GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Op de keper beschouwd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op de keper beschouwd

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

LITERATUUR EN KUNST

Dr W. J. C. Buitendijk, professor aan de Vrije Universiteit, gaf, bij de Uitgeefster J. H. Kok, N.V. te Kampen, onlangs een verzameling studiën en critieken uit onder bovenstaande titel.

Op het stofomslag kondigt de Uitgeefster dit werk aan met de volgende woorden: „Dr Buitendijk legt in dit werk de grondslag voor een nieuwe christelijke literatuurlDeschouwing. Het is een werk, dat voor de ontwikkeling van de christelijke literatuur van grote betekenis zal blijken te zijn, omdat hierin principiële richtlijnen worden gegeven ".

Beantwoordt dit werk aan de verwachtingen, welke irieï uoor de Uitgeefster worden gewekt?

De auteur zelf is wat voorzichtiger in zijn uitdrukkingen, wanneer hij ons in zijn „Woord vooraf" vertelt, dat dit boek een keuze bevat uit studiën, die in de jaren 1946 tot 1950 gepubliceerd werden in verschillende periodieken, of uitgesproken voor de radio („onder de N.C.R.V.-Leeslamp") of andere instellingen. Hij noemt deze studiën een „bundeling essays". Hiermede wordt althans niet de suggestie gewekt, dat we hier te maken hebben met een grondleggende verhandeling over literatuur, waarmee „een nieuwe christelijke literatuurbeschouwing" wordt gepresenteerd. Blijkens ditzelfde Woord vooraf, hebben wij de titel van deze verzamelbundel: „Op de keper beschouwd", dan ook meer te betrekken op de critische bespreking van een aantal, meest moderne, literaire werken, welke in het tweede deel voorkomen, dan op de essays, die in het eerste deel een plaats vonden.

Maar dit in het oog vattend, mogen we bij de bespreking van dit werk toch rekening houden met het feit, dat een professor aan de Vrije Universiteit deze publicaties aan het gereformeerde volk aanbiedt en in de tweede plaats, dat hij in deze publicaties radieaal andere wegen gaat dan ons gereformeerde volk, opgevoed bij de Vrije Universiteit, voorheen geleerd is te gaan.

Het verwondert dan ook niet, dat dit boek de pennen in beweging heeft gebracht.

We herinneren aan een gedegen artikel van de heer G. Puchinger in zijn altijd interessant blad Polemios en aan wat o.a.- de heer J. D. P. Warners er over schreef in : „In de Waagschaal" en wat, ter bestrijding van de manier van critiek-geven. Prof. Dr G. C. Berkouwer, tegenover Warners, schrijft in: , , Gereformeerd Weekblad" onder de titel: „Een onwaardige recensie". („In de Waagschaal" van 8 Februari j.l. en „Geref. Weekblad" van 15 Febr. d.o.v.).

De Heer Puchinger wijst dit werk principieel af, omdat hij in dit werk aantreft SYNTHESE en omdat hij er in mist PURITANISME en daarom tot de overtuiging komt, dat Dr Buitendijk inzake de Literatuur definitief andere wegen zal willen bewandelen dan de School van prof. Dr J. Wille, waaruit hij is voortgekomen. , , En", zegt de heer Puchinger, „wanneer dit juist mocht zijn, dan lijkt het mij ook juist, dat dit althans niet onopgemerkt geschiede! En zo dit dan dreigt te geschieden, dan is het mij een daad van overtuiging, dat het op mijn weg kan liggen om deze paranymphen-aanslag op het onderwijs van een door ons om zijn beginselen geëerd Leermeester zo niet te pareren, dan toch te signaleren."

Wanneer het inderdaad de bedoeling is geweest van Dr Buitendijk, door de sterk synthetische inslag van zijn werk (we hopen daar later op terug te komen) de mensen uit andere kring' nu ook wat sympathieker te stemmen voor wat er uit het Christelijke kamp over Literatuur gezegd en gedacht wordt, heeft deze bedoeling, althans voor wat de kring van „In de Waagschaal" betreft, wel grandioos schipbreuk geleden. De Heer Warners zegt b.v. o.m.: „Ik besef, dat allerlei opvattingen en meningen van Dr Buitendijk en zijn gereformeerde broeders mij zo wezensvreemd zijn, dat ik mij gemakkelijker zou kunnen verplaatsen in de overtuigingen van een Boeddhist dan in die, welke dit boek bevat". Hij heeft nog nimmer geloofd in een , , calvinistische literatuurbeschouwing of een christelijke letterkunde en na de lezing van dit boek gelooft hij er nog minder van dan voordien, zó schrijft hij.

Wanneer Warners critiek uitoefent op wat Dr Buitendijk schreef over Greshoff, besluit hij: , , Ik weet niet, welke kolder ik meer moet waarderen, die van Greshoff of die van Buitendijk ".

En zo gaat het maar door.

Nu zeiden we reeds, dat Prof. Berkouwer op zijn beurt weer- de pen opnam tegen de manier waarop , , In de Waagschaal" critiek uitoefende op dit boek.

Met veel wat Prof. Berkouwer aanvoert kunnen we ons verenigen, maar toch blijft de vraag: geeft Dr Buitendijk geen aanleiding tot een dergelijke „afmaakmethode"? Het synthese-standpunt is nog nooit in de historie een goed strategisch standpunt geweest om het Calvinisme tegen libertinisme of liberalisme te verdedigen.

