GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Rechtspraak en Staatsneutraliteit

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rechtspraak en Staatsneutraliteit

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(slot)

Eendge voorbeelden van onjuiste mtspraken zijn hier wel op hun plaats.

1. Arrest Hof Den Haag inzake Berkel en Rodenrijs, waarbij de synodocratie werd erkend met als eenige motiveering van belang een beroep op hetgeen Dr H. H. Kuyper in 1944 heeft geschreven over het kerkrecht in „De Heraut". Wij geven hier maar geen commentaar op.

2. Arrest Hof Den Haag van 23 Juni 194Y inzake Giessendam-Nedei'-Hardinxveld in gelijken zin, waarbij het Hof aan de hand van de K.O. zelfstandig naging welke de verhouding van een plaatseüjke kerk tot het verband is, zonder daarbij te treden in beschouwingen, ontleend aan kerkgeschiedenis en wetenschappelijke studies. Een uitspraak met een dergeUjke motiveering is wel erg bedroevend. Zij geeft op haar manier een uitlegging van een „naakte" K.O., zonder deze in het licht te zien van en/of üi verband met de andere officiëele rechtspapieren van onze kerk en moest dus wel tot een verkeerd resultaat leiden.

Had het Hof willen weten, om maar één punt van de „naakte K.O." te noemen, dat het woordje „Kerken" in Kerkenorde ongetwijfeld een enkelvoud is, wat duidelijk blijkt uit de Fransche en Latijnsche vertaling, dan had de conclusie daarvan geen andere kunnen zijn, dan dat het hier gaat om zelfstandige kerken, die zich jegens elkander hebben verbonden te leven onder een voor elk hunner geldend statuut van gelijken inhoud. Een rechtsfiguur, die heusch zoo extreem niet is en in het volkenrecht dikwijls voorkomt, b.v. wanneer souvereine staten zich jegens elkander verplichten eenzelfde wetgeving er op na te houden, b.v. ten aanzien van auteursrecht of wisselrecht. En dat dergeUjke staten gemeenschappelijke vergaderingen en arbitragecommissies kunnen bezitten zonder tot een superstaat te worden is — om maar niet ver van huis te gaan — duidelijk aan de Ministerconferenties en hét Uniehof van de Nederlandsoh-Indonesisehe Unie. Daar hoeft toch niet onvermijdelijk een hiërarchie aan vast te zitten!!

Een andere reden waarom wij deze wijze van uitlegging onjuist achten, is, omdat de rechter de bedoeling van de opstellers had behoorerC na te gaan, zooals de Hooge Raad het eens uitdrukte: „De wet is de in haar tekst uitgedrukte wil van den wetgever; wel mag en moet, waar die tekst voor verschillende uitlegging vatbaar is, des wetgevers van elders ge-Dleken bedoeling in aanmerking komen tot recht verstand, maar zoodanige bedoeling kan nooit gelden als wet in strijd met de woorden, waarvan de wetgever zich heeft bediend om zijn wil uit te drukken". Tevens ligt hier o.i. in, dat de interpretatie van de K.O. moet berusten op oud-Nederlandsche taal en begripsinhouden.

3. Vonnis Rechtbank Maastricht 13 Maart 1947 inzake Maastricht, beslissende, dat do vraag of een vierde formulier is ingevoerd en een nieuw kerkrecht van zuiver theologisch-kerkrechterUjken aard is en zich aan de beoordeeling van den burgerlijken rechter onttrekt. Deze uitspraak achten wij onjuist op grond van de door den Hoogen Raad aangenomeii definitie van kerk naar Nederlandsch burgerlijk recht: „De kerk is een blijvende vereeniging van personen, welke zich de gemeenschappelijke godsvereering harer leden, op den grondslag van gemeenschappeHjke godsdienstige opvattingen, ten doel stelt". Naar onze meening verandert men het doel door een vierde formulier in te voeren en het is dan niet moeilijk meer om vit te maken waar de oorspronkelijke kerk en het oude verband is. Db genoemde definitie is door ons hoogste rechtscollege ontleend aan den R.K. Nijmeegschen hoogleeraar Prof. Mr W. J. A. J. Duynstee (Belangstellenden op het punt van den grondslag verwijzen wij naar het artikel van Ds H. Meulink in „De Reformatie" van 17 Febr. jl., met de strekking waarvan wij instemmen).

