wat zeggen wil, dat de afglijding der kerk, de loslating van Gods Woord, de synthese van heidendom en christendom — want dat is Rome — een fundament is.

Naar roomsche beschouwing is dit ook zoo, want de heidensche wijsheid en mythologie, de afgodendienst dus, wordt gezien als een voortrap van, een inleiding tot het christendom.

Hier werd dan een fundament gelegd op een fundament, of een zuil geplaatst naast een zuil.

En dan komt het protestantisme, d.i. een verworden Reformatie, er als een derde fundament of zuil bij. .

Men zie nu niet voorbij, dat de a.r. politiek van onzen dag op zulke gedachte dan rust, en dat de christelijke vakbonden hun actie in nog sterkere mate op die gedachte rusten doen. De zaak is dus wel zeer belangrijk. Want het gaat hier maar niet om een beschouwing, om een theorie, doch om een veel rumoer maken­ de actie, als vrucht van deze beschouwing. En zij, die hun oogen daardoor laten verblinden, mogen zich wel ernstig de vraag stellen: of dit denken en doen bestaanbaar is voor het Woord van God en de daarop berustende gereformeerde belijdenis.

Wij moeten deze gedachte met kracht verwerpen. Zij is in den grond niet eens christelijk meer.

Wij kennen en belijden geen ander fundament voor gansch het leven, geen andere zuil voor het Christelijk Europa dan de gehoorzame dienst Gods. Voor gansch het leven en inzonderheid voor het Christelijk Europa, zijn staat en maatschappij, geldt het Woord der Schrift: ant niemand kan een ander fundament leggen dan gelegd is hetwelk is Jezus Christus. En verwijzen wij naar I Tim. 2 : 19: venwel het vaste fundament Gods staat, hebbende dit zegel: e Heere kent, die" de zijnen zijn en: en iegelijk sta af van ongerechtigheid, dan kan men wel meenen dat dit geldt van de kerk des Heeren — wat al niet juist is, omdat de kerk gebouwd is op het fundament — en dit ook in dien goeden zin beperken tot de kerk, maar hiermee is waarlijk niet alles gezegd. Want de kerk Gods heeft, zoolang zij getrouw /bleef aan het Woord van haren Koning, het fundament mogen prediken en daarop ook doen bouwen voor het Christelijk Europa, waarom wij mogen en moeten zeggen, dat dit Europa rust op dit fundament en alleen ook den rijken zegen, de kracht van zijn gebouw, dat God het schonk, kan behouden, als het blijft wandelen in den weg van het Woord Gods, luistert naar de prediking van de kerk, die dit getrouw verkondigt.

Zegt men nu: maar ontkent gij dan de aanwezigheid van drie stroomingen, dan zou het de historie en het heden weerspreken zijn, als wij zulks deden.

De apostel Paulus zegt in I Cor. 3 : 2, als hij het eenig fundament voor heel het leven heeft gewezen: en iegelijk zie wel toe, hoe hij daarop bouwt. Daar is gebouwd met goud en zilver en kostelijke steenen, maar ook met hout en hooi en stoppelen. Eens ieders werk zal openbaar worden; want de dag zal het verklaren, dewijl het door vuur ontdekt wordt, en hoedanig eens iegelijks werk is, zal het vuur beproeven. Dit machtige woord teekent heel de historie der Christenheid. Het is mogelijk, dat iemand, die dwaas ging bouwen, zelf behouden wordt, doch alzoo als door vuur, ni. dat hij erkent, dat zijn werk verkeerd was en terugkeert, ootmoedig en schuldbewust, tot het fundament, dat hij is blijven erkennen. Dat was het werk van de kerk der reformatie. Als alle menschelijke bouwsels wankelen en het leven in grooten nood komt, kan God de Heere in Zijn rijke genade weer Reformatie geven, die zeker ook afbraak is, nl. ons hout en hooi en stoppelen verteerd door het vuur der weer gezonde prediking, maar als de mensch zijn bouwsels wil loslaten en terugkeeren tot het eenig ware fundam.ent, zal opnieuw een rijk leven voor den staat en voor de maatschappij in groote vrijheid en gehoorzaamheid kunnen opbloeien.

Dat hebben wij gezien in de zestiende eeuw, toen het heidendom het gansche leven weer dreigde te overwoekeren.