Het is nu zeventig jaar geleden, dat Dr A. Kuyper, de stichter van de Vrije Universiteit, eens gedwongen werd ongeveer precies dezelfde materie, als Dr Buitendijk in zijn boek behandelde, n.l. de Calvinistische gedachte ten aanzien van literatuur, kunst en publiek vermaak, te verdedigen tegenover een Vrijzinnige, Rooms-katholieke en Ethische pers (we hopen daar later op terug te komen, mede om aan te tonen, dat Dr Buitendijk niet slechts Dr Wille verloochent, maar het gehele verleden van de Vrije Universiteit 'desavoueert), maar ofschoon mag worden aangenomen, dat die Vrijzinnige pers nog minder begrip had van wat Calvinisme is, dan verondersteld mag worden te heersen in de kring van de Barthiaans georiënteerde Waagschaal-mensen, was een reactie, als Dr Buitendijk hier ontmoet, toen onmogelijk. En dat niet door een andere mentaliteit van de linkse pers, maar doordat Kuyper deze dingen antithetisch en principieel aan de orde bracht. Er was ook toen zeer zeker felle reactie, vijandig soms, maar men begreep opperbest hoe de dingen lagen. Want wie de zaken, waar het hier om gaat antithetisch stelt, spreekt voor ieder klare taal, wie naar een synthese zoekt tussen Calvinisme en allerlei andere , , ismen", brengt de zaken in de mist, en kan op reacties als prof. Berkouwer „onwaardig" noemt, rekenen.

Of is het niet in een dikke mist brengen, wanneer Dr Buitendijk over Greshoff schrijft: , , Greshoff staat, althans in de laatste jaren, aan het begin van de kennis Gods. Onmiskenbaar heeft hij in de poëzie — te verstaan in de ruimste zin — de voetstappen van God gezien, en het is. hem een oorzaak tot verheerlijking van God". Met instemming citeert hij Greshoff, wanneer deze zegt: , , Niemand ontkent dat gedichten gevonden voorwerpen zijn. Wie heeft ze verloren? God? "

Is het nu wonder, dat de schrijver van „In de Waagschaal" dit , , kolder" noemt? We kunnen niet anders, dan het met deze eens zijn, wanneer hij schrijft: „Hoe kan Greshoff de in Christus geopenbaarde God verheerlijken, terwijl hij Hem maar nauwelijks kent? Wat heeft Greshoff bedoeld met deze betise? Zie ik het goed, dan is het in het beste geval een slap aftreksel van die overschone platonische theorie over de herkomst van het kunstwerk, maar ik vraag me af, wat dat nu te maken heeft met de Godskennis, waarover Buitendijk schrijft ".

Wanneer iemand maar geen atheïst is, schijnt Buitendijk al. reden tot blijdschap en dankbaarheid te hebben. Maar hij neemt de vraag in zijn boek niet in overweging, of de Deïst en de Pantheïst „op de keper he­

schouwd" niet minstens even erg God in Zijn ere aantasten.

Dr Buitendijk blijkt, volgens zijn boek een aanhanger te zijn van Prof. Huizinga's „homo-ludens"-theorie. (Vóór het colere, de cultuurvorming, was er het ludere, het spel).

Zonder meer zou men hier al kunnen vragen: is de Calvinistische Vrije Universiteit al zo ver weg, dat zij leentjebuur moet gaan spelen bij de humanistische Leidse Universiteit, zelfs waar het de primaire beginselen van het CalVinisme betreft? Maar wanneer, de recensent van „In de Waagschaal", de teksten, die Dr Buitendijk voor deze theorie aanvoert, citeert, kunnen we hem weer niet anders dan volkomen gelijk geven, wanneer hij hier spreekt van „bedenkelijk bijbelgebruik".

Want ook wij kunnen hierin niets anders zien dan een aprioristisch benaderen van de Schrift. Men stelt eerst de theorie vast en gaat dan de Bijbelteksten opzoeken, welke deze theorie zouden kunnen dekken met de .autoriteit der Heilige Schrift.

Nu begrijpen we heel goed hoe Dr Buitendijk tot zijn sympathie voor de synthese gekomen is.

Men treft het gehele boek door, wat we zouden willen noemen, een soort , , minderwaardigheidscomplex". Wanneer hij op pag. 42 constateert: , .Intussen verslaat de moderne kunst haar duizendtallen in de kring des Verbonds", dan is dat een klacht, die we als donkere en bittere ondertoon het gehele boek door beluisteren kunnen. B.v. ook op pag. 66 komt dit heel sterk uit, wanneer hij geconstateerd heeft, dat na 1860 minder kunstenaars onder ons optreden, dan onder de niet-orthodoxe Christenen, zegt hij: , , Hier past het ons ootmoedig schuld te belijden, dat ons geloof niet sterker is dan de zuigkracht en de suggestie van de wereld. Hier lig^t onze roeping onszelf af te vragen, of we ons niet op een of ander punt moeten herzien: zit hier ergens wantrouwen tegenover een toch voorgoed ontkerstende cultuur, schuilt hier kleingeloof vanwege de gevaren, die aan die kant loeren? Dan zouden er dus vele artistiek begaafden voor Christus' kerk verloren gaan en dan beroven wij hen zelf van het onuitsprekelijk voorrecht: Jezus lief te hebben".

Deze onrust doortrilt het gehele boek en we zeggen er direct bij: er bestaat een heilige onrust zo goed als er een heilige rust bestaat. Maar wij m-enen, dat de onrust, welke dit boek deed geboren worden, zeker diep ernstig gemeend is, maar toch uit verkeerde bron ontsproten is.

Want de oorzaak van de terecht door hem geconstateerde apostasie, of afval, ligt niet in het antithetisch leven van de belijders der gereformeerde religie, maar juist in het hunkerend zoeken naar de synthese met deze wereld, die met al haar cultuur onder het oordeel ligt.

We willen daar graag in een volgend artikel nog

iets van zeggen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Op de keper beschouwd

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's