GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater,

Het blijft onze taak, onze Heiland heeft het Zijn kinderen gezegd, de teekenen der tijden, dus ook van

onzen tijd, te verstaan. Daartoe is geen geleerdheid noodig. De eerste voorwaarde is, dat wij ons zelf kennen in het licht van Schrift en belijdenis. De tweede, dat wij nauwlettend lezen en ter harte nemen wat het Woord Gods ons zegt van den gang der historie. De eenvoudige, geloovige Bijbellezer ziet de dingen van dezen dag dan beter dan alle humanistische en socialistische grootheden tezaam.

Leven wij zoo, dan zien wij duidelijk den rampzaligen weg, waarin ook ons volk wordt geleid.

Ik sprak van humanisten en socialisten. Zij zijn feitelijk nog niet anders dan hun vaders in de vorige eeuw. Zij blijven geloöven in den vooruitgang. Het zal mogelijk zijn hier op aarde een paradijs te scheppen.

Ik breng maar in herinnering den slotzin van het oorspronkelijk Atlantisch pact: de volken bevrijd van vrees en gebrek. Of wijs op de gedachte, dat men den vrede voor altijd zal kunnen vestigen.

En nu moeten wij eens goed nagaan, wat er wezenlijk gebeurt en wat wij allen dag vreezen.

Het is misschien wel hierom, dat Velsens burgemeester in zijn jongste ndeuwjaarsrede heeft gezegd, dat middelmatigheid en halfslachtigheid thans zetelen op het gestoelte der eere.

Velsens gemeenteraad is gelukkig nu uit den brand. Want hij heeft een motie aanvaard, waarin van den burgemeester werd geëischt dat hij die verklaring zou terugnemen. Hij heeft zulks ook gedaan en nu is er althans op die kleine plek geen middelmatigheid of halfslachtigheid. Men kan wat doen tegenwoordig per motie.

En de vooruitgang bUjft derhalve vaststaan. In elk geval zijn er in ons volk groepen, die een „levenspeil" hebben bereikt, waarvan zij nu eenmaal geen afstand willen doen.

Als het niet anders kan moeten anderen daar maar voor bloeden.

Nu is het echter opmerkeUjk, dat vele wijzen en, naar zij ook verklaren, kenners der historie, zeer sceptisch kwamen te staan ten opzichte van den vooruitgang.

De een zegt: wij leven in voortdurende vrees.

Een ander: onze vooruitgang bestaat feitelijk alleen hierin, dat wij, steeds méér middelen ontdekken, om alles te vernielen.

Een derde: wij moeten maar aannemen, dat de menschheid nog in haar kinderschoenen staat, , hoewel dan ook de kajis groot is, dat deze baby in de wieg wordt gesmoord.

Heel merkwaardig is het getuigenis van den bekenden socialistischen historicus, Romein, een zonder twijfel zeer bekwaam geleerde.

Hij vertelt in het moderne tijdschrift: „De Nieuwe Stem" van „theoretische beschouwingen over den vooruitgang van den tijd".

Hij zegt: er is in de geschiedenis geen terug. Er i s alleen maar verder. Vooruitgang? Dat is de vraag. Voortgang dat is zeker.

Het leven der menschheid i s een hacheUjk avontuur, en het zal steeds hachelijker worden, en de zucht om het bestaan veilig te stellen — de vakvereenigingsleiders mogen het voor gezegd houden — is misschien niet de minst werkzame factor in dat proces van den vooruitgang, dat het leven in feite steeds onveiliger maakt.

Ik vermoed, dat minister Drees dit met hem eens is. Maar — ja, wat zal hij?

Onze bewustmaking, zoo gaat prof. Romein voort, dus, dat wij het proces begrijpen, is op zichzelf niet voldoende om de gevaren te verminderen. Toch zal die bewustwording toenemen. Maar ook dan blijft gelden dat dit bewustzijn op zichzelf nog nooit iets heeft bereikt.

Wat moet er dan gebeuren?