Onwillekeurig hebben wij bij het lezen van sonunige dezer uitspraken moeten denken aan het woord van d^n rechter Pontius Pilatus: Wat is waarheid? Ook hij verklaarde zich onbevoegd inzake waarheidsvragen en verkrachtte daarmede het recht door de meerderheid geüjk te geven. Want dit laatste is hier ook het geval geweest en kan zich weer voordoen. De Hooge Raad besliste immers op 23 Juli 1947 inzake Houwerzijl:

„Niet in strijd met het gemeene recht is, dat leeruitspraken door de daartoe bevoegde organen ook voor de minderheid bindend zijn, mits uittreden vrij staat. Volgens het Hof zijn in de Gereformeerde Kerken in Nederland de meerdere vergaderingen daartoe bevoegde organen. (Wij ontkennen dit laatste; meerdere vergaderingen zijn geen organen, doch lasthebsters van de mindere vergaderingen - ^ 'n onderscheid van principieel belang, doch dit bUjve hier verder rusten. L. R.). In de plaatselijke kerk kan uit geloofsovertiiiging de meerderheid of het eenig met gezag tot handelen bekleed orgaan over de losmaking (weer een verkeerde term; vrijmaking behoeft nog geen losmaking te zijn. L. R.) beslissen; ware het anders, dan zou ook de kleinste minderheid haar veto kunnen uitspreken en het recht tot losmaking daardoor illusoir worden. Door gebruik te maken van genoemde bevoegdheid tot uittreden geeft de minderheid de rechten prijs aan de meerderheid, doch dit is nu eenmaal niet anders, indien in een zedelijk lichaam na een geoorloofd besluit van ingrijpenden aard een minderheid de koers van de meerderheid niet wenscht te volgen".

Wij vragen: hoe weet de rechter, dat het besluit geoorloofd is, nu hij niet ad i'undum mag beslissen, immers de quintessens der zaak, de vraag van geloof en waarheid, moet laten rusten? Wij kunnen in deze uitspraak niet anders lezen dan dezen „rechts"regel: de waarheid wordt met meerderheid van stemmen vastgesteld. Art. 31 K.O. geeft naar onze overtuiging een beteren rechtsregel.

Een bekend Haagsch advocaat. Mr D. J. Veegens, teekende bij dit arrest aan: „Opoffering van haar aandeel in de bezittingen van den rechtspersoon door de minderheid ziet de Hooge Raad als het noodzakelijk gevolg van ieder diepgaand meeningsverschil over een geoorloofd ingrijpend besluit. De grondwetteUjke waarborg der gelijkheid van alle kerkgenootschappen voor de wet brengt mede, dat een scheuring in de Gereformeerde Kerken wordt berecht op denzelfden voet als de ruzie in een voetbalclub, in welke competitie men zal spelen".

Gelukkig zijn er in Nederland ook betere uitspraken gedaan. Ten bewijze van goede interpretatie-methoden citeeren wij met instemming de volgende uitspraken van het Hof te Arnhem:

1. Van 28 Mei 1946 inzake Enschede:

„Het beginsel der reformatie, neergelegd in art. 85 K.O., zooals dit artikel door gezaghebbende Gereformeerde theologen wordt verstaan, was de verbreking der hiërarchie in de Kerk, zooals die in de Roomsch-Katholieke Kerk bestond en op dien grond moet worden aangenomen, dat de plaatselijke Gereformeerde Kerk autonoom is en mitsdien haar verband met de andere Gereformeerde Kerken in Nederland op vrijwilligheid berust".

2. Van 10 Januari 1950 inzake Daarlerveen:

„dat een van de grondbeginselen van de gereformeerde kerkinrichting is de vrijheid en zelfstandigheid der plaatseUjke kerk, welk beginsel reeds werd vastgelegd in het eerste artikel van de acta van de eerste Synode (te Embden in 1571) om te doen uitkomen, dat het bij 't samenkomen eener synode, waartegen de HoUandsche kerken bezwaren hadden ingebracht, niet was te doen om heerschappij en hiërarchie, doch om onderling verband te kweeken en te onderhouden; dat dit beginsel, hetwelli: in alle volgende kerkenordeningen is opgenomen, gelijk ook in de huidige in artikel 84 (lees 85. L. R.) de gereformeerde kerkinrichting beheerscht in dien zin, dat de synoden en classes niet zooals in de Ned. Hervormde Kerk sinds 1816 zijn bestuursUchamen, waarbij aan de plaatseUjke kerken of gemeenten slechts geringe zelfstandigheid is gelateii, doch alleen vergaderingen, welker bevoegdheid niét originair is, maar aan welke door de plaatseUjke ker-