Wij moeten, om de historie van het Christelijk Europa weer goed te zien, allereerst hierop letten, dat de kerk des Heeren met de prediking van Woord en sacrament 'n heidensche wereld inging, en dit vreeselijke heidendom moest overwinnen en allengs terugdringen.

Het ligt voor de hand dat ook heidensche elementen bleven leven. Onze christelijke zending van thans kan daarvan toch ook spreken. De gehoorzaamheid ook der kinderen Gods is nimmer volmaakt.

En vergeten wij niet, wat het heidendom is: het is maar niet iets achterlijks, het begin eener evolutie, de laagste trap der beschaving, een staat van domheid, waaruit dan onze trotsche beschaving allengs is opgegroeid.

Het heidendom is de n a t u u r 1 ij k e mensch, die zich keert tot de aarde, hier zijn wezenlijke woning wil bouwen, de stad, die fundamenten heeft, en uit de eigen kracht de vrucht der zonde, het kwaad, wil overwinnen, ja niet tevreden is met slechts mensch te zijn, maar Gode gelijk wil worden. Dat zegt ons de val, onze val in het paradijs.

Én dat bevestigt heel de geschiedenis.

Ik herinner mij nu, hoe eenige jaren geleden ergens een comité van deftige dames zich bezig hield, een enkelen middag in de week met kleertjes te maken voor een zendingspost, voor de arme heidenkinderen, zooals zij het zeiden.

Eens in het jaar werden die kleertjes dan ter bezichtiging gesteld voor de gemeente.

Nu werkten die dames niet allemaal even netjes. Er waren grove steken bij en toen de predikant ter plaatse ook eens kwam kijken, alles belangstellend inspecteerde, en men hem vroeg: hoe vindt U het, antwoordde hij: ik heb bemerkt dat sommiger uwer denken: het is toch maar voor de blinde heidenen.

Welnu — zoo denken wij wel eens meer, maar dat is totaal fout.

Heidenen zijn mensehen als wij, en zelfs onder de zgn. primitieve volken, die naar het dan heet zeer laag staan, op de onderste trede van de ladder der beschaving, is er evenzeer intelligentie als onder ons. Het is niet o n mogelijk dat menigmaal een geleerde onderzoeker er wordt tusschen genomen, waardoor wij dan allerlei verhalen krijgen, die fabeltjes zijn.

Deze arme primitieven zijn niet maar dom, maar zij zitten onder de natuur, die zij aanbidden en die zij vol zien van goden of duivelen. Maar zoo is het weer precies met de groote geleerden van onzen tijd, die Nietzsche volgen in zijn beschouwing omtrent het fundament voor alle leven. Ik hoop daaromtrent wel nader eenige treffende voorbeelden te geven. Zij zijn volleerde rationalisten of irrationalisten, wat ten slotte gemeenlijk op 't zelfde neerkomt. God de Heere heeft ook aan het Grieksche volk der oudheid zeer rijke gaven van denken, van kunst, en vormende kracht gegeven.

Ik herinner U maar aan de kostelijke artikelen over de klassieke oudheid, die in onze „Reformatie" van zeer deskundige hand werden gegeven.

Dit Griekendom nu is als een machtige heidensche strooming het leven blijven doordringen nadat de kerk had laten zien waar de fundamenten liggen. Wij zijn in ons spreken en doen menigmiaal nog meer heidensch dan wij wel weten.

Welnu — toen de kerk allengs onder den invloed van hiërarchie en mystiek weer naar het heidendom afgleed, en daarin een wedergeboorte, Renaissance, zag, gaf God de Heere het wonder der Reformatie. Terug naar het fundament. En aan de inzinking van de kerk der Reformatie tot allerlei protestantisme moeten wij wijten den val van onze dagen, het angstig wankelend West Europa, dat wij thans beleven.

Maar hoezeer spreekt ons nu de afval der christenheid toe als zij de leer der drie zuilen gaat volgen en daarop een vereenigd Europa bouwen wil. Ook dit is de weg naar het nihilisme, dat Nietzsche profeteerde, waarin de sterke mensch, niet gebonden aan eenige wet of regel, zich kan uitleven naar zijn dierlijke instincten.

Het is daarom goed, dat wij dezen wijze leeren verstaan; hij is niet ten onrechte de voltrekker van dit vonnis voor West Europa genoemd.

Maar nu de vraag: waarin had Nietzsche dan tegenover zijn tijd gelijk?

Daarover D.V. in een volgenden brief.

Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

MARNIX.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 november 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 november 1950

De Reformatie | 8 Pagina's