Wat mij betreft, dus verklaart hij, althans dit, dat wij den voortgang, het feit, scherp scheiden van den vooruitgang.

Ja, dat zal wel moeten. Ik wees er reeds in den vorigen brief op, dat men erkent: het resultaat van ons werken staat veelal vlak tegenover het ideaal, dat wij wilden bereiken. Daar schijnt, dus zegt men dan, nog altfld een verborgen wet te zijn, die ons in onze fantasie over den vooruitgang tegenstaat.

Dr Kuyper placht in zulk geval tegen de mannen van den vooruitgang te zeggen: gij rekent niet met een sterken vennoot: de zonde.

En er is meer waarmede de mensch dan niet rekent. Het is de Drieëenige God, Die de historie regeert.

Maar ik volg nu verder het betoog van prof. Romein.

Hij zegt: wij moeten geen realist zijn, d.w.z. dat wij zouden meenen: zooals het nu eenmaal is, zoo is het goed. Wij moeten in onze concrete situatie het ideaal voor oogen houden.

En als wij zulks doen, dan zullen wij misschien — misschien dus nog — in staat zijn op den duur het dfemonisch proces van den voortgang tegen te houden.

Het is bekend, dat de menschen, die niet geloöven, dat de duivelen bestaan, graag spreken van demonisch; demonische krachten. Zij wijzen die dan gaarne ver buiten zich zelve aan. Demonisch, dat was de nationaal socialist. Dat is nu de communist. AI de anderen zijn idealist; zij houden aan het ideaal, dat de mensch in wezen goed is, en zichzelf in eigen kracht een kostelijk levenshuis hier op aarde bouwen kan, met niet dan vrede, soms zelfs „christelijken vrede", vast.

Prof. Romein meent, dat men misschien, door het vasthouden aan zulk ideaal, het demonische zal kunnen beheerschen. D.w.z. in zooverre, dat men de positieve pool versterkt en de negatieve neutraliseert.

Zeker is dat niet. Maar dit staat voor hem vast, dat, als hij zijn ideaal moet laten varen of verzaken, de wereld aan de blinde krachten van den voortgang wordt overgelaten, zoodat het einde een onvoorstelbare catastrophe zal zijn en het leven terugkeert tot het „woest en ledig", zooals het in den beginne was.

Er moet naar zijn meening nu deemoed zijn en kracht van verbeelding, een exacte verbeelding, waarvan Goethe reeds sprak; moed en verbeelding, die kunnen voeren tot de volledige ontplooiing van de onuitputtelijke mogelijkheden, die met het historisch menschzijn in zijn oneindige menschwording zijn gegeven.

Hieruit blijkt, dat men dus precies dezelfde bleef, die men in de revolutionaire achttiende en negentiende eeuw was. Wat zal men ook anders?

Ik verbaas mij daar heelemaal niet over. Er is alleen reden tot verbazing over het feit, dat menschen, die zeggen het Woord Gods te aanvaarden, met de idealen door prof. Romein genoemd, practisch en exact kunnen meegaan. Men moet, dunkt mij, al een heel elegant christen zijn, om niet te begrijpen, dat Groen van Prinsterer het goed zag, toen hij zeide, dat Europa, voortgaande op den weg der revolutie, straks met allerlei luchtspiegeling voor oogen, den afgrond eener revolutie tegemoet gaat, waarbij die van ITS» nog slechts kinderspel was.

Wij hebben trouwens in het nationaal socialisme al heel wat anders beleefd, en zien door het communisme ook reeds heel wat anders aandurven. Er is eenige verandering gekomen, maar die maakt de zaak heel wat erger.

In de vorige eeuw geloofde de mensch in zijn rede. Men was rationalist. De rede, het verstand van den mensch, en dan vooral het hoogere verstand van den wijze, zou alles leeren doorzien en alles goed maken in voortdurenden vooruitgang. Daar kon wel eens een storing komen, als b.v. een wereldoorlog, maar daarna werd de zekerheid nog grooter. Dan zou het zijn: dit nooit weer. Zoo beleefden de menschen het in 1815. daarna in 1918 en nu weer in 1945.