ken is overgelaten om te besluiten in zaken, die de '• plaatselijke kerk zelf niet af kan doen en in de zaken, ' die alle plaatselijke kerken tezamen aangaan; dat hier van een centraal genootschap, zooals in de R.K. Kerk ' en de Ned. Hervormde Kerk geen sprake is, doch veeleer van een federatief verband, waartoe de plaatselijke kerken vrijwillig zijn toegetreden en waarbij deze ' haar zelfstandig en autonoom karakter hebben bewaard".

Wij hopen met 't vorenstaande te hebben duidelijk gemaakt tot welie gevolgen 't kan leiden en heeft geleid, wanneer de Staat den rechter verbiedt 'n kerkgemeenschap te behandelen naar haar eigen wet, nl. dat de • staatsneutraliteit leidt tot onderdrukking van 't beginsel der Reformatie. Men zal daartegen aanvoeren, dat 't in den modernen staat moeilijk anders kan, doch wij zijn van meening, dat onder de tegenwoordige Grondwet althans een verbetering mogelijk is. Indien nl. geen recht kan worden gedaan overeenkomstig de stellige bepalingen van de kerkeüjke orde, is het bij kerkscheuring beter dan een uitspraak naar vermeend recht te : doen, uit te gaan van de (eveneens vermeende) bilUjkheid, bestaande in een verdeeling naar evenredigheid ! van het aantal leden c.q. het betalen van een uitkoopsom op denzelfden grondslag door de meerderheid. Dit dus alleen in geval er geen recht kan worden gedaan wegens incompetentie in geloofszaken. Een dergehjke figuur is-in het Nederlandsche recht niet geheel onbekend en werd toegepast in rechtsherstelzaken van oorlogsslachtoffers. Als de rechtsverhoudingen daar niet kunnen komen vast te staan, b.v. doordat de bewijsstukken verdwenen zijn of men eenvoudigweg niet weet hoe de rechten en plichten hggen, zal de Raad voor het Rechtsherstel niet uitgaan van het , , beati possidentes", doch naar billijkheid de verhoudingen regelen.

Het is denkbaar moeilijkheden van dezen aard in de toekomst te vermijden door het bestaande kerkrecht te wijzigen. Wij zijn echter daartegen gekasi uit de principiëele overweging, dat hier niet de fout ligt hij het kerkrecht (in ruimeren zin), doch bij de wetgeving van den staat. Aan vreemde insluipsels üi de K.O., die indruischen tegen haar geest hebben wij geen "behoefte. Zij zouden alleen maar aanleidhig kunnen geven voor leerstellingen, die niet volgens de Belijdenis zijn. Misschien ligt hier wel een taak op politiek gebied. •

Tenslotte mogen wij resumeerend de volgende conclusies trekken:

1. De verhouding tusschen kerkrecht (in engeren zm) en belijdenis is van prmcipieel belang, zoowel voor wat de verhoudingen binnen de kerk betreft als die van de kerk naar buiten. De K.O. zij niet meer dan een nadere uitwerking van de Geloofsbelijdenis.

2. In handelingen door de kerken met overheidsorganen neme men niet te gauw aan, dat het gaat om zaken van geloof en waarheid, die zich aan de beoordeeling van de overheid onttrekken, doch wijze men op het rechtskarakter in onze kerken van de belijdenisnormen. Het is beter, dat de overheid zelve zegt, dat onze rechtsnormen door haar niet worden erkend — wat dan nog altijd te toetsen ware aan het geldende staatsrecht — dan dat dit door de kerken haar bij voorbaat reeds zou worden gesuggereerd.

3. Door de neutraliteit van den staat ten opzichte van de kerken is het formeele recht (zie het artikel Vormen? : Normen, „De Reformatie" van 23 Juni 1951) van meer dan gewone beteekenis geworden, hetgeen een waarschuwing voor de kerken moet zijn deze vormen niet gering te schatten, mede daar juist zij een belangrijke pleitgTond bij de overheid kunnen blijken om den kerken recht te doen, nu de Grondwet aan de overheidsorganen verbiedt zich met geloofs-en waarheidsvragen in te laten.

Scheveningen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Rechtspraak en Staatsneutraliteit

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1951

De Reformatie | 8 Pagina's