GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De kerk en haar diensten (Art. 27 N. G. B.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerk en haar diensten (Art. 27 N. G. B.)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

.) HOOFDARTIKEL

VII. WIJ GELOOVEN EN BELIJDEN EEN KERK

Schriftbewijs

10. Onder den Franschen tekst van artikel 27 in de uitgave van de Nederlandsche belijdenisschriften van Bakhuizen van den Brink worden de volgende SchriftniRatsen genoemd;

Psalm 46 : 6, waar we lezen: God is in het midden van haar; zij zal niet wankelen; God zal haar helpen in het aanbreken van den morgenstond.

BUjkens het voorafgaande vers gaat het hier over Jeruzalem, de stad Gods. En van die stad Gods, waar de Heere woont, wordt dan gezegd, dat zij door de hulp des Heeren zal stand houden, al zijn er ook vijanden die haar aanvallen, gelijk in art. 27 beleden wordt.

Terecht wordt, waar de Schrift spreekt van de stad Gods, dit toegepast op de kerk. De kerk is de woonstede Gods. Het oudtestamentisch Jeruzalem is voorbeeld en^ afschaduwing van de kerk van Christus. In het boek Openbaring vinden we Jeruzalem terug, n.l. het nieuwe Jeruzalem, dat uit den hemel afdaalt (3 : 12, 21 : 2, nadere beschrijving 21 : 10 v.v.), terwijl ook de brief aan de Galaten, handelende over de nieuwtestamentische kerk den naam Jeruzalem invoert, sprekende van het Jeruzalem dat boven is (4 : 26).

Ook hieruit valt af te leiden dat de kerk iets anders en iets meer is dan de som van alle geloovigen. Jeruzalem is een stad, niet een hoop losse steenen, maar op een bepaalde manier samengevoegde steenen, samengevoegd tot een georganiseerd geheel.

Jeremia 31 : 36, waar we lezen: Indien deze ordeningen van voor Mijn aangezicht zullen wijken, spreekt de HEERE, zoo zal het zaad Israels ophouden, dat het geen volk zij voor Mijn aangezicht, al de dagen.

In het voorafgaande vers gaat het over de ordeningen, die de Heere gegeven heeft aan de natuur. Deze ordeningen zullen stand houden. En zoo zal ook het volk des Heeren stand houden.

Psalm 102 : 14: Gij zult opstaan; Gij zult U ontfermen over Zion; want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen.

Hier wordt bezongen de trouw Gods, waardoor Hij niet laat varen de werken Zijner handen, en ook na verval Zijn kerk weder opricht.

Matth. 28 : 20: En ziet. Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld.

Deze belofte geeft Christus voor Zijn hemelvaart aan de discipelen, aan de nieuwtestamentische kerk, die de opdracht heeft ontvangen om de wereld in te gaan, predikende en doopende, dat is: de kerk vergaderende, waarin dus toegezegd wordt, dat de kerk nimmer zal ondergaan.

2 Sam. 7 : 16: Doch uw huis zal bestendig zijn, en uw koninkrijk tot in eeuwigheid.

Deze belofte wordt aan David gegeven, en waar David de ambtelijke drager is van de heerschappij des HEEREN over het volk des HEEREN, beteekent dit dus dat die heerschappij des Heeren eeuwig zal bestaan.

Lukas 1 : 32: Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God de Heere zal Hem den troon van Zijn vader David geven.

Hier hebben we te doen met vervulling van de voorafgaande Schriftplaats. De heerschappij des Heeren over Zijn volk heeft eeuwig bestand in het koningschap van den Heere Jezus Christus. En waar het koiiingsjhap \; c; üvvig is, ia Oük "vrerzekei.ii dal er alcija onderdanen zullen zijn.

In het voorbijgaan kan hier opgemerkt worden dat de belijdenis de verhouding tusschen kerk en koninkrijk Gods aldus ziet, dat de kerk is de vergadering der (getrouwe) onderdanen van het koninkrijk Gods.

Psalm 89 : 37: Zijn zaad zal in eeuwigheid zijn, en zijn troon zal voor Mij zijn gelijk de zon.

Ook hier gaat het over het koningschap van David, dat zijn vervulling vindt in Christus. Vergehjk voorts t.a.v. het tweede lid het hierboven aangehaalde Jer. 31 : 36.

Psahn 110 : 4: De HEERE heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.

De koning, die hier toegesproken wordt, zal priester zijn in eeuwigheid, en daarmee is ook het eeuwig koningschap verzekerd.

De „ordening van Melchizedek" staat tegenover de „ordening van Aaron" (vgl. Hebr. 7). Het priesterschap naar de ordening van Aaron is het priesterschap volgens de wet der erfopvolging: de vader sterft, de zoon volgt hem op. Volgens deze ordening krijgt men dus het priesterschap van zijn voorganger, die sterft, en moet men het weer overgeven aan z'n opvolger wanneer men zelf sterft. Maar het priesterschap naar de ordening van Melchizedek is anders van aard. Volgens die ordening ontvangt men het niet van een voorganger, maar door rechtstreeksche aanstelling, en geeft men het niet over aan een opvolger, maar behoudt men het in eeuwigheid.

Genesis 22: Dit hoofdstuk verhaalt ons de offerande van Izak door Abraham, waarna de Heere aan Abraham belooft de sterke vermenigvuldiging van zijn zaad, en de overwinning van de vijanden door dat zaad. Ook hier wordt dus beloofd dat de kerk niet ondergaat.