Wij bUjven vooruitgaan, wij bouwen op de rechten van den mensch, wij bevrijden de volken van vrees en gebrek.

Thans is dit geloof in die schoone rede gebroken. Men spreekt nu van irrationalisme, dat nog steeds aan kracht wint.

Wat is dat eigenlijk? Feitelijk niets anders dan mystiek.

Deze mystiek, die wonderlijke beweging van het natuurlijke menschenhart, was ook in de Fransche revollutie, in de achttiende eeuw zeker niet afwezig. Zij blijft den natuurlijken mensch steeds heel dicht bij. Geen wonder ook, want hierin spreekt de zondeval het sterkst; het geloof in de leugen des satans: gij zult als God zijn.

Men was in de dagen dier revolutie zeer bewogen. Groote bewogenheid, die de oproerige scharen in even groote emotie zette, als ook de godsdienstige mystiek dit vermag. Er werd veel geweend in die dagen, en men was buitengemeen gevoelig, wat niet verhinderde, dat men, als de oogen droog waren, met groote ongevoeligheid het werk der guilottine aanzag. Wat weer bevestigt de waarheid, dat deze mystiek den mensch hard maakt als een steen.

Maar de „goddelijke" rede van den mensch stond dan toch op den voorgrond en regeerde de vorige eeuw met haar ideaal van den vooruitgang.

Wij zien, dat de menschen dit ideaal niet willen loslaten. Zij zeggen: als wij dat moesten doen, wat werd er dan van ons?

Maar nu grondt men zich dan niet op de rede, maar op de diepe gevoelens, die in het onderbewuste van den mensch leven. Men gelooft zelfs aan het wonder. Daar kunnen mirakels gebeuren heelemaal tegen het gewoon gezond verstand van voorheen in.

Men kan dingen doen, die lijnrecht tegen elkander ingaan.

Al meer uitgeven en toch overhouden. Alle vastheid van het geld wegnemen en toch leiden tot sparen met een propaganda, die het tekort vergroot. Men kan de loonen verhoogen en toch de prijzen vastleggen en een prijsverhooging stopzetten. Men kan met geregelde tekorten werken, om over te houden, als het maar lang genoeg duurt; ..

Zooals die appèlenvrouw, van wie minister Heemskerk eens verhaalde, die op eiken appel, dien zij verkocht, verloor. Haar winst zat in de menigte. Dit alles is „irrationeel", d.w.z. het gaat tegen de rede, het „gezond verstand" in.

De mystiek wint het van het „realisme", zooals prof. Romein het zegt: zij overheerscht het verstand. Maar een tegenstelling is hier niet.

Want daar is geen rationalist, die het in geraffineerd redeneeren tegen den mysticus kan volhouden. Denken wij maar eens aan de redeneerkunst van de Barthianen. De bron is dezelfde: de menseh wil in eigen kracht, door de inspanning van al zijn gaven van verstand en gemoed opklimmen tot die hoogte, dat hij zijn eigen lot volkomen beheerscht. De menschen zijn, als de Fransche wijsgeer Bergson profeteerde, goden geworden.

Hier beneden ligt voor den menseh zijn rijke toekomst. Hier doet hij de onuitputtelijke mogelijkheden van zijn oneindige menschwording te voorschijn roepen. Hij blijft dezelfde, die hij in de negentiende eeuw was. Alleen, hij is religieus geworden, als de Athenérs, „alleszins als godsdienstiger".

Dezelfde als in de negentiende eeuw? Laat ik eens van vroegere eeuwen vertellen, en gij zult zien, dat ondanks alle verandering, de menseh van nature dezelfde blijft.

Wij moeten de kerkgeschiedenis kennen om de wereldgeschiedenis te verstaan.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 mei 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 mei 1951

De Reformatie | 8 Pagina's