Rom. 11: Dit hoofdstuk spreekt van het voortbestaan van het volk Gods ondanks de verwerping van het volk Israël. Wederom dus: bewaring van de kerk door alle tijden. *

1 Koningen 19 : 18: Ook heb Ik in Israël doen overblijven zeven duizend, alle knieën, die zich niet gebogen hebben voor Baal, en allen mond, die hem niet gekust heeft.

Deze tekst wordt in artikel 27 uitdrukkelijk aangehaald als bewijzende het voortbestaan der kerk. In het hiervoor genoemde hoofdstuk wordt deze Schriftplaats ook geciteerd door Paulus (Rom. 11 : 4).

2 Tim. 2 : 19: Evenwel het vaste fundament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn; en: Een iegelijk, die den Naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid.

Ook hier wordt verzekerd het in stand blijven van de kerk. In het voorafgaande gedeelte wordt gesproken over afwijking van de waarheid. Maar daartegenover staat wat de tekst zegt: Het vaste fundament Gods staat. Het fundament der kerk is onwankelbaar, en daarmee staat ook de kerk vast. Wel komen er dwaalleeraars in de kerk op, maar: De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn, de Heere kent en erkent zijn getrouwe dienaren, de getrouwe bouwers der kerk, ook al worden ze door de menschen niet erkend, maar gesmaad en gelasterd. En deze trouwe dienaars zijn te herkennen aan „afstand van ongerechtigheid". Het gaat niet om het roepen: Heere! Heere!, maar om het doen van den wil des Vaders. Door het bewaren van de zuivere leer en het tekeer gaan van ongerechtigheid, afwijking van die zuivere leer, wordt de kerk gebouwd op het eenige fundament.

Ook hier hooren we dus Gods belofte, dat de kerk niet zal ondergaan.

Lukas 17 : 21: En men zal niet zeggen: Ziet hier, of ziet daar; want ziet, iet Komnkrijk Gods i, s binnen ulieden.

Hieraan gaat vooraf, dat het koninkrijk Gods niet komt met uiterlijk gelaat. Wat naar wereldlijken maatstaf groot is en machtig en invloedrijk, dat is het. daarom nog niet naar, den maatstaf Gods. De macht der kerk is niet de macht van het getal, van de krachtige organisatie, van den tastbaren invloed. Al schijnt de kerk in de oogen der menschen tot niet te zijn gekomen, haar bestaan, haar macht, haar invloed verloren te hebben, daarom is dat nog niet zoo. Hier moeten andere maatstaven aangelegd worden.

Matth. 11 : 25: In denzelfden tijd antwoordde Jezus en zei de: Ik dank U, Vader! Heere des hemels en der aarde! dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt ze den kinderkens geopenbaard. Ook hier hooren we, dat de kerk niet beoordeeld moet worden naar wereldlijke maatstaven.

Hand. 4 : 32: En de menigte van degenen, die geloofden, was één hart en één ziel; en niemand zeide, dat iets van hetgeen hij had zijn eigen ware, maar alle dingen waren hun gemeen.

Hier wordt gesproken van de eenheid der kerk, vereenigd zijnde met hart en wil in één zelfden Geest, door de kracht des geloofs.

Efeze 4:4: Eén lichaam is het, en één Geest, gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot één hoop uwer beroeping.

Ook deze Schriftplaats spreekt van de eenheid der kerk door den Geest.

1 Petr. 3 : 20: Die eertijds ongehoorzaam waren, wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte, in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd; waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water.

Hier is weer sprake van het in stand blijven der kerk, al schijnt zij in de oogen der menschen haast tot niet gekomen te zijn.

Genesis 22 : 18: En in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt.

Hier wordt gesproken van de wereldkerk: de kerk is verspreid en verstrooid door de geheele wereld.

Matth. 16 : 18: En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus; en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.

Weer is hier sprake van het instand bUjven der kerk, hoe ook de vijanden tegen haar woeden.

Jesaja 1:9: Zoo niet de HEERE der heirseharen ons nog een weinig overblijfsel had gelaten, als So-, dom zouden wij gelijk geworden zijn; wij zouden Gomorra gelijk zijn geworden.

Door de genade des Heeren blijft de kerk in stand.

al is het maar een klein en zwak overblijfsel, niets in de oogen der menschen.

Rom. 9 : 29: En gelijk Jesaja tevoren gezegd heeft: Indien de Heere Sebaoth ons geen zaad had overgelaten, zo waren wij als Sodom geworden, en Gomorra gelijk gemaakt gsweest.

Dit is dezelfde Schriftplaats, door Paulus aangehaald in verband met de verwerping van Israël als bondsvolk en de opname-in-het-verbond van de heidenen.

Joel 2 : 32: En het zal geschieden, al wie den Naam des HEEREN zal aanroepen zal behouden worden; want op den berg Zions en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, gelijk als de HEERE gezegd heeft; en dat, bij de overgeblevenen, die de HEERE zal roepen.

Deze tekst zal hier wel zijn genoemd, omdat hier ook sprake is van „overgeblevenen". Zij het klein in getal en macht, de kerk blijft in stand.

Hand. 2 : 21: En het zal zijn, dat een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden.

Dit is een aanhaling uit den voorafgaanden tekst. Er is verlossing, maar alleen voor wie den Naam des Heeren aanroept. En dat beteekent in Petrus' mond op den Pinksterdag: voor wie Jezus van Nazareth, van God gezonden, erkent als den Christus der Schriften. Wie dat doet in het concrete Israël van dien dag, behoort bij het overblijfsel van Israël, dat zaUg wordt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

De kerk en haar diensten (Art. 27 N. G. B.)